ColumnAnton Jäger
Bijna een eeuw na Willem Elsschot wil een andere ondernemer ook zijn noden uitleven op de Boerentoren
Anton Jäger is historicus van het politieke denken aan het Leuvense Hoger Instituut voor Wijsbegeerte. Zijn column verschijnt tweewekelijks op woensdag.
In 1936 had Alfons De Ridder – ook bekend onder zijn pennennaam ‘Willem Elsschot’ – een reeks grootse zakenplannen. Na een carrière als marketeer wilde hij nu zijn eigen bedrijf uit de grond stampen. Het idee was om een gevel van de Antwerpse Boerentoren af te huren voor reclameborden. De kosten draaiden al snel astronomisch uit, dus borg De Ridder zijn plannen op en zocht elders zijn gading.
Bijna een eeuw later wil een andere ondernemer ook zijn noden uitleven op een van Antwerpens meest illustere bouwwerken. Voorbije maand kondigde Fernand Huts aan dat hij een verticale uitbreiding van de Boerentoren verlangt, met hulp van architect Daniel Libeskind. In een stad die wemelt van de immocorruptie deed het plan al snel de wenkbrauwen fronsen. Dergelijke scepsis werd enkel versterkt door tastbare verbindingen tussen de N-VA en de vastgoedsector. Met welk mandaat zou Huts het uitzicht van Belgiës tweede stad bepalen? Met welke fondsen? En had men het ontwerp niet iets discreter kunnen uittekenen?
N-VA-mythologie
Willem Elsschot (1882 – 1960) zelf was een koele minnaar van Huts’ Boerentoren. Ook hij begon ooit als de ondernemer die in de N-VA-mythologie zo’n prominente plek inneemt, ondanks vroege linkse sympathieën. In die zin was hij een typisch Vlaams vat vol tegenstrijdigheden: francofiel die collaborateurs verdedigde, reclameman met occasioneel rode sympathieën, ondernemer die correspondeerde met Louis Paul Boon. Daarbovenop kwam een reeks Vlaamse karaktertrekken: een minderwaardigheidscomplex ten opzichte van francofone dominantie, een ressentiment dat zich zo nu en dan kon uiten in een latent anti-intellectualisme, een sporadische aversie ten opzichte van vreemdelingen. Hier zien we een antiklerikaal die de kerkgeschiedenis uitgebreid kende, en een feminist die zijn eigen eega deed zwoegen. Elsschot verachtte de franskiljonse burgerij en nam het op voor de kleinburger: de man die tussen hoog en laag stond, noch arm of rijk, noch radicaal of reactionair, noch links of rechts.
Sommige lezers appreciëren Elsschot net om die ambivalentie. Voor huidig burgemeester Bart De Wever (N-VA) bijvoorbeeld biedt zijn oeuvre uitgebreid voer voor een conservatieve politieke filosofie. In een tafelrede voor het Elsschot-gezelschap uit 2016 typeerde de huidige burgermeester het denken van Elsschot als “verantwoord hypocriet”. Dat ging in tegen de geest van ’68 die nu door de samenleving waadt. Sinds dat jaar, stelt De Wever immers, “is de aloude deugd van de menselijke hypocrisie maatschappelijk niet meer zo vanzelfsprekend” en “worden verwoede pogingen gedaan om ons voor te houden dat het onderscheid tussen goed en fout gedrag een product is van een kleinburgerlijke betutteling.” Elsschot past daarmee ook “niet in de mal van de maakbare mens”, “noch in de heilstaat van de maakbare samenleving.” Hij was eerder een toonbeeld van imperfectie, en was bovenal níét links.
Na de oorlog
Of het hier een waarheidsgetrouwe afbeelding van Vlaanderens grootste bellettrist betreft was dan weer een andere vraag. Midden vorige eeuw verdedigde Elsschot niet alleen verdoemde flaminganten als August Borms (1878 – 1946), die na de oorlog terechtgesteld werd en wiens grafdicht De Wever gretig citeert. Twee jaar voor hij de Boerentoren wilde beplakken, pende Elsschot wat gedichten naar aanleiding van de politieke actualiteit. In Brief (1934), bijvoorbeeld, waarschuwde hij een zakenman dat “wij (klaarstaan) om ons te wreken zonder je de nek te breken. Want komt ooit de rode tijd, door je slaven lang verbeid”.
In hetzelfde jaar nam hij het op voor de communistische martelaar Marinus van der Lubbe. Die was in 1934 door de nazi’s geëxecuteerd nadat hij de Reichstag had afgebrand. Koninklijke clementie ontliep hem, de Nederlandse elite zag hem met de nek aan. Elsschot was geschandaliseerd. “Laat het stikken in zijn centen,” stelde hij, “in zijn kaas en in zijn krenten… Tot je beulen, groot en klein, door den Rus vernietigd zijn.” Op zo’n uitspraak zal men de huidige eigenaar van de Boerentoren of de Antwerpse burgemeester niet zo snel betrappen.