ColumnAnn De Craemer
‘Dada’ verschijnt er op het scherm: de filosofie van angst en vrolijkheid
Elke dinsdag en donderdag schrijft Ann De Craemer over de kleine en grote dingen des levens die haar beroeren.
Op de vraag hoe het hen vergaat, krijg ik van een bevriend koppel met twee kleine kinderen een gefronst video-antwoord op mijn scherm. Een van hen verwoordt die frons mild lachend: ‘Wel, sinds een maand zijn we van het nihilisme in het bihilisme beland. Geen van ons beiden krijgt nog enig werk gedaan.’ In deze nieuwe filosofische stroming heeft kinderzorg de noodzaak tot produceren schaamteloos verzwolgen. Als steun stuur ik hun een hevig duimende emoticon. Het computerscherm kijkt dankbaar maar afgepeigerd terug.
Zelf ervaar ik een ander soort reflex, bijvoorbeeld bij de gedachte aan hoe het was om ergens een koffie te gaan drinken. Ik herinner me iets met losjes dag zeggen, tijdens het bestellen de handen op allerlei oppervlakken de vrije loop laten, argeloos een kopje uit vijandige vingers ontvangen om daarna, bladerend door een krant, een koekje weg te knabbelen. Twee maanden poetsdressuur doen me huiveren bij die eens zo normale procedure. Het filmpje in mijn hoofd is vergeven van de alarmsignalen, alsof er in mijn schedel een scheidsrechter schuilt die onophoudelijk kaarten toont.
Op de radio wordt een anekdote verteld over de pianist Glenn Gould die als gekend brokkenpiloot voor de rechter moet verschijnen omdat hij nog maar eens door het rood heeft gereden. Gould geeft de feiten toe maar laat meteen goudeerlijk weten dat hij ook al vele malen zomaar stilstond voor het groen. Een aandoenlijke bekentenis.
Is dat het wat me parten speelt? Herinneringen die stilstaan voor het groen omdat ze plots bulken van de overtredingen? Ik gebruik mijn toetsenbord als klavier en tik een deuntje. ‘Dada’ verschijnt er op het scherm: de filosofie van angst en vrolijkheid.