Dinsdag 06/06/2023

AnalyseJoël De Ceulaer

De doemprofeten hebben ongelijk: we worden niet angstiger en depressiever

null Beeld Eva Beeusaert  / Getty Images
Beeld Eva Beeusaert / Getty Images

We worden er murw mee gemept in de media: de samenleving maakt ons steeds banger en neerslachtiger, onze welvaart maakt ons ziek. Gelukkig is dat niet zo, zegt Joël De Ceulaer, die samen met experts naar nuance zoekt: ‘De morele paniek is altijd groter dan het probleem.’

Joël De Ceulaer

Het is een overtuiging die stevig verankerd ligt in vele hoofden − misschien ook in dat van u. Omdat we het voortdurend horen en lezen, omdat bekende psychologen en psychiaters, van Paul Verhaeghe tot Damiaan Denys, al jaren op dezelfde spijker kloppen. Omdat het een litanie geworden is, een formulering die haast vol­automatisch uit het toetsenbord van journalisten rolt − wellicht geloven de meesten onder hen het zélf ook, en willen ze daarom almaar nieuwe bevestiging. Doemprofeten inter­viewen: altijd prijs!

De overtuiging die psychoanalyticus Verhaeghe en sommige van zijn collega’s hebben doen postvatten in al die hoofden, luidt als volgt: deze samenleving maakt ons ziek. In dat hoofd. Onze mentale gezondheid kachelt achteruit. We worden angstiger en depressiever. Samengevat in een gladde oneliner, zoals Verhaeghe en Denys dat zelf zo graag doen: we hadden het nog nooit zo goed, en toch voelden we ons nog nooit zo slecht. “Nooit leefden we in zo’n grote welvaart, nooit voelden we ons zo ontredderd”, luidens de intro van het kerstessay van Denys, eind vorig jaar in De Standaard.

Het refrein is zo bekend dat we het allemaal kunnen meezingen. Er heerst onbehagen. We leven niet meer in verbinding met medemens en natuur. We zijn eenzaam − en als we niet eenzaam zijn, hebben we te veel stress door de combinatie van werk en gezin. De ratrace put ons uit. Al die welvaart, al die technologie, al die weelde en keuzemogelijkheden: ze richten ons te gronde. Nogmaals Denys: “Nooit was de verzorgingsstaat zo ontwikkeld en nooit waren er zoveel psychische aandoeningen.”

Zit u nu te knikken? Gelooft u dat? Dan moet u vooral verder lezen, want er is goed nieuws: dat klopt niet echt. Verhaeghe en Denys dwalen. Ze hebben blijkbaar nog nooit op een ernstige manier naar de cijfers gekeken. Want die vertellen toch een wat ander verhaal. Een verhaal dat niet strookt met die bekende litanie.

Het aantal mensen met mentale problemen neemt wel toe, wereldwijd. “Maar dat wijst niet op een verslechtering”, zegt psycholoog Bram Vervliet (KU Leuven), die Denys in De Standaard al van antwoord diende. “Dat is ­demografie: de bevolking is gegroeid, we zijn met meer op de wereld, en dus zijn er ook meer mensen met angsten en depressies. Maar het aandeel van de wereldbevolking dat met mentale problemen kampt, neemt niet toe. Je ziet veeleer de omgekeerde tendens, met westerse landen op kop: uit geluksonderzoek blijkt dat we almaar meer tevreden zijn met ons leven.”

Laat ik als auteur van dit artikel mijn kaarten even op tafel leggen. Ik heb zelf drie zware ­depressieve episodes, inclusief angststoornis, achter de rug: in de jaren 80, 90 en bij het begin van deze eeuw. De laatste twintig jaar ben ik stabiel, dank u. Ik vertel dit maar om twee dingen duidelijk te maken. Eén: vandaag praten we hierover − ik kom daar straks uitgebreid op terug. Twee: ik bagatelliseer niets. Een depressie is een Zwarte Hond die je altijd en overal vergezelt, om het beeld van ervaringsdeskundige Winston Churchill te gebruiken. Ook een angststoornis is verwoestend voor je levenskwaliteit. Gelukkig kun je vandaag almaar beter geholpen worden − ik destijds dankzij de combinatie van medicatie en psychotherapie. Moge dat hoop geven aan wie lijdt: er is hulp.

Te simpel antwoord

“Ook ik zal de problemen nooit bagatelliseren”, zegt de Nederlandse psychiater Christiaan Vinkers, verbonden aan ­Amsterdam Universitair Medische Centra en coauteur van Hoe zit het nu echt met antidepressiva?. “Ik wil niet polariseren, en ook ruimte laten voor kritische geluiden over de moderne maatschappij. Maar ik wil eerlijk zijn en nuchter naar de data kijken. We mogen elkaar niet de put inpraten door aldoor te zeggen dat het erger is dan ooit. Al zie ik ook wel dat media smullen van die negatieve boodschap. Maar het is een veel te simpel antwoord op een erg complexe vraag.”

Ronny Bruffaerts, hoogleraar psychiatrie aan de KU Leuven en daar ook verbonden aan het Universitair Psychiatrisch Centrum, sluit zich daarbij aan. “Het is een van die grote maatschappelijke ideeën: dat het vandaag slechter gaat dan vroeger met onze geestelijke gezondheid, en dat mentale problemen extra goed gedijen in de westerse wereld. En dat is niet waar. Ik kan mij voorstellen dat psychiaters en psychologen steeds meer mensen met bijvoorbeeld een depressie of angststoornis op consultatie zien, maar dat komt niet doordat meer mensen daar last van hebben, maar waarschijnlijk doordat mensen sneller hulp zoeken. En dat zou je een goede zaak kunnen noemen. Maar het hele verhaal is inderdaad ingewikkeld en genuanceerd.”

Voor de meesten onder ons − ik richt mij nu tot collega’s en lezers van De Morgen − geldt dat we ons tot de middenklasse mogen rekenen. “Wij horen allemaal bij de rijkste mensen ter wereld”, zegt Bram Vervliet. “Wij kunnen consumeren, met vakantie gaan, komen niets tekort. Er is niets dat erop wijst dat ons type mens miserabeler is dan vroeger.”

Akkoord. Het is oorlog. De inflatie doet sommigen pijn. De pandemie was geen lachertje. Het leven is een bron van stress. “Dat laatste voelt iedereen”, zegt Christiaan Vinkers. “En daaruit volgt dan de conclusie dat het niet anders kan dan bergaf gaan. Maar ons geheugen is feilbaar en we stellen ons het verleden te rooskleurig voor. Er is een discrepantie tussen ons gevoel en de cijfers. Laat ik een beeld gebruiken: vroeger hadden we geen snelwegen, vandaag wel, en dat is goed, maar we zijn nog steeds ontevreden als er gaten in de weg blijken te zitten. Terecht. We hebben het beter dan vroeger, maar we hebben uiteraard nog altijd problemen.”

Die snelweg met gaten vindt Vervliet, auteur van het recent verschenen Waarom we bang zijn, een mooi beeld. “Het doet mij denken aan de boutade van de Amerikaanse psycholoog Steven Pinker”, zegt hij. “Elke oplossing die we bedenken brengt nieuwe problemen met zich mee. Een oplossing zonder problemen is geen oplossing maar een mirakel.”

Als u kijkt naar de grafiek (zie onder) van angststoornissen uit een onderzoek van de Australische epidemiologe Amanda Baxter en collega’s, dan ziet u iets verbluffends. Uit een vergelijking van wereldwijde cijfers uit 1990, 2005 en 2010, uitgesplitst naar geslacht en leeftijd, blijkt dat het percentage mensen met een angststoornis telkens dezelfde curve volgt: de angst stijgt tot ze een piek bereikt bij 20- tot 24-jarigen, en daalt dan naarmate men ouder wordt. En de percentages liggen, gemiddeld genomen, bij vrouwen altijd hoger dan bij mannen. Die curves zijn stabiel, ze veranderden niet in twintig jaar tijd.

null Beeld DM
Beeld DM

Het oerwoud aan cijfers is bijzonder duister. Een leek, en dus ook uw dienaar, vindt daar niet zo makkelijk zijn weg in. Maar het boek van Vinkers komt tot hetzelfde besluit als Amanda Baxter: er is heus geen sprake van een wereldwijde epidemie van depressies en angststoornissen. In Nederland tonen de jongste cijfers een toename van depressies, maar data uit Canada, Duitsland en het VK tonen al decennia geen stijging. “Ik vind die recente stijging, die je vooral bij jongeren in Nederland ziet, lastig te duiden”, zegt Vinkers. “We moeten daar gepaste aandacht voor hebben; negatieve cijfers mogen we niet wegmoffelen. Het is waarschijnlijk dat de geestelijke gezondheid van jongeren wel echt meer onder druk staat dan een aantal decennia geleden. Maar de lat voor een stoornis ligt wellicht soms laag, en er is meer openheid om erover te praten. En andere studies laten geen stijging zien.”

Recent Europees onderzoek toonde een afname van depressies. De gezondheidsparadox, aldus Vinkers: we lijken steeds meer stress te ervaren, maar onderzoek wijst op het tegendeel. En het is een probleem van alle tijden: “Al millennia hebben mensen last van somberheid, angst, zwaarmoedigheid, levensmoeheid, slapeloosheid en zelfmoordneigingen.”

Er is ook geen enkele reden om aan te nemen dat de Griekse of Romeinse of middeleeuwse maatschappij van dien aard was dat mensen er minder mentale problemen zouden hebben gehad. Die cijfers zijn er niet, maar de intuïtie zegt − opnieuw − precies het tegendeel. De filosofie en de wereldliteratuur bieden stof genoeg tot nadenken. In zijn The Anatomy of Melancholy, uit 1621, beschrijft de Britse schrijver en academicus Robert Burton tot in de kleinste details aandoeningen die we vandaag depressie zouden noemen. “Er is veel leed”, zegt Vinkers. “Er is altijd veel leed geweest. Maar de mens is veerkrachtig.”

Vrijheid en kritiek

Even tussendoor, een belangrijke vraag. Als hun stellingen niet kloppen, waarom strooien Verhaeghe en Denys ze dan zo gretig rond? Waarom blijven journalisten aan hun lippen hangen? Waarom hebben zo veel mensen het gevoel dat ze iets dieps en belangrijks over deze tijd zeggen, terwijl ze er eigenlijk naast zitten? “Dat is een moeilijke vraag”, geeft Bram Vervliet toe. “Het kan te maken hebben met de zoektocht naar zingeving en betekenis. Er bestaat een elitaire neiging om neer te kijken op mensen die de typische tekenen van onze welvaart consumeren: reizen, kledij, handtassen... Sommigen vinden dat oppervlakkig, en gaan er dan van uit dat er een leegte ten grondslag ligt aan dat gedrag. Er zijn denkers die spotten met mensen die een duurdere auto willen dan de buren, want dat is materialisme. Maar ik hoor nooit een intellectueel spotten met iemand die een grotere bibliotheek wil dan zijn of haar buurman.”

Het lijkt een contradictie, aldus Vervliet, maar welvaart en doemdenken horen een ­beetje samen. “Het is dankzij de verlichting dat we een vrij en comfortabel leven kunnen leiden. Maar het is dankzij diezelfde verlichting dat we overal kritiek op mogen geven, ook op de manier waarop deze maatschappij in elkaar zit.”

“En dat is goed, dat brengt ons vooruit, maar een negatieve kijk kan een deel worden van jezelf. Daar moet je voor uitkijken.”

In de media kent iedereen de bad news bias: het spreekt bijna vanzelf dat wij meer slecht nieuws brengen dan goed nieuws. Dat er iedere dag miljarden busritten een veilig einde kennen, is geen nieuws. Die ene bus die het ravijn in reed: dat is nieuws. De aandacht voor ons mentaal welzijn, voor wat er scheelt en wat we kunnen doen, is in die zin een gunstige ontwikkeling. Het wijst op bezorgdheid, empathie. Toch mag men van media verwachten dat ze de wereld te tonen zoals hij is, niet zoals doem­profeten beweren dat hij is.

Laat dat de centrale boodschap van dit tweedelige essay zijn − deel 2 gaat over de aanpak van klimaatopwarming en leest u hier volgende week: ook dat verhaal is een pleidooi voor realisme en nuchterheid. Optimisme is misschien niet het juiste woord, omdat het wijst op een zekere naïviteit, en die is doorgaans ongepast, maar als heldere tegenpool van het pessimisme dat welig tiert, is het een bruikbare term. U mag dit ook een pleidooi tegen nodeloos pessimisme noemen. Of een positief pleidooi. Het is eens iets anders. Smiley.

Stabiele studenten

Maar terug naar onze geestelijke gezondheid. Aan de KU Leuven doet Ronny Bruffaerts al jaren onderzoek naar de evolutie daarvan bij verschillende leeftijdscohorten − generaties, zeg maar. Hij maakt deel uit van een internationale groep wetenschappers die de cijfers uit meer dan veertig landen verzamelt. Daaruit blijkt dat angsten en depressies begonnen te stijgen na de Tweede Wereldoorlog, maar ondertussen al enkele decennia stabiel zijn. In 1997 lag de prevalentie van depressie (het percentage mensen dat vandaag depressief is) tussen 5 en 7 procent. In 2018 lag die prevalentie − inderdaad − tussen 5 en 7 procent. “Die cijfers blijven relatief stabiel”, zegt Bruffaerts. “Uiteraard zie je in sommige jaren een lichte stijging, maar over de langere termijn wordt dat uitgevlakt.”

Uit de grafiek van Amanda Baxter, de levenscurves, bleek dat angststoornissen het vaakst voorkomen bij jonge twintigers. De studentenpopulatie, dus. Die onderzoekt Bruffaerts al een hele tijd met bijzondere belangstelling. “Uit onze cijfers blijkt dat die groep jongeren inderdaad een hogere kans op mentale pathologie heeft”, zegt hij. “Maar niet omdat ze student zijn. Integendeel, het probleem is groter bij die leeftijdsgroep die niet studeert. Je zou kunnen zeggen dat het studentenleven een beschermende factor is, onder meer door het sociale milieu waarin studenten zich bevinden.”

Cijfers over het mentaal welzijn van studenten bestaan al meer dan tachtig jaar. “In 1939 bleek in de Verenigde Staten dat tussen een derde en de helft van de studenten last had van angsten en depressie”, zegt Bruffaerts. “We schatten dat die cijfers vandaag hetzelfde zijn. Belangrijk om aan te stippen: het gaat om ruwe cijfers, die niets zeggen over de ernst. Bij de meeste van de betrokkenen hebben die angstige of depressieve gevoelens geen zware impact hebben op hun leven. De echt kwetsbare groep telt zo’n 5 procent.”

null Beeld Maxim de Gilder
Beeld Maxim de Gilder

Cijfers van de Wereldgezondheidsorganisatie tonen duidelijk aan dat angststoornissen en depressie toenemen in absolute aantallen, maar, aldus een rapport uit 2017, die stijging heeft alles te maken met de bevolkingsgroei, zoals Vervliet al aangaf. It’s the demography, stupid. De percentages blijven hetzelfde: ongeveer 4,4 procent van de wereldbevolking is op dit moment depressief, zo’n 3,6 procent kampt op dit moment met een angststoornis. Die cijfers liggen in lijn met wat Bruffaerts en zijn collega’s vaststellen. De absolute stijging doet zich trouwens vooral voor in armere landen, waar kinderen − gelukkig − een steeds grotere overlevingskans hebben, maar dus ook, logischerwijze, een grotere kans om oud genoeg te worden voor een angststoornis op jongvolwassen leeftijd. Ik bewaar zeer nare herinneringen aan mijn eigen angststoornis in mijn studententijd, maar ben wel verheugd dat ik al niet vóór die tijd, op prille leeftijd, overleed aan malaria of door ontbering.

Nieuw: binging

Niet alles blijft stabiel of wordt beter. “We zien vooral bij jongeren een duidelijke toename van een nieuw soort stoornissen”, zegt Ronny Bruffaerts. “We noemen het de stoornissen met externaliserend gedrag: ADHD, binging en zelfverwonding. Bij binging gaat het zowel om eten als om drinken en snuiven, bijvoorbeeld. Vooral binging is iets nieuws, dat zagen we twintig jaar geleden eigenlijk bijna niet. Al heeft dat ook te maken met het feit dat we meer dingen meten dan vroeger, en dus meer problemen zien. Ook suïcidaliteit neemt toe − dat wil zeggen: het aantal jonge mensen dat aangeeft weleens aan zelfmoord te denken. Maar suïcide zelf neemt niet toe. Dat inzicht noopt tot bescheidenheid: je kunt met de beste wetenschappelijke instrumenten meten hoeveel mensen aan zelfmoord denken, maar je hebt geen idee hoe erg dat precies is, hoeveel last ze daarvan hebben. En je moet rekening houden met meetfouten.”

De Canadese psychiater Tyler Black, hoogleraar aan The University of British Columbia in Vancouver en als psychiater gespecialiseerd in suïcide, jongeren en spoedopnames, ziet ook dat het aantal mensen dat zelfmoord pleegt al een hele tijd daalt.

“En je zou zelfmoord kunnen beschouwen als een indicatie voor de hoeveelheid mentale stress die mensen voelen”, zegt hij. “Die neemt dus stelselmatig af, daar bestaat geen twijfel over. Op zowat elk gebied − geweld, seks onder de 13, tienerzwangerschappen − zien we sinds de jaren 1980 dat elke generatie het beter doet. Ook wat betreft angsten en depressie. Wat wel zo is: het aantal eetstoornissen nam toe, zeker tijdens de pandemie. En we gaan er ook van uit dat sociale media een negatieve impact hebben op het zelfbeeld van jonge meisjes. Maar de morele paniek in de samenleving is altijd groter dan het echte probleem. En die morele paniek houdt niet op als de angst ontkracht is: we weten dat gewelddadige videospelletjes het geweld niet doen stijgen, en toch blijven veel mensen bezorgd dat het wel zo is.”

En al die burn-outs dan?

Voor we de pandemie van dichtbij bekijken en ingaan op ADHD en zelfverwonding, eerst een antwoord op de vraag die menig lezer al van bij het begin van dit artikel op de lippen brandt: en al die burn-outs dan? Is dat ook geen nieuwe klacht die duidelijk in de lift zit, wat volkomen haaks staat op de basisstelling van dit artikel? Dat is een goede vraag, maar een netelige kwestie. In zijn jongste boek In de ban van burn-out legt Vinkers uit dat we die stoornis eigenlijk nog niet goed in beeld hebben. “Wie bij een huisarts of bedrijfsarts komt, krijgt eerder de diagnose burn-out”, zei hij eerder in De Morgen. “Wie met dezelfde klachten bij de psychiater komt, heeft meer kans om de diagnose angststoornis of depressie te krijgen. Dat is het loketfenomeen. Het is met psychisch lijden helaas zo dat de diagnose samenhangt met bij wie je terechtkomt.”

Hij voegde daaraan toe dat hij het lijden van mensen met een burn-out uiteraard niet wil bagatelliseren. “Ik weet dat er mensen thuiszitten met zeer ernstige klachten, soms wel tot een jaar lang, daar wil ik niets aan afdoen. Maar of zij iets hebben wat een burn-out genoemd kan worden, is de vraag. Het is belangrijk dat we niet alleen de discussie voeren over wat een burn-out wel en niet is, maar dat we ons meer verdiepen in de weg naar ontregeling: hoe gaat het mis, wanneer ontregelt iemand door stress, is dat te voorspellen en kunnen we eerder ingrijpen?”

Ook Bram Vervliet hoedt zich voor stellige uitspraken over burn-out. “Er is veel discussie over”, zegt hij. “Het is een extreme term die steeds vaker wordt gebruikt, maar misschien is hier ook sprake van wat men concept creep noemt, waarmee men wil aangeven dat een term op steeds meer verschijnselen wordt toegepast. Je bent verkouden, maar je hebt een griepje. Je zit in een dipje, en denkt meteen dat het een depressie is. Je ervaart veel stress of bent vermoeid, en je hebt een burn-out. Die concept creep zal zeker meespelen bij het idee dat het tegenwoordig veel erger is dan vroeger.”

Maar dus, die pandemie en de problemen die duidelijk toenemen. “Er bestaat geen twijfel over dat eetstoornissen zeker tijdens de pandemie zijn toegenomen”, zegt Tyler Black. “De omstandigheden die bijvoorbeeld een lockdown creëert, waren ideaal om die stoornis te ontwikkelen: er werd minder aan ploegsport gedaan, tijdens onlinevergaderingen was je verplicht om constant naar jezelf te kijken. Vooral voor adolescente meisjes die al een zekere kwetsbaarheid hadden, was dat een zware ­periode.”

Toch verzet Black zich tegen de overtuiging − die alom leeft − dat de pandemie ons mentaal welzijn zware klappen heeft toegebracht. “Ik heb verschillende Canadese provincies, waar het beleid qua schoolsluitingen grondig verschilde, met elkaar vergeleken, en je ziet dat bijvoorbeeld zelfmoord bij jongeren niet samenhangt met schoolsluitingen, integendeel: zelfmoord bij jongeren hangt juist samen mét school − de meeste zelfmoorden gebeuren tijdens de eerste weken van het nieuwe schooljaar. Zeker niet tijdens vakanties. Wat wel een gevolg is van schoolsluitingen, is natuurlijk de eventuele leerachterstand.”

Verkeerde focus

De focus lag ook te veel op de maatregelen, en te weinig op wat het virus aanrichtte, vindt Black. Wat geldt voor de economie, geldt voor het mentaal welzijn van kinderen: het virus zelf richtte minstens evenveel schade aan als de maatregelen, die op zichzelf niet dodelijk waren. “Tien miljoen kinderen wereldwijd hebben een zorgende ouder of grootouder verloren aan het virus”, aldus Black. “Dát heeft pas een enorme mentale impact.”

Wat de rapportering over ons geestelijk welzijn betreft, drukten de media soms wat te hard op het gaspedaal, vindt Ronny Bruffaerts. “Dit is belangrijk om aan te stippen: stress hoort bij het leven en is geen pathologie. Maar als mensen tijdens de pandemie verklaarden stress of somberheid te ervaren, waren media geneigd om ook daar termen als angststoornis of depressie op te kleven. Media deden aan overdiagnose, zou je kunnen zeggen. Van alle mensen die weleens diepe somberheid ervaren, krijgt maar een op de tien ooit een depressie. Wie somberheid als depressie betitelt, slaat de bal mis met een factor tien. Er bestaat een groot onderscheid tussen een gevoel en een stoornis.”

null Beeld Maxim de Gilder
Beeld Maxim de Gilder

Wat ADHD en zelfverwonding betreft, vermoedt Tyler Black dat het aantal diagnoses mede stijgt door detectie en sociale verspreiding. “Toen het label ADHD nog niet bestond, waren er ook al mensen die aan de huidige diagnose beantwoordden. Maar zij kregen geen diagnose, geen zorg en liepen verloren in het onderwijs. Vaak kwamen ze als volwassenen in zware jobs terecht, bijvoorbeeld in de bouwsector, waar ze, mede door hun ADHD, veel gevaar liepen. Dat heeft mensenlevens gekost, vandaag is er aandacht en zorg voor zulke mensen. Dat is vooruitgang.”

Ook zelfverwonding kwam volgens Black vroeger voor. “Je kunt met je hoofd tegen de muur bonken, je kunt jezelf verbranden − mensen hebben altijd manieren gevonden om aan automutilatie te doen. Wat jongeren vandaag vooral doen, is superficial cutting: ze snijden zichzelf oppervlakkig, een zeer efficiënte manier om te bereiken wat ze willen, die fysieke pijn, en hun gedrag toch lang verborgen te houden. Dat gedrag verspreidt zich als een sociale epidemie, omdat jongeren het bij elkaar zien. Ik durf te vermoeden dat superficial cutting ook vaker voorkomt omdat het de vele alternatieven heeft vervangen.”

Meer getuigenissen

Tot slot nog eens naar de centrale vraag. Ons mentaal welzijn, en hoe dat evolueert. Ten goede, dus. Niet op elk vlak, dat zou dus miraculeus zijn, maar wel globaal gesproken, letterlijk en figuurlijk: in het algemeen, en wereldwijd. Hoe rijker en welvarender mensen worden, hoe minder ze mentaal te lijden hebben. Armoede, criminaliteit en ontbering: dat maakt mensen ongelukkig. Nog een veelzeggend voorbeeld van Vervliet: “Niet kunnen ontbijten heeft een grotere impact op psychisch welbevinden dan je schermtijd op sociale media. Maar we kampen nu eenmaal met het gevoel dat we te veel stress hebben, en dus dat het mentaal lijden is toegenomen.”

Over ongelijkheid, ook een factor die door Paul Verhaeghe in een recent interview met De Morgen werd aangehaald, zegt Vervliet: “De inkomensongelijkheid is in de meeste West-Europese landen, ook in België, sinds de jaren 1970 amper toegenomen. En dan nog: dat Kevin De Bruyne miljoenen per jaar verdient, daar word ik niet ongelukkig van, als ik niets tekortkom. Ongelijkheid op zich is niet de oorzaak van mentaal lijden. Welvaart en comfort zijn goed voor ons mentale welbevinden. Armoede niet.

“Ik ben in 2015 eens in de cijfers gedoken toen daaruit bleek dat Belgische meisjes van 15 à 16 jaar angstiger werden. Maar dat ging vooral om meisjes uit het beroepsonderwijs, vaak met laaggeschoolde ouders en weinig uitzicht op een goede baan. De angst in die groep had misschien nog te maken met de financiële crisis. Historische gebeurtenissen spelen natuurlijk een rol. Het is erg moeilijk om verklarende factoren te isoleren.”

Maar de cijfers blijven wat ze zijn. Die stijgen niet. De stelling dat we almaar angstiger en depressiever worden − wie je met die ‘we’ ook bedoelt − moet worden beoordeeld als: onwaar. Dat we de indruk hebben dat het zo is, kan ook te maken hebben met de steeds grotere openheid over mentale problemen. Mocht ik als jongeman interviews hebben gelezen met Bekende Mensen die ik bewonderde en die getuigden over hun angsten en depressies, dan had ik mij niet zo alleen gevoeld en sneller hulp gezocht. Maar dat die getuigenissen vandaag zo talrijk zijn, kan ook een zogenoemde availability bias creëren: een beschikbaarheidsvooroordeel. Omdat zoveel verhalen ons aangewaaid komen, denken we op den duur dat iederéén een depressie of angststoornis heeft.

“Dat speelt volgens mij absoluut mee”, besluit Bram Vervliet. “Het heeft decennia gekost om het stigma weg te nemen. We hebben altijd geweten dat er veel verdoken psychisch lijden was. Nu komt dat sneller aan de oppervlakte, wat je als een succes mag beschouwen. Die toename van getuigenissen en hulpvragen hoeft dus niet tot doemdenken te leiden.”

En dan is er nog iets, niet onbelangrijk in dit debat over maatschapppij en mentaal welzijn. “De psycholoog en psychiater hebben de rol van dominee overgenomen”, zegt Christiaan Vinkers. “Maar ik denk dat zij niet de beste maatschappijduiders zijn. Zij hebben geleerd om mensen beter te maken, niet om uit te leggen wat er mis is met onze maatschappij of hoe de wereld evolueert.”

Wie kampt met donkere gevoelens, kan onder meer terecht bij de zelfmoordlijn op 1813 of op www.zelfmoord1813.be.

Bij vvkp.be/zoek-psycholoog kunt u ook op zoek naar hulp. En uw huisarts is een bron van informatie en eventuele doorverwijzing.

Volgende week in deel 2 van dit onderzoek: ‘Jawel, met het kapitalistisch systeem kunnen we global warming zeker bestrijden’

Nu belangrijker dan ooit: steun kwaliteitsjournalistiek.

Neem een abonnement op De Morgen


Op alle artikelen, foto's en video's op demorgen.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar info@demorgen.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234