EssayJonathan Holslag
Bij gebrek aan verbeelding, wilskracht en trots wordt zoveel moois ontnomen aan de gemeenschap en overgelaten aan een handvol mensen met veel geld
Jonathan Holslag doceert aan de Vrije Universiteit Brussel. Hij is de auteur van Van muur tot muur: de wereldpolitiek sinds 1989. Elke maand schrijft hij een essay voor De Morgen.
Tussen de landerijen van het Limburgse Velm ligt een statig schoolgebouw. Je bereikt het langs een heerlijke holle weg met antieke kasseistenen. Alleen al die weg spreekt tot de verbeelding. Je kan er, de oude karrengroeven in het diepzwart glimmende arduin volgend, de geschiedenis opsnuiven, je de struikrovers inbeelden die er ooit rondhingen, je voor de geest halen hoe de stoomlocomotieven voorbij het nabijgelegen oude stationsgebouwtje denderden, hoe Nederlandse musketiers in lange konvooien optrokken om iets verder, op de vlakte van Neerwinden, een belangrijke slag te leveren tegen het leger van Lodewijk XIV – de nederlaag tegemoet. Ook zonder Tom Waes deelt deze plek zijn geschiedenis.
Het gebouw zelf is een verhaal, een verhaal over hoe vorm, ritme en harmonie het menselijke gemoed bespelen, met hoge hekken, een weidse erekoer, vleugelgebouwen die de bezoeker als armen naar binnen wenken om dan oog in oog te staan met de rijzige gevel van het corps de logis en met enige schroom de trappen te bestijgen. ‘Bezoeker, wees welkom en eerbiedig.’ Er is ook het verhaal van arbeid, vakmanschap en natuurlijke rijkdom. ‘Dit hebben wij, mensenhanden, voor u gemaakt.’ De klampstenen gevormd met de zware Haspengouwse leem, de hoekstenen gehouwen en gebouchardeerd uit Maaslandse kalksteen, de vloeren gelegd in lokale marmers met kokette namen als rouge de Flandre en impérial.
We staan dus nog maar in de ontvangsthal en hebben al een kleine ontdekkingstocht in de geschiedenis, esthetiek en geologie achter de rug. En dan openen zich de tuindeuren, naar een prachtige grasvlakte, die uitgeeft op weides waarin koeien grazen, die geflankeerd worden door een kleine fruitgaard, op hoogstam, en die deels ingesloten wordt door majestueuze eiken, essen, beuken en lindes waarin de lijster in het voorjaar zingt, waarin mezen hun rusteloze zelve zijn en waarin de buizerd nestelt, een grasveld dat uitnodigt om te rennen en te ravotten, om te verkennen, te observeren hoe de boer zijn land ploegt, waar de melk vandaan komt, de suiker, ons brood, zaken die zo gewoon lijken, maar dat toch niet helemaal zijn.
Blinkende SUV’s
Dat alles is dus een school en die school wordt nu verkocht, waarschijnlijk aan een projectontwikkelaar, die er een duur hotel van zal maken of een vastgoedmiljonair die de smeedijzeren poorten enkel opnieuw zal openen voor blinkende SUV’s van een handvol vermogende vrienden, lui voor wie het te doen is om de status van het kasteel en niet de geschiedenis, die op dure witte gympen of pumps zullen jammeren dat de koe loeit, de stal riekt en de boer mest draagt naar zijn land, lui voor wie het hebben belangrijker is dan het ontdekken. Zo gaat dat steeds vaker in onze samenleving: bij gebrek aan verbeelding, wilskracht en trots wordt zoveel moois ontnomen aan de gemeenschap en overgelaten aan een handvol mensen met veel geld.
De lui van de onderwijskoepel hebben natuurlijk hun praatje al klaar. De gebouwen zijn niet meer van deze tijd. Ze zijn niet meer gebruiksvriendelijk. Ze zijn niet goed ontsloten. Ze zijn niet energievriendelijk. Zo gaat dat in ons onderwijs vandaag, het onderwijs dat bestuurd wordt door boekhouders voor wie leerlingen inkomsten en marktaandeel zijn, technocraten die in hun leven doorgaans even weinig tijd in een echt klaslokaal hebben doorgebracht als een de directeur van een multinational op een fabrieksvloer, mensen die de mond vol hebben van maatschappelijke missie, maar voor wie het uiteindelijk toch steeds vooral pragmatisch moet zijn, want immers: het middel heiligt het doel.
Ik zou me in hun plaats murw gevochten hebben om die kastelen te behouden, er de mooiste scholen van hebben gemaakt voor vakmensen, koks, hoteliers en landbouwers: tonen dat het leren van vakmanschap groots kan zijn, dat handenarbeid meer verheffend is dan het inspiratieloos hangen in aula’s. Het Oxford en Cambridge van het bso, al moeten we dat laatste misschien niet eens meer zo noemen. Schrijnwerkers, loodgieters en dakwerkers zijn vandaag soms gesofisticeerder bezig dan menig hoogopgeleide schermtuurder. Kans verkeken dus: het kasteel staat te koop bij Sotheby’s Reality als luxevastgoed. En dan scheppen ze nog hun eigen overaanbod, door in een keer een hele zwik kastelen op de markt te gooien, soms slechts enkele kilometers van elkaar verwijderd. Wat een amateurisme. Spijtig dat de Russische oligarchen deze keer niet kunnen bieden.
Alles voor de auto
Het is allemaal tekenend voor onze samenleving. Eigenlijk investeert die gewoon te weinig in schoolgebouwen. Ons land besteedt een magere 5 procent van de onderwijsuitgaven aan infrastructuur. In de meeste Noordwest-Europese landen schommelt dat rond de 10 procent. Het leidt tot schrijnende toestanden. Mijn dochters zaten enkele jaren op een lage school waar de speelplaats wel getroffen leek door een Russisch artilleriesalvo. Zodra het regende, stond de hele gebarsten betonnen vlakte onder water. Het piepkleine afdak hield het hoofd droog, maar de voeten bleven evenzeer nat, toch zeker bij de sukkelaars die het hele jaar met dezelfde afgedragen sportschoenen moesten doen. Terwijl de schooldirecteur op elke deur bonkte waar op te bonken viel om wat centen bijeen te schrapen, kreeg de aangrenzende supermarkt een nagelnieuwe parking, met plantsoentjes en boompjes. Alles voor de auto.
Op hun nieuwe school is het niet veel beter. Kinderen vermijden er de toiletten omdat ze steeds overlopen. Ondanks het harde werk van de poetsploeg verworden ze steevast tot een gore en stinkende spui. Het was kiezen tussen kunstgras voor de speelplaats en sanitair, hoor je dan verontschuldigend. En als ze later zouden verder studeren, naar de universiteit zouden trekken, wordt het niet noodzakelijk beter. Wat zegt dat over onze samenleving, over ons, ouders, dat we onze kinderen jaren laten doorbrengen in dat soort krochten? We kunnen lang discussiëren over de onderwijsfinanciën, maar één zaak is duidelijk: we geven te weinig uit aan scholen. Publiek-private oplossingen zijn duur en brengen geen soelaas. Ooit hoorde ik een ontwikkelaar pochen dat hij 30 procent winst draaide op het bouwen van scholen – op scholen!
Kwijnkoeren
Scholen zijn bepalend. Ze zijn de stenen veruitwendiging van onze visie op onderwijs, op opvoeding en op de komende generatie. Veel scholen lijken op een gevangenis, letterlijk. Kinderen hebben ruimte nodig en groen. Door de beperkte middelen worden scholen steeds vaker verplicht om een deel van hun grond te verkopen en met die opbrengsten een nieuw stukje koterij aan hun barstensvolle patrimonium te voegen. Onderzoek wijst uit dat er 25 vierkante meter per kind zou moeten zijn; bij ons ligt de norm op 4 tot 10 vierkante meter. In vele ontwerpen voor nieuwe scholen, zie je speelplaatsen schuchter verscholen tussen beton, kwijnkoeren zijn het. De enige plek die leerlingen er hebben om te spelen, is hun smartphone. Nu ja, dat is wellicht ook een vorm van smart school.
Het is alsof die hele architectuur erop gericht is om jongelui kierewiet te maken, alsof architecten een procentje krijgen op de rilatineverkoop. Oh, wat verlang ik bij het aanzien van die hyperkinetische nieuwbouw, die hoekige steenpuisten, die verticale kweekhokken met hun vreemde uitstulpingen en rommelige vensterpartijen naar de harmonie, de eenvoud, de beheerstheid en de symmetrie van de school in Velm. Het is een kwestie van smaak, misschien, maar ik weet wel waar ik zou willen vertoeven als nieuwsgierige, energieke puber, of waar ik mijn kinderen naartoe zou sturen. Misschien moesten we maar eens een nieuw net oprichten, rondom enkele oude waarden, in waardige gebouwen, gebouwen die fluisteren in plaats van te schreeuwen, gebouwen die mijn kinderen als jonge burger vertellen: wij hebben dit moois voor jou gebouwd, draag er zorg voor en bouw vooral verder aan onze toekomst.