Column
De trein geeft me het gevoel van buiten de wereld te staan terwijl ik er toch middenin zit
Hilde Van Mieghem, acteur, regisseur en auteur, neemt u mee in haar leefwereld.
Terwijl ik dit schrijf, zit ik op de trein. Naar Amsterdam, voor werk. Ik hou van reizen met de trein. Het geeft me het gevoel buiten de wereld te staan terwijl ik er toch middenin zit. Buiten zie je de drukte, de vele auto’s op de wegen, de wachtende mensen, op fietsen en brommers voor de barelen bij spoorovergangen. De koterij in de achtertuintjes, de drukte op perrons van stations waar je halt houdt. Je kunt ongegeneerd naar binnen kijken in huizen en soms zwaait er zelfs iemand naar je. Het veilige binnen tegen het onveilige buiten.
Maar ook als ik me in het ‘buiten’ bevind, ben ik betoverd door voorbijrazende treinen, die metalen rupsen op speed die het landschap doorklieven, je voorbijsteken als je op een weg naast het spoor rijdt. Helemaal mooi is het bij avond als de lampen in de trein branden en hij door een besneeuwd donker landschap rijdt als door een kerstkaart.
Treinen zijn romantisch ook, en altijd weer moet ik aan Anna Karenina denken. Dostojevski en Nabokov hadden al bewondering voor de ‘perfect gevormde magie van Tolstojs stijl’ en het leidmotief van de bewegende trein, dat in de eerste hoofdstukken subtiel wordt geïntroduceerd door het modeltreintje waarmee de kinderen spelen en later verder wordt opgebouwd in de nachtmerrie van Anna tot het majestueuze sluitstuk waarin zij zich voor de trein werpt. Dat einde is veel minder romantisch, geef ik toe.
Ik herinner me die keer dat ik naar Wenen reed met de nachttrein. Hoe ontspannen dat was. Ik vertrok voor zes maanden met een kind van drie, en vijf zware koffers. We hadden een luxe slaapcabine voor twee. Mooie mahoniehouten wanden met twee heerlijke bedjes gedekt met gesteven witte lakens.
Er hing een sfeer van avontuur. Het ontmoeten en groeten van onbekende mensen in de gang waar je door een onverwachte beweging van de trein tegen elkaar opbotste. De restauratiewagen waar je door obers in een passend uniform bediend werd. De mooie lampjes op de tafels, het eeuwige ritme van ijzer op ijzer, als een hartslag, de knarsende wielen als de trein begon te vertragen. Het ’s nachts staan roken op de gang terwijl het kind sliep. De wind die door het raampje naar binnen gierde en je haar deed wapperen. De huizen, dorpen, steden die voorbijgleden in het donker. Het gevoel van vrijheid, van ontsnappen, van onderweg zijn.
Ik ben graag onderweg. Niet zo lang geleden las ik in deze krant artikels over mensen die principieel met de trein reizen om hun voetafdruk klein te houden. In een van die artikels ontdekte ik ‘The man in Seat Sixty-One’, een website waarop Mark Smith de mooiste treinroutes ter wereld voor je uitstippelt. Sinds ik dat las, droom ik ervan om een sabbatjaar te nemen en de wereld te doorkruisen per trein. Misschien kan ik het wel combineren met schrijven, een boek of scenario. O, dat doet me denken aan Malcolm Lowry die het originele en enige manuscript van zijn prachtige Under the Volcano vergat op de trein. Hels moet dat zijn.
Wel moet iemand voor mij dan een route uitstippelen, want mijn geografisch inzicht is een ramp. Aardrijkskunde was altijd al een gesel op school. Ik had te veel andere dingen aan mijn hoofd en kon me niet verdiepen in hoogvlaktes, bergketens, landen en hun hoofdsteden. Wat kon het mij schelen waar rivieren splitsten en door welke landen ze stroomden. Mijn weg vinden in het leven was toen al moeilijk genoeg. Nee, die route moet iemand anders voor me bedenken. Maar de Transsiberië Express moet er zeker bij zijn, je kunt ermee van Londen via Moskou naar China en Japan. Stel je voor! Dat dat onbetaalbaar zal zijn, vergeet ik gemakshalve maar even. Dromen zijn gelukkig gratis, alles in je hoofd is gratis.
Ik vertrek alvast. Ciao.