ColumnAnton Jäger
De huidige kanselier zal eerst de puinhopen van het Merkel-tijdperk moeten ruimen
Anton Jäger is historicus van het politieke denken aan het Leuvense Hoger Instituut voor Wijsbegeerte. Zijn column verschijnt tweewekelijks.
Toen op 11 september 2021 Olaf Scholz werd beëdigd als opvolger van Angela Merkel, kwam er een einde aan het op één na langste Duitse kanselierschap sinds Otto von Bismarck. Dat diende gevierd. De teneur van de in memoriams voor de Duitse Mutti bleek zowel voorspelbaar als suikerig – “de crisismanager bij uitstek”, kopte The Guardian, terwijl Engels commentator Jeremy Cliffe haar ‘voornaamste deugd’ vierde: ‘beschaafdheid’.
De moralistische toon van die evaluaties springt al snel in het oog. Ook vandaag lijkt Merkel een ‘gevolg zonder oorzaak’, een leider zonder echte kwaliteiten of meningen die vooral op haar persoonlijke houding wordt geëvalueerd. Dat uit zich ook in een sterk gepolariseerde beeldvorming. Ter rechterzijde wordt Merkel afgeschilderd als de doodgraver van het christelijk, blank Europa, zichtbaar in de ‘Wir schaffen das’-speech en de Europese reddingsfondsen. Door het centrum wordt ‘Mutti’ aanzien als de redder van het beschaafde, vooruitstrevende Europa, haar Wilkommenskultur op kop.
Beiden lezen Merkel dus vooreerst als een essentieel moreel fenomeen: de vrouw die eigenhandig de eer van Europa redde, of de feeks die de ondergang van het Avondland inzette. Beide visies blijven ook gespeend van enige notie van belangenpolitiek. In wiens naam handelde Merkel – en wie had er echt baat bij haar beleidskeuzes?
Stagnatie
Een snelle schets van de economische achtergrond van het Merkel-tijdperk loont hier. In 2009 brak in Europa een kredietcrisis uit. In Spanje, Ierland en Griekenland werden die bubbels nog opgeblazen door karrenvrachten aan ongebruikt Duits geld. Dat belandde vooral bij private banken, die daarna hun kosten doorschoven naar hun nationale staten. Die staten konden hun economie weer aanzwengelen met publieke investeringen. Maar dat was niet naar de zin van Merkel, die zich zorgen maakte over de ‘competitiviteit’ van de Europese (lees: Duitse) economie op een vijandige wereldmarkt. Haar besparingsbeleid plaveide uiteindelijk de weg voor een decennium aan stagnatie, zowel Europees als globaal.
Toen aanvang 2015 de linkse partij Syriza de Griekse verkiezing won, werd die doctrine voor het eerst op de proef gesteld. De Griekse regering wilde haar economie met investeringen herstarten en haar staathuishoudkunde opkuisen. Met kapitaalcontroles bedwongen Merkel en Europese collega’s in zomer 2015 de Griekse rebellen. Amper een paar maanden later, toen duizenden Syrische vluchtelingen al aan de grens stonden, gaf Merkel haar befaamd groen licht voor de migratiestroom.
Die gelijktijdigheid was verre van toevallig. Merkels beslissing was niet alleen een daad van barmhartigheid, maar ook een economisch en politiek rationele keuze. Haar regering had zware imagoschade geleden in het Griekse drama. In het buitenland kon Merkel poseren als de Samaritaan die onbaatzuchtig oorlogsvluchtelingen ontving. Binnenlands zochten Duitse werkgevers verse werkkrachten. Een exporteconomie die al jaren op lage lonen draait kon die goed gebruiken. Merkel sloeg dus twee vliegen in een klap: een herstelde internationale reputatie, en een sterkere Duitse economie.
Het verschil met Merkels collega Wolfgang Schaüble, voormalig minister van Financiën, blijft illustratief. Tijdens de eurocrisis uitte die regelmatig zijn wens om Griekenland uit de eurozone te kieperen. Waarmee hij ook de belangen verdedigde van de Duitse spaarders en kmo’s, die de inflatoire effecten van de Europese reddingsoperaties vreesden en geen ‘werkschuwe’ zuiderlingen wilden financieren.
Merkel bleef altijd terughoudender over de exitoptie. Daarmee vertegenwoordigde zij evengoed een sectie van het Duitse kapitaal. Grote bedrijven als Adidas, Deutsche Bank of Siemens hadden en hebben namelijk groot belang bij het behoud van een diverse consumentenbasis. En Zuid-Europa behoort ook tot die basis. Elke exporteur noodzaakt een importeur: iemand moet die Duitse producten wel nog kopen.
In die lezing is Merkel dus een heilige noch een klopgeest. Ze verschijnt vooral als getalenteerd ambassadeur voor haar Duitse exportsector, die afzetmarkten moest verzekeren. Dat oogt misschien banaler als portret – maar, zoals elke lezer van het werk van Hannah Arendt weet, is banaliteit nog geen garantie voor morele voorbeeldigheid, en ook de huidige kanselier zal eerst de puinhopen van het Merkel-tijdperk moeten ruimen.