ColumnDe gebeten hond
Dat geen visie hebben ook een visie hebben is, ontgaat menigeen
Mark Coenen gaat aan de wandel met de week.
Het ene land is het andere niet.
Tien jaar geleden moest minister van Media Ingrid Lieten (sp.a) spitsroeden lopen omdat ze in een mail haar toenmalige baas, CD&V-minister-president Kris Peeters, en de zijnen “uit teflon en beton opgetrokken gevoelloze karikaturen” had genoemd.
Iedereen boos, maar met een briljant retorisch handigheidje wist Peeters het vuur te doven. “Haar naam staat wel onder de mail, maar ze staat er niet achter”, zei hij op de radio.
Veel slimmer moet het niet worden.
Tien jaar later wordt een uit teflon opgetrokken polderpoliticus voor de vierde keer na elkaar minister-president van Nederland.
Het ene teflon is het andere niet.
Het schijnt een man zonder visie te zijn. Dat geen visie hebben ook een visie hebben is, ontgaat menigeen. Rutte is een regelaar, geen twijfelaar: de kans dat hij zijn speeches opluistert met Latijnse citaten is klein.
Klare taal, heerlijk helder, vooruit met de geit.
“Wie visie nodig heeft, moet naar de oogarts”, is een quote van Rutte die zo op een tegeltje kan.
Het betekent hetzelfde, maar bekt beter dan het ‘gewoon doen’ van zijn Vlaamse tegenhangers.
De man zonder eigenschappen deelt het verkiezingssucces met Sigrid Kaag, een vrouw met veel visie en vuur, die haar partij D66 naar ongekende hoogten wist te stuwen. Alleen in 1994 veroverde de partij evenveel zetels als afgelopen woensdag: 24. De gevierde oprichter Hans van Mierlo zou een gat in de lucht gesprongen hebben.
Wie geen visie heeft, vaart blind: het zou een tegeltje van Kaag kunnen zijn.
D66 was het geesteskind van Van Mierlo, die in 1966 het Nederlandse politieke bestel op zijn kop zette met een burgerbeweging die razendsnel groeide.
Onbehagen 1.0.
Zij lanceerden zich met Appèl: ‘Een brief aan iedere Nederlander die ongerust is over de ernstige devaluatie van onze democratie’, waarin ‘de hachelijkheid’ van sommige verschijnselen in de democratie werd aangekaart.
‘Wij zijn geen politici’, bezweert men. Tot ze een jaar later wel politici werden.
Bij de uitvaart van Van Mierlo in 2010 nam Cees Nooteboom het woord. “Hans was voornaam en wellevend. Eelt, die noodzakelijke beschermende laag voor elke politicus, had hij nooit aangekweekt. Hij was geen man zonder eigenschappen, hij was een man van goede wil, in de meest essentiële zin van het woord.”
Hij schetst, nog maar even geleden, het beeld van een politicus uit een andere tijd. De in memoriams vormen een requiem voor een Nederland dat niet meer bestaat.
De razendsnelle opkomst van het nationaalpopulisme dat toen begon, gaat onverminderd voort. Nederland trekt zich geborneerd terug achter de dijken, met Baudet en Wilders en hun flottielje aan malcontenten op kop.
De winst van Kaag is balsem op de wonde, want zij staat voor net het tegenovergestelde.
Of het een doekje voor het bloeden is, mag gevreesd maar niet aanvaard worden.