opinie
Dat verkiezingen volstaan, is een mythe
Luc Huyse is socioloog en emeritus hoogleraar aan de KU Leuven. Hij is de auteur van De democratie voorbij.
Vijftig jaar en drie maanden geleden, in juni 1968, sprak premier Gaston Eyskens in zijn regeringsverklaring over het bij de burgers 'toegenomen verlangen om inspraak te bekomen'. In de lente van 1970 startte de PVV (de liberale partij van toen) een ‘Operatie voor een levende democratie'. Zij beloofde in alle gemeenten in gesprek te gaan met de inwoners. Deze ‘unieke vorm van inspraak’ moest een programma opleveren dat aansloot bij de wensen van de mensen. Andere partijen volgden.
De campagne voor de gemeenteraadsverkiezingen van 11 oktober 1970 overspoelde de burger met beloften van participatie en medezeggenschap. Vandaag, een halve eeuw later, zijn 'burger' en 'participatie' opnieuw zoemwoorden in weer een lokale kiesstrijd. Dezelfde slogans, dezelfde beloften. Alsof de tijd heeft stilgestaan. Zijn de dure eden dan al die jaren louter klatergoud geweest? Toch niet, in veel gemeenten zijn allerhande inspraakorganen aan het werk gezet. Maar deze hervormingen hebben niet tot een fundamentele herverdeling van de macht tussen politicus en burger geleid. Daarom is het niet zo vreemd dat 1970 vandaag terug is.
Gegeven is gegeven
Macht delen met burgers heeft voor vele politici iets tegennatuurlijks. In het stemhokje hebben kiezers hun stem weggegeven, toch? Daarmee eindigt hun formele recht op medebeheer. Want gegeven is gegeven. Die overtuiging zit gebetonneerd in 'het primaat van de politiek', het heilige principe dat beslissen reserveert voor wie verkozen is.
Vooral zij die voor het eerst in een regering zetelen voelen de nood om uitgebreid met de vlag van 'het primaat' te zwaaien. Zo hebben ministers van N-VA de burgers er al herhaaldelijk aan herinnerd dat zij de baas zijn. En er circuleren nog bezwaren tegen machtsdeling. Mathias Diependaele, fractieleider van N-VA in het Vlaams Parlement, zei over grote infrastructuurwerken: "Er is te veel inspraak, waardoor het algemeen belang geblokkeerd wordt." (De zevende dag, 19/1/ 2014)
Vaak valt ook te horen dat medezeggenschap de slagkracht van het overheidsbeleid beschadigt, tijdverlies veroorzaakt en zware meerkosten met zich mee brengt. De grondwet, het algemeen belang en de behoefte aan bestuurlijke efficiëntie leveren politici de ingrediënten voor een hardnekkig verzet tegen waarachtige coproductie van de bevolking.
Daar blijft het overigens niet bij. In de dagelijkse omgang met burgers worden barrières van een minder nobele aard opgetrokken. Er zit bij nogal wat politici een visceraal wantrouwen tegenover wie wil meebeslissen. Je ziet, hoort en voelt het in tal van venijnige ingrepen. Bij de lokale inspraakorganen verzekeren de politieke partijen zich van een gegarandeerde aanwezigheid. Parachutering van schoonmoeders en -vaders is dat. Of er wordt gezorgd voor procedures en spelregels die het mee beslissen in de praktijk vleugellam maken.
Die partijpolitieke bemoeizucht, hier en elders in de marge van het overheidsbestuur, is een uitvergroting van de achterdocht waarmee vele partijen naar de samenleving kijken. Macht loslaten in vertrouwen? Vergeet het maar. Ook al omwille van het koppige geloof dat zij, de hoeders van de politieke macht, best weten wat goed is voor u en voor mij.
Slijtage
Toch is er verandering op komst. Het draagvlak waarop het verzet tegen authentieke medezeggenschap rust, brokkelt gestadig af. De mantra dat er zonder verkiezingen geen rechtmatige uitoefening van macht kan zijn, is nog niet dood, dat niet. In een van zijn vele tweets heeft Rik Torfs, toen nog rector van de KU Leuven, dat axioma treffend geformuleerd: "Hart boven Hard, een groep die macht wil veroveren zonder legitimering door verkiezingen. Zo ver durfde het Vlaams Belang nooit gaan." Die bokkige visie zet de deur voor verregaande co-productie op slot.
Maar toch vertoont deze vergrendeling ernstige slijtage. Verkiezingen als bron van legitieme macht verliezen snel aan belang en betekenis. In zowat alle Europese landen, de jonge democratieën in Centraal-Europa incluis, gaan minder en minder burgers stemmen. Bij ons camoufleren de opkomstplicht en de chronische verkiezingskoorts die trend nog, maar ook hier is het diepe scepticisme goed voelbaar. Kiezers zijn wispelturig of haken af, lopen en masse tijdelijk over naar wie de kracht van verandering beweert te bezitten, of leveren een nauwelijks te ontcijferen signaal af.
Onlangs kwam er vanuit onverwachte hoek een formele bevestiging dat verkiezingen tekortschieten. IDEA (het intergouvernementele instituut voor democratie en electorale bijstand) bejubelt al vele jaren verkiezingen als het ware hart van de democratie. Maar anderhalve maand geleden titelde de website: 'Voting is no longer enough'. In een videoboodschap herhaalde Yves Leterme, uittredend secretaris-generaal van IDEA, dat er dringend nood is aan ononderbroken inspraak en participatie. De roep dat verkiezingen volstaan, is gedegradeerd tot fictie.
Ikea-effect
Fixatie op bestuurlijke efficiëntie kleurt het gedrag van wie regeert. Beleid (deels) toevertrouwen aan burgers bedreigt, denken zij, die stuurkracht, want tijdverlies en meerkosten zijn dan onafwendbaar. Maar ook deze bron van verzet tegen coproductie verzwakt zienderogen. Het besef groeit, ook bij beroepspolitici, dat zij de uitdagingen van vandaag en morgen niet langer alleen aankunnen. De bestuurlijke agenda is, zelfs lokaal, te overladen, te complex en te duur geworden.
Tegelijkertijd is in de bevolking een machtig reservoir aan beleidsgerichte deskundigheid opgebouwd. Politiek personeel en ambtenarij hebben nu al in tal van dossiers niet langer een kennisvoorsprong. In de afhandeling van de Oosterweel-zaak, bijvoorbeeld, hebben Ademloos, stRaten-generaal en Ringland aangetoond dat de inzet van burgerbewegingen uiteindelijk de slagkracht van de overheid ten goede komt. En zeker zo belangrijk is dat coproductie ook de zoektocht naar democratische legitimiteit, nu bemoeilijkt door het falen van de verkiezingen, kan vergemakkelijken. Daar zorgt het Ikea-effect voor: mensen brengen meer waardering op voor wat zij minstens gedeeltelijk zelf hebben gefabriceerd. En ja, dat werkt ook in de politiek. Mee beslissen voedt de geloofwaardigheid en de weerbaarheid van de lokale democratie.
Het is nu aan de politieke klasse om ja te zeggen. En niet alleen in tijden van electoraal opbod. Dan is het gemakkelijk om te wuiven met wijkbudgetten en bevraging van de bevolking. Er is veel meer nodig dan wat kortstondige improvisatie. Anders zal ook de campagne in de herfst van 2024 een kopie van 1970 zijn.