OpinieLieven Buysse
Boris Johnsons nieuwe zondebok voor Britse brexitchaos
Lieven Buysse is hoogleraar Engelse taalkunde en Britse cultuur aan de KU Leuven Campus Brussel.
Met bevoorradingsproblemen in winkels, supermarkten, bij slagers en tankstations heeft het Verenigd Koninkrijk vandaag weinig weg van een rijke westerse mogendheid. Het betaalt de prijs voor een onzorgvuldige brexit, maar wie is daarvoor verantwoordelijk?
Britse bedrijven rekenden de afgelopen decennia via het vrij verkeer van personen, een van de pijlers van de EU, op werkkrachten uit Centraal- en Oost-Europa om de leemtes op de arbeidsmarkt in te vullen. Precies in die sectoren ervaren de Britten nu problemen, want ze willen alleen nog specifieke profielen van buitenlandse werknemers toelaten. Administratieve en vooral financiële drempels maken werken in het VK een stuk minder aantrekkelijk, zeker voor werknemers uit de lagere inkomensklassen. De coronacrisis heeft de gevolgen daarvan enigszins gemilderd maar nu de maatschappij stilaan in haar normale plooi valt, komen de problemen aan de oppervlakte.
Aanvankelijk wou de Britse regering vooral tijd kopen. Om de acute noden, zoals de brandstofbevoorrading en – zo mogelijk nog belangrijker – de kalkoen op de kersttafel, weg te werken, zou ze tijdelijke arbeidsvisa uitreiken aan onder andere buitenlandse vrachtwagenchauffeurs. Dat is geheel in lijn met het devies dat buitenlandse werknemers enkel op vraag van het VK ingezet zouden worden, maar is hoegenaamd geen aantrekkelijk aanbod voor zulke werknemers: ook een zekere mate van werkzekerheid speelt nu eenmaal een rol. Er hapten tot nu toe… 27 chauffeurs toe van de 300 die nodig zouden zijn.
Dé oplossing
Premier Johnson pareert de kritiek op zijn migratiebeleid na de brexit door de schuld naar de bedrijven door te schuiven: ze hadden zich maar beter op brexit moeten voorbereiden en hoeven nu niet op de staat te rekenen om alle problemen op te lossen (al wordt het leger dan weer wel ingezet om met tankwagens te rijden). In de aanloop naar brexit sloeg de overheid bedrijven inderdaad om de oren met “Get Ready for Brexit”-campagnes, maar hoe ze dat konden doen, was nauwelijks terug te vinden omdat de overheid het zelf amper wist.
Deze week wordt tijdens het congres van Johnsons Conservatieve Partij unisono dé oplossing naar voren geschoven: betaal werknemers meer zodat meer Britten voor die banen zullen kiezen. Simpel en efficiënt, zou je denken, en wie kan nu tegen meer loon zijn? Alleen zullen hogere loonkosten doorgerekend worden aan de consument, waardoor de inflatie in het VK verder kan stijgen, en Britse producten (nog) minder aantrekkelijk worden voor de export. Individuele bedrijven gaan niet gauw een beslissing nemen die hun concurrentiepositie aantast, dus de regering heeft wel degelijk een rol te spelen om haar eigen voorstel waar te maken. Bovendien zijn de ambtenarenlonen al een hele tijd bevroren – de overheid geeft dus niet meteen het goede voorbeeld.
Een Conservatieve premier die staatsinmenging afzweert, is volstrekt normaal, maar dat hij daarbij werkgevers de oren wast en het opneemt voor de lagere lonen is eerder ongezien. Het past echter perfect bij Johnsons strategie. De regering schuift haar verantwoordelijkheid voor wat fout loopt, systematisch af op een zondebok. Specifiek in dit dossier is de EU – the usual suspect – geen kandidaat voor die rol. Bedrijven zijn dan weer wel rechtstreeks betrokken partij, en de bedrijfswereld heeft zich altijd tegen een brexit gekant. Het is dus makkelijk aanneembaar te maken dat ze zich er willens en wetens onvoldoende op hebben voorbereid.
Die boodschap zou er wel eens vlotjes in kunnen gaan bij het electoraat waar Johnson zijn verkiezing aan te danken heeft. Een pleidooi voor hogere lonen voor arbeiders past niet alleen in het door hem gecultiveerde imago van een sociaalvoelende Conservatief, het helpt vooral om die kiezers nog verder weg te lokken van oppositiepartij Labour. Die heeft van een beter bestaan voor wie het minder goed heeft immers haar handelsmerk gemaakt, en krijgt nu stevige concurrentie. Als de hogere lonen er niet komen, kan dat de regering ook niet kwalijk genomen worden want zij heeft geen directe impact op de bedrijfsvoering in de privésector.
Andermaal hoopt Boris Johnson dat deze crisis van hem zal kunnen afglijden. Als de lonen niet stijgen en de chaos aanhoudt, moet de woede zich niet tegen hem keren. Als het even meezit, vinden bedrijven alsnog creatieve manieren om met de negatieve impact van brexit om te gaan. Tegelijk blijft de Noord-Ierse positie in het postbrexittijdperk onduidelijk doordat de Britten het akkoord daarover in vraag blijven stellen, de implementatie ervan slecht voorbereidden, en de hele regeling nu als onwerkbaar bestempelen. Wacht even… is het niet precies dat wat Johnson de bedrijven verwijt? Maar voor Noord-Ierland kan de EU natuurlijk wel weer als zondebok opdraven. Er zijn nog zekerheden.