ColumnDelphine Lecompte
De transgender vrouw is niet de vijand van de als vrouw geboren vrouw
Delphine Lecompte (1978) is dichter, punker, kluizenaar en misfit. Haar jongste bundel heet Vrolijke verwoesting.
Ik heb de Harry Potter-reeks van JK Rowling nooit gelezen, maar ik weet dat ze de jongste tijd een hoop bagger over zich heen krijgt omdat ze gepleit heeft om toiletten voor vrouwen zo te houden; als veilige havens om lippen te stiften, tampons te verversen en cocaïne te snuiven.
Ze kwam achteraf nog af met een verhaal over seksueel misbruik en het vrouwentoilet als veilige haven, om de bagger enigszins te ontmijnen. Als dat mogelijk is met bagger.
Ik werd in het verleden vele malen geconfronteerd met seksuele agressie en de macht die een robuuste man nu eenmaal heeft over een jonge frêle (of een oude forse) vrouw met een holte tussen haar benen.
In meerdere gedichten word ik verkracht door veertien Bulgaarse laminaatverkopers, vijftien pedofiele tuinmannen, zestien norse lamaverzorgers, en zeventien incestueuze imkers.
In werkelijkheid waren ze niet met minder, maar wel gespreid over de tijd. De pijn was er niet minder om. Maar erover schrijven was toch een vorm van duiveluitdrijving.
Terug naar JK Rowling: het vrouwentoilet als veilige haven, ik kan me er niets bij voorstellen.
Er zijn geen veilige havens voor het slachtoffer van seksueel geweld. Zelfs de eigen slaapkamer wordt een grimmige parade van nachtmerries en herbelevingen met boemannen en bietebauwen.
Waarom JK Rowling haar pijlen richt op de transgender vrouw is me een raadsel. Haar argument is: sommigen hebben nog een vlezige staf tussen hun benen hangen.
So what? De transgender vrouwen snakken naar een vulva, hebben borsten, en zien er koketter uit dan JK en ik bij elkaar gegooid.
Maar schoonheid doet hier niets ter zake; de transgender vrouw heeft recht op het vrouwentoilet omdat ze zich vrouw voelt en omdat ze er afschuwelijke chirurgische ingrepen, hormoonbehandelingen, en haat op internetfora en op straat voor over heeft om haar doel te bereiken.
Ik was een paar jaar geleden in Maastricht uitgenodigd om tijdens een symposium over het transgenderisme de boel op te vrolijken met enkele gedichten.
Hoe ze bij mij waren terechtgekomen weet ik nog altijd niet; ik heb welgeteld één transseksuele coniferenscheerder rondlopen in mijn werk.
Niettemin werd het een heerlijke avond met ontroerende getuigenissen van sterke transgender mensen, en van ouders die vertelden over hun kinderen geboren in het verkeerde lichaam, en wat een gevecht het was geweest om de reactionaire dokters en wantrouwige psychiaters te overtuigen van de immense kwellingen en frustraties van hun kind.
Ik ben tijdens die avond bevriend geraakt met een blinde transseksuele discuswerpster (gebruikte ik haar als personage in een gedicht, men zou mij uitlachen en zeggen: daar is ze weer met haar groteske vergezochte figuren).
We hebben de volgende ochtend in het hotel samen ontbeten en ik heb stiekem het beleg en de pistolet die ik niet lustte op haar bord gelegd. Ze heeft alles opgegeten.
Later die dag vertelde ze me haar wonderlijke levensverhaal: na een motorongeluk als mannelijke alpacafokker in Zuid-Afrika belandde ze in een coma.
Na die coma werd ze blind wakker en wilde ze niet meer John de norse besnorde motorrijdende alpacafokker zijn van Kaapstad en omstreken; ze wilde Estelle de blinde transseksuele discuswerpster worden. In Maastricht, omdat ‘de gebouwen hier zo mooi zijn’.
Het is haar gelukt en de levensvreugde spat van haar af.
Ik vertelde haar ook mijn verhaal: dat ik een wild kind was, in bomen klom, en op de kop van pastoors en ander gespuis piste. Ik wilde even een jongen zijn, maar enkel omdat jongens zoveel beter hun straal konden richten op pastoors en ander gespuis.
De transgender vrouw is niet de vijand van de als vrouw geboren vrouw.
Zelfs wanneer er nog een aanhangsel tussen haar benen hangt, is ze wat mij betreft meer dan welkom om het vrouwentoilet te betreden, en de lavendelzeep en de delicate handdoekjes die daar liggen te gebruiken. Ik ken mijn zussen. Mijn zussen zijn meer dan uitsluitend hun genitaliën.
Ik zal me altijd veilig voelen in een ruimte die ik mag delen met transgender vrouwen.
De onveilige ruimten zijn de ruimten waar mannen samentroepen: de wereld.
Ik hou van mannen (niet voor niets noemt mijn moeder mij een nymfomane), maar mannen zijn vaak levensgevaarlijk en ze beelden zich in dat de vulva hen toebehoort.
Misschien nog deze tip voor moeders van zonen: leer jullie zonen zo rap mogelijk dat de vulva geldbeugel noch boksbal is. En dat Hongaarse goulash altijd te verkiezen valt boven misogynie.