Standpunt
De uitbreiding van de euthanasieregeling naar mensen die fysiek en psychisch gezond zijn, is een fundamentele stap
Het is het debat waarvan je wist dat het zou komen. Nadat in Nederland de linksliberale D66 een strijdpunt heeft gemaakt van euthanasie voor wie levensmoe is, kon je verwachten dat ook hier die discussie zou ontbranden.
Jammer dat debatten over een waardig levenseinde altijd zo in de moreel hoge tonen gevoerd worden, met scherpe grenzen tussen ‘goeden’ en ‘kwaden’. Terwijl het bij uitstek een thema is dat om inleving en bescheidenheid vraagt. Wie er ooit van nabij mee geconfronteerd is, zal bevestigen dat op het ultieme moment levensbeschouwing van ondergeschikt belang is.
Euthanasie biedt aan wie dat wenst de kans om uitzichtloos lijden te ontwijken, door bereidwillige artsen van vervolging vrij te stellen, mits stevige wettelijke voorzorgen. Het biedt vrijheid op een moment van intense kwetsbaarheid. Het is de reden waarom deze krant altijd de zijde heeft gekozen van de voorvechters voor een deftige euthanasieregeling, ook voor wie psychisch onomkeerbaar lijdt en voor minderjarigen.
Maar nu, bij dit nieuwe debat over euthanasie na een zogenaamd voltooid leven heerst aarzeling. Diepe aarzeling. De uitbreiding van de regeling naar mensen die fysiek en psychisch gezond zijn, is een fundamentele stap. De vraag of het geen stap te ver is, is zeer pertinent.
Het begint al bij dat ‘voltooid leven’. Die optimistisch klinkende term is gruwelijk orwelliaanse nieuwspraak voor mensen die zichzelf nutteloos, zinloos en levensmoe achten. Het klinkt alsof het gaat om een Romeinse aristocraat die zich aan het eind in een warm bad stoïcijns van het leven laat benemen. In werkelijkheid oogt het plaatje minder fraai, en zal het om vooral oudere mensen gaan die met zichzelf geen blijf meer weten.
Daarmee is gezegd dat er wel degelijk een doelgroep en dus een probleem is. Voor wie bijvoorbeeld dagelijks eenzaam op zijn kamer in het tehuis om vijf uur ’s avonds ingestopt wordt met een flinke slaappil, kan voortleven te veel worden. Maar dit soms reële probleem van onvolkomen ouderenzorg oplossen door ouderen het leven te laten beëindigen: is dat écht wat we willen?
Zoals we niet willen dat een geïnterneerde euthanasie krijgt omdat de juiste zorg er niet is, mogen we ook niet toelaten dat ouderen om de genadeslag moeten verzoeken omdat het in onze samenleving soms aan zorg en mededogen ontbreekt. Die betwistbare maatschappij- en beleidskeuzes los je niet op met een spuit.
Hier sluipt een zeer economische efficiëntiekijk op het leven binnen. Wie zal verhinderen dat de wet aangegrepen wordt door wie zich overbodig voelt of een last voor familie en omgeving?
Doordat er geen medische of psychische checklist is, komt er veel druk én macht bij arts of ethisch comité te liggen. Zij moeten uitmaken bij wie het leven echt voltooid is en bij wie niet. Dat staat haaks op de oorspronkelijke euthanasiegedachte van bevrijding en zelfstandigheid.
Elk debat mag gevoerd worden, maar deze vrijzinnig-liberale nieuwlichterij is niet zonder risico. Het is de redelijk brede consensus rond een waardig levenseinde die van ons land een ethisch voorbeeld heeft gemaakt. Dit radicale idee, dat alle conservatieve angsten voor een hellend vlak bevestigt, riskeert die niet-vanzelfsprekende rust wreed te verstoren.
Dan is achteruitgang het resultaat.