ColumnFrank Heinen
De spelers deden wat clubs en bonden zelden in praktijk brengen: nee zeggen tegen racisme
Frank Heinen is columnist.
Er hing opwinding in de lucht, dinsdagavond in Istanbul. Een naargeestige opwinding van het soort dat elk moment kan ontbranden.
Ala negru. Dat zei de Roemeense vierde official Sebastian Coltescu tegen zijn collega. En nog eens, ala negru. Die zwarte. Die zwarte daar weet zich niet te gedragen.
Coltescu is een raar geval: er gaat in Roemenië geen weekend voorbij waarin hij geen krankzinnige beslissingen neemt. Twaalf jaar geleden schijnt alle kritiek hem al eens zó te hebben getroffen dat hij er suïcidaal van werd. Het is een raadsel waarom hij zichzelf nog wekelijks pijnigt door met een fluit een veld op te rennen.
Op aanwijzing van die Coltescu kreeg Pierre Webó, assistent-trainer van Basaksehir, dinsdag rood. De boot was aan. Het woord siste rond, eerst onder de spelers op het veld, daarna over het internet, tot het uiteindelijk bij de commentator belandde. “Er is iets gezegd”, aarzelde hij.
Kort daarna liepen de spelers van het veld, om niet meer terug te keren. In studio’s overal ter wereld kregen presentatoren plots heel veel tijd om meningen uit te wisselen over een onderwerp waarover praktisch iedereen het eens is. De obligate uitwisselingen deden me denken aan de voorstelling die ik de avond voordien had gezien. Daarin gingen twee witte cabaretiers, Jan Beuving en Patrick Nederkoorn, met elkaar ‘in dialoog’ over de thema’s van deze tijd.
Beuving: “Patrick, wat vind jij van racisme?”
Nederkoorn: “Jan, ik vind racisme (korte pauze voor dramatisch effect) níét goed.”
Beuving: “Ik vind racisme (pauze) óók niet goed.”
Nederkoorn: “Wat een opluchting. Zo zie je maar: als je maar met elkaar in gesprek blijft.”
Het ‘nee’ van de spelers van PSG en Basakshehir werd historisch genoemd. Zij deden wat clubs en bonden vaak aankondigden, maar eigenlijk zelden in praktijk (kunnen) brengen: nee zeggen tegen racisme. Pas als het voetbal ophoudt, komt er iets anders in beweging. Pas dan blijkt hoe theoretisch de invloed is van trainers, clubs, voorzitters, sponsors, tv-bazen en bonden.
Na de initiële vreugde dinsdag volgde woensdag het tegengeluid. Overal begonnen mensen zich af te vragen of dit geen hysterie was, en wat Coltescu dán had moeten zeggen, en werd opgemerkt dat het niet zo bedoeld was en dat negru alleen racistisch klónk, en dat Webó mogelijk ook iets had geroepen enzovoort enzovoort.
Die neiging tot nuancering maakt sommige zaken nodeloos ingewikkeld. Wie fikkie stookt, neemt het risico onbedoeld een hele woonwijk in de as te leggen. Wie scheidsrechters zoekt voor de Champions League kan beter geen mensen uitkiezen die elk moment aan de druk kunnen bezwijken. Wie voetbalt, op welk niveau dan ook, heeft recht op een spelleiding die niet aan zijn of haar huidskleur refereert. En wie zich niet lekker voelt op een veld kan er altijd elk moment af lopen. Nee is nee.
Dat dat ‘historisch’ is, zegt vrees ik weinig goeds over het verleden.