Zaterdag 25/03/2023

Thomas Piketty

Dit wil Piketty doen met Europa na de brexit

null Beeld ap
Beeld ap

Thomas Piketty is een Franse econoom, verbonden aan de École d'économie de Paris. Hij is de auteur van de wereldwijde bestseller Kapitaal in de 21ste eeuw. Deze bijdrage verscheen eerder in Le Monde.

Thomas Piketty

Laten we eerlijk zijn: tot de vroege ochtend van 24 juni geloofde niemand echt dat de Britten uit de EU zouden stappen. Nu de ramp zich voltrokken heeft, is de verleiding groot om de moed op te geven en de droom van een democratische, progressieve hervorming van Europa te laten varen. Toch moeten we doorzetten en weer hopen, want we hebben geen andere optie: de opkomst van nationaal egoïsme en xenofobie leidt Europa recht naar de afgrond.

Wat moet er veranderen en wat moet duidelijker worden om Europa na de brexit te herbouwen?

Het is al meer dan eens gezegd: de brexit is meer een afwijzing van immigratie en globalisering dan een afwijzing van de EU als dusdanig. Deze terugval in de xenofobie, die ondanks de specifieke trekjes van de Britse situatie veel gemeen heeft met wat we in Frankrijk met het Front National zien en in de VS met Trump, is au fond nihilistisch en irrationeel. Het stigmatiseren van immigranten en vreemde landen en culturen zal niet helpen om de problemen op te lossen, integendeel. En Groot-Brittannië zal zijn weg zeker niet terugvinden door zich buiten het enige bestaande Europese overlegkader te plaatsen.

Thomas Piketty. Beeld rv
Thomas Piketty.Beeld rv

Meer globalisering, meer ongelijkheid

Dat is allemaal waar, maar twee punten verdienen verduidelijking. Ten eerste is de brexit ook een reactie tegen het feit dat de Europese instellingen - die compleet gericht zijn op steeds grotere concurrentie tussen regio's en landen, zonder een gemeenschappelijke sociale en fiscale basis - de ongelijkheid die de globalisering al decennia schept, hebben vergroot.

Omdat een democratische en progressieve respons uitblijft, is het geen wonder dat de arbeiders en de middenklasse uiteindelijk hun heil zoeken bij xenofobe krachten. Dat is een pathologisch antwoord op een reële verzaking. Het Europese project is ontstaan uit de gemeenschappelijke markt van de jaren 1950-'70, de tijd van heropbouw en van groei, maar heeft zich nooit kunnen hervormen tot een effectieve kracht voor de regulering van het gemondialiseerde financiële kapitalisme dat sinds de jaren 1980-'90 een hoge vlucht genomen heeft.

Daarnaast kunnen we niet ontkennen dat UKIP of het Front National helaas niet de enige politieke krachten zijn die in de afgelopen jaren aan het nationale egoïsme en de collectieve irrationaliteit hebben toegegeven. Vooral de kortzichtige zelfzucht en de opkomst van 'ieder voor zich' verklaren het rampzalige beheer van de financiële crisis door de landen van de eurozone sinds 2008.

De opeenvolgende centrum-rechtse en centrum-linkse regeringen (CDU, UMP, PS) aan beide zijden van de Rijn dragen in dit opzicht een verpletterende historische verantwoordelijkheid. Al tien jaar lang voert Duitsland hetzelfde onvermurwbare discours: als alle landen van de eurozone het Duitse voorbeeld zouden volgen, dezelfde hervormingen zouden invoeren, zich even betrouwbaar en deugdzaam zouden gedragen, enzovoort, dan zou alles goed gaan in de beste aller werelden.

Volslagen onredelijk

Dit moraliserende, betuttelende en nationalistische discours is compleet onredelijk. Natuurlijk kunnen we lessen trekken uit het Duitse industriële en sociale model. Maar als elk land van de eurozone hetzelfde beleid van algemene loondeflatie zou voeren en hetzelfde gigantische handelsoverschot van 8 procent van het bbp zou hebben - een unicum in de geschiedenis sinds de industriële revolutie - zou er per definitie nergens ter wereld iemand zijn die het overschot zou kunnen absorberen.

De Duitse leiders negeren nog altijd een realiteit die voor de rest van de wereld en voor de geschiedenis zonneklaar is: hun welvaart en hun lage werkloosheid zijn voor een groot stuk ten koste van de buurlanden gegaan. Als er nog verschillende munten bestonden, zou Zuid-Europa gewoon fors kunnen devalueren. Maar toen men voor de eenheidsmunt koos, had men de lonen en de overheidsinvesteringen in Duitsland massaal moeten optrekken (wat men nog altijd zou moeten doen) en een fiscale en begrotingsunie moeten invoeren.

Frankrijk, dat Duitsland graag als een slecht excuus gebruikt om niets te doen, heeft Zuid-Europa laten vallen omdat het van dezelfde ultralage rentevoeten profiteert als zijn Duitse buur. Het gevolg van dat alles: de leiders van de eurozone hebben een extreem besparingsbeleid opgelegd dat de zone in 2011-2013 in een absurde recessie heeft doen wegzinken, tegen de rest van de wereld in, een recessie waarvan we amper aan het herstellen zijn.

Blok aan het been

Zo is de eurozone een blok aan het been geworden voor Europa. De voorstanders van de brexit hebben dat in hun campagne uitgebuit: waarom zouden we bij een groep landen blijven die ons naar omlaag trekken en niet eens hun eenheidsmunt fatsoenlijk kunnen beheren? De euro moest het begin worden van de transformatie van de gemeenschappelijke markt in een politieke unie die ons tegen beursspeculatie zou beschermen. Hij zou de eerste stap zijn naar een openbare macht die het kapitalisme van de 21ste eeuw aan banden zou leggen. In werkelijkheid is de euro een helse machine geworden die alles dreigt te laten ontsporen.

Wat nu? Ten eerste moet men duidelijk maken dat de EU meer hoort te zijn dan een uitgestrekte zone met vrij verkeer van goederen, diensten en kapitaal maar zonder fiscale, sociale of andere regulering. Een duurzame economische groei vraagt openbare diensten, infrastructuur, onderwijs, ziekteverzekering, een gelijktrekking van regio's, gelijke kansen... Dat alles heeft een prijs.

Het Verenigd Koninkrijk zal nu trachten om een status zoals die van Noorwegen, IJsland en Zwitserland te krijgen. Het is de hoogste tijd om de Britten eraan te herinneren dat ze ervoor zullen moeten betalen. Als de Franse en Duitse regeringen hen daar vroeger hadden op gewezen, in alle transparantie, had dat de gang van zaken kunnen veranderen.

Noorwegen en IJsland maken deel uit van de Europese Economische Ruimte (EER), die hen een volledige toegang tot de eenheidsmarkt garandeert. Maar in ruil moeten de twee landen vrijwel alle wetten van de Unie toepassen en een bijdrage aan de Europese begroting leveren (ongeveer evenveel als de huidige Britse bijdrage, uitgedrukt in percentage van het bbp), terwijl ze geen stem hebben in de collectieve besluitvorming. Men zou trouwens van de gelegenheid gebruik moeten maken om dezelfde regels toe te passen op Zwitserland, dat momenteel een bevoorrechte status geniet (het draagt de helft minder bij aan de begroting).

Valsspelers straffen

Los van de kwestie van de begrotingsbijdragen van de landen die buiten de Unie staan maar wel van de eenheidsmarkt willen profiteren, is het tijd om over sancties te praten tegen landen die het niet te nauw nemen met de reglementen en vooral geen strenge regels toepassen inzake de financiële transparantie en de strijd tegen fiscale optimalisatie.

Het is niet normaal dat het Zwitserse bankgeheim pas (een beetje) werd versoepeld toen Amerika met sancties dreigde. Volgens de berekeningen van Gabriel Zucman (The Hidden Wealth of Nations, vertaald als Belastingparadijzen) komt de winst die het bankgeheim Zwitserland oplevert, overeen met wat het land zou moeten betalen als zijn drie grootste buren (Duitsland, Frankrijk en Italië) 30 procent douanerechten zouden heffen.

Hetzelfde geldt voor de Londense City en de belastingparadijzen onder de Britse kroon. Men zal zorgvuldig de schade moeten berekenen die zij berokkenen en evenredige sancties moeten opleggen.

Roofbouw

Zolang men niet bereid is om dergelijke sancties toe te passen, is het normaal dat landen ervoor kiezen om buiten de EU te blijven. Als je van de eenheidsmarkt kunt genieten en tegelijkertijd de fiscale basis van de buren kunt aftappen, waarom dan niet? Het wettelijke en politieke stelsel waarin Europa zich heeft verstrikt en dat uiteindelijk op een heiligverklaring van het vrije verkeer en de vrije markt neerkomt, zonder een ernstige collectieve regulering, leidt ons recht naar nieuwe brexits.

Als men de eurozone wil redden, zal men het roer drastisch moeten omgooien. In januari 2015, na de verkiezingsoverwinning van Syriza in Griekenland (die het gevolg was van de koppige weigering van de Europeanen om de schuldherschikking uit te voeren die ze aan de vorige regering had beloofd), hebben de leiders van de eurozone de absurde keuze gemaakt om het land te vernederen, om te voorkomen dat andere kiezers zich door het avontuur zouden laten verleiden.

Dat heeft voor een stuk gewerkt, want Podemos heeft zich in de Spaanse verkiezingen van december 2015 en juni 2016 tevreden moeten stellen met een gelijkspel met de PSOE. Maar Spanje is nu onbestuurbaar en de Franse en Duitse leiders worden zowat overal geconfronteerd met de opkomst van rechts populisme en nationalisme, van het Verenigd Koninkrijk tot Polen en Hongarije. Die dreiging is gevaarlijker voor Europa dan de uitdaging van radicaal links, dat eigenlijk alleen maar het gezond verstand laat spreken: de herstructurering van de Europese overheidsschulden is onvermijdelijk en moet zo snel mogelijk worden georganiseerd. Men had beter Syriza, Podemos, de PSOE en alle partijen van al dan niet radicaal links gesteund, die anders dan de rechtse populisten de verdienste hebben dat ze fundamenteel pro-Europees zijn.

Het is een pijnlijke vaststelling dat de Europese leiders blijven eisen dat Griekenland in de volgende decennia een primair begrotingsoverschot van 3,5 procent van het bbp bereikt. Dat is volslagen onzinnig voor een land waar de economische activiteit een kwart lager is dan in 2008 en de werkloosheid explodeert. Het is normaal dat je van een land een klein overschot vraagt, misschien 0,5 of 1 procent van het bbp, maar niet meer. De beslissing is opnieuw uitgesteld tot het einde van het jaar en de kans is groot dat het niet de laatste keer zal zijn.

Moratorium

Meer algemeen moet er dringend een moratorium op de Europese schulden komen, zolang de eurozone niet terugkeert naar een gezonde groei. We hebben ook een investeringsprogramma nodig in infrastructuur, opleiding en onderzoek. Zoals uit de huidige negatieve rentevoeten blijkt, is de privésector bang om te investeren, en zonder een door de overheid gestuurde relance bestaat er een reëel risico van een aanhoudend zwakke groei en een zero- of zelfs negatieve inflatie in de eurozone.

De geschiedenis leert ons dat je in dergelijke omstandigheden de overheidsschuld nooit kunt terugdringen. Als de schuld zo hoog is dat de volgende generaties ze onmogelijk kunnen afbetalen, breng je beter de moed op om ze duidelijk te herstructureren. Geld drukken en nieuwe zeepbellen scheppen zal het probleem niet in de plaats van de regeringen oplossen, integendeel.

Ten slotte zal er nooit vooruitgang komen als men het institutionele debat niet aanpakt. Men kan de instellingen laten zoals ze zijn en haastige compromissen blijven improviseren. Maar als we op een democratische, serene manier een relanceplan voor de eurozone willen starten, de schuld willen herstructureren, de bedrijfswinsten gezamenlijk willen belasten enzovoort, dan hebben we op termijn een drastische hervorming nodig.

Er is een theorie die zegt dat de Europese instellingen met het grondwettelijke verdrag van 2005 (dat uiteindelijk in 2008 als het Verdrag van Lissabon werd goedgekeurd) de ultieme perfectie hebben bereikt. Als de nationale leiders en de publieke opinie niet zo idioot eurofoob zouden zijn, zou alles rimpelloos verlopen, zo legt men uit.

Democratie omzeilen

In werkelijkheid zijn de huidige Europese instellingen door en door disfunctioneel. Ze berusten op een tweekamerstelsel dat er geen is: enerzijds de Europese Raad van staatshoofden (en zijn varianten op ministerieel vlak) en anderzijds het rechtstreeks door de burgers verkozen Europees Parlement. In principe moeten de Europese wetteksten door beide kamers worden goedgekeurd. In de praktijk ligt de echte macht bij de Europese Raad en de ministerraden, die meestal unaniem moeten beslissen (vooral over fiscaliteit, wat elke reële vooruitgang blokkeert) en in de schaarse gevallen waarin de meerderheidsregel geldt altijd achter gesloten deuren vergaderen.

De Europese Raad is een machine om nationale belangen tegen elkaar op te zetten en zowel een democratisch overleg als meerderheidsbeslissingen op Europees niveau te beletten. Als je een staatshoofd of een minister van Financiën vraagt om op eigen houtje 82 miljoen Duitsers of 65 miljoen Fransen te vertegenwoordigen, of 11 miljoen Grieken, krijg je onmogelijk een sereen democratisch overleg.

Dit institutionele systeem en de vele regels die gemaakt zijn om de democratie te omzeilen (unanimiteit over fiscaliteit, automatische regels voor begrotingscriteria) scheppen inertie en verhinderen een daadkrachtig beleid. Iedereen verdedigt zijn of haar vermeende nationale belangen, maar in werkelijkheid gebeurt alles achter de schermen en weet niemand er het fijne van. Europese topontmoetingen kondigen om de haverklap in het holst van de nacht aan dat ze Europa hebben gered - en de volgende dag ontdekken we dat ze zelf niet eens weten wat ze hebben beslist. Deze institutionele structuur is een machine om Europa te doen haten.

Mogelijke ontwikkelingen

In het licht van deze blokkering zijn verscheidene ontwikkelingen mogelijk. Sommige eurofielen stellen voor om de rol van de Europese Raad drastisch terug te schroeven en de essentie van de macht aan het Europees Parlement toe te vertrouwen. Hun oplossing heeft het voordeel van de eenvoud. Maar ze heeft het nadeel dat ze de nationale politieke instellingen volledig over het hoofd ziet. Dat dreigt een vijandige reactie van die instellingen uit te lokken en een aaneenschakeling van brexits te veroorzaken.

Het lijkt mij interessanter om een nieuw Europees tweekamerstelsel te bedenken, met aan de ene kant het (rechtstreeks door de burgers verkozen) Europees Parlement en aan de andere een nieuwe parlementaire kamer. Die kamer zou samengesteld zijn uit vertegenwoordigers van de nationale parlementen, in verhouding met de bevolking van elk land en de politieke samenstelling van zijn parlement.

Die parlementaire kamer zou bijvoorbeeld een veertigtal leden van de Bundestag tellen, een dertigtal leden van de Assemblée nationale, enzovoort. Ze zou misschien een week per maand vergaderen en vooral beslissen over begrotings- en financiële onderwerpen die rechtstreeks relevant zijn voor de nationale belastingplichtigen: het peil van het begrotingstekort in de eurozone, het toezicht op het Europees Stabiliteitsmechanisme...

Men zou met verschillende gekwalificeerde meerderheden kunnen werken, wat hoe dan ook bevredigender zou zijn dan de huidige situatie waarin elk nationaal parlement de facto over een vetorecht beschikt, wat ernstige problemen met de democratische legitimiteit schept (bv. de Bundestag versus het Griekse parlement) en meestal tot een patstelling leidt. Wanneer nationale volksvertegenwoordigers de kans krijgen om samen te vergaderen en na een openbaar en democratisch overleg met een meerderheid te beslissen, bestaat op zijn minst de kans dat er vooruitgang word geboekt.

Parlementaire democratie

Dit nieuwe tweekamerstelsel verschilt van de klassieke systemen (Assemblée/Senaat in Frankrijk, Bundestag/Bundesrat in Duitsland, House/Senate in de VS) en zou passen bij het unieke karakter van de Europese constructie, die vertrekt van oude natiestaten die in de loop van decennia uiterst complexe sociale staten hebben ontwikkeld, gedragen door nationale parlementaire democratieën.

Een Europese parlementaire soevereiniteit die de nationale parlementen omzeilt, lijkt mij niet realistisch en niet wenselijk. Ondanks al hun fouten blijven de nationale parlementen immers de essentiële democratische structuren die al tientallen jaren belastingen en sociale begrotingen mogelijk maken die goed zijn voor tientallen punten van het bbp. Ze hebben een sociale vooruitgang en een verbetering van de levenskwaliteit tot stand gebracht die uniek is in de geschiedenis van de wereld. Het lijkt mij verstandiger om de nationale wetgevers geleidelijk aan in Europese gezamenlijke wetgevers te veranderen en hen te verplichten om rekening te houden met het Europese algemene belang, in plaats van Europa als zondebok te gebruiken.

Het debat is geopend en moet in de diepte worden gevoerd. We moeten ook misverstanden wegnemen. Als het vraagstuk van de rol van de nationale parlementen ter sprake komt, horen we te vaak geërgerde reacties van eurofielen die dergelijke voorstellen als een onaanvaardbare stap terug beschouwen.

Alternatief

In werkelijkheid werd het Europees Parlement pas in 1979 voor het eerst direct verkozen. Voordien was het uit vertegenwoordigers van de nationale parlementen samengesteld en had het een louter consultatieve rol. Mijn voorstel is iets heel anders: de kamer die uit de nationale parlementen voortkomt, zou een echte wetgevende macht krijgen, als alternatief voor de Europese Raad. Ze zou de parlementaire logica die het Europees Parlement voorstaat versterken en wellicht de enige manier zijn om de huidige blokkering te overwinnen.

Maar de oude demonen leiden een hardnekkig bestaan en het valt te vrezen dat deze reacties niet zomaar zullen verdwijnen. Enkele dagen geleden stelde Jean-Pierre Chevènement, de eeuwige kampioen van het Europa van de naties, in Le Monde voor om de Europese Raad meer macht te geven, zonder erbij te zeggen hoe dat moet gebeuren en welke nieuwe bevoegdheden de Raad zou krijgen.

Sommige Europese parlementariërs pleiten voor een gemengde oplossing: een Parlement van de eurozone met een gedeelte Europese en een gedeelte nationale parlementsleden. Dat lijkt mij niet de helderste oplossing, maar het debat is legitiem.

Hoe dan ook is het debat over de Europese instellingen fundamenteel en mogen we het niet aan de juristen en de grondwetspecialisten overlaten. Net als het debat over de belastingen of de schuld gaat het alle burgers aan. We hebben te lang anderen laten beslissen, met de resultaten die we kennen. Het is tijd dat de Europese burgers hun toekomst zelf in handen nemen.

Nu belangrijker dan ooit: steun kwaliteitsjournalistiek.

Neem een abonnement op De Morgen


Op alle artikelen, foto's en video's op demorgen.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar info@demorgen.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234