De schaal van Mulders
‘Dinosaurus’ is het woord dat in mij opkomt als ik een vent op een motorfiets hoor optrekken
Jean-Paul Mulders onderzoekt alles wat u bij de hersenkwabben kan grijpen.
“Klimaatdebat? Je debatteert toch ook niet over de zwaartekracht?”
Ik vind het een mooie oneliner van Robbert Dijkgraaf, de vooraanstaande natuurkundige die in hetzelfde bureau werkt waar ooit Albert Einstein zat. Zoals 97 procent van zijn collega’s is hij ervan overtuigd dat de mens de oorzaak is van de klimaatopwarming. Toch zien velen van ons dat nog als iets waarover je kunt onderhandelen. We wuiven wetenschappers weg als wespen die op een zomers terras rond je glas zoemen.
Dat is eigenaardig, want meestal zijn we blij met wetenschappers. Bij ziekte zijn we blij dat ze ons de hoop op genezing bieden. Bij een zonsverduistering zijn we blij dat ze ons kunnen uitleggen dat er geen vertoornde goden aan het werk zijn. Zelfs bij verkiezingen hopen we dat politicologen – toch ook een soort van wetenschappers – de bokkensprongen van de kiezer verhelderen. Maar als het gaat over de klimaatopwarming, dan worden diezelfde wetenschappers plots een soort sterrenwichelaars van wie we de woorden in twijfel trekken. ‘Ik ben niet tegen het klimaat, maar...’, hoorde ik een vriendin onlangs zeggen. Het was een eigentijdse variant op de inmiddels beruchte zinsnede over racisme. Als je tegen het klimaat bent, vroeg ik mij af, zou je dan ook tegen de zon en de lucht zijn?
De klimaatopwarming zit duidelijk met een imagoprobleem, en dat is dat ze niet in ons kraam past. Het is an inconvenient truth, zoals Al Gore zijn eyeopener uit 2006 toepasselijk noemde. Mensen hebben het al lastig, in deze wereld die almaar veeleisender wordt. Je moet de kinderen op school krijgen, boodschappen doen, je baan niet verliezen, het gazon op tijd besproeien en zorgen dat het ook tussen de lakens niet verdort. Lukt dat alles wonder boven wonder, dan is het laatste waarop je zit te wachten een eikel die komt zeuren dat je – met al dat heen en weer gerij – de planeet weer wat meer om zeep hebt geholpen. Ergens zingt Moby: ‘That’s when I reach for my revolver.’
Toch dringt de tijd, volgens de overgrote meerderheid van de wetenschappers. Evenmin als met de zwaartekracht valt er met de klimaatopwarming te sjacheren. Of ik dat nu leuk vind of niet: ik stel vast dat dat mij verandert. Ik heb altijd een zwak gehad voor rollend materieel. Ik kijk graag naar televisieprogramma’s als Wheeler Dealers en Chasing Classic Cars, waarin een grijze walrus op zoek gaat naar oldtimers die tot de verbeelding spreken. Maar hoezeer die Corvettes en Mustangs mij ook bekoren, in het straatbeeld voel ik een groeiende afkeer voor alles wat fossiel is. Als er een uitlaatpijp aanhangt, hoeft het voor mij niet meer.
‘Dinosaurus’ is het woord dat in mij opkomt als ik een vent op een motorfiets loeihard hoor optrekken, genietend van de terugslag waarmee hij de halve stad doet opschrikken. A creature from the ancient world, zoals de Balrog waarmee Gandalf de strijd aanbindt in Lord of the Rings.
Later dit jaar komt de LiveWire op de markt, de eerste elektrische Harley. In de krant lees ik dat de brommer bijna uitgebromd is, ten voordele van de speed pedelec en de elektrische scooter.
De toekomst is geruisloos. Het klimaat redden wordt sexy als een jonge biologe op een bleekblauwe vouwfiets.