ColumnDe gebeten hond
Bij een zelfgekozen dood geldt niet één verhaal, maar talloze verhalen
Mark Coenen gaat op, wandel met de week.
Er is literatuur voor elk jaargetijde: ook voor de herfst, die al een paar dagen danig zonnig is, wat de schaduwen op het kerkhof nog langer maakt.
Daar kan men ons dit en volgend weekend in groten getale vinden: het is een internationaal erkende vaste afspraak met de gebeenten van onze geliefden, die onder een steen liggen, alsof men er zeker van wil zijn dat zij tijdens ons bezoek niet onverwacht uit hun graven zouden opstaan. Kiekeboe!
Stel u voor.
Heden ik, morgen gij; als je goed luistert, fluisteren zij die al aan de overkant zijn dat zachtjes onder hun zoden of is het slechts het ruisen van de wind?
Wij staan allemaal voor het graf zonder te beseffen dat wij ook ter dood veroordeeld zijn, maar enkel onze einddatum nog niet kennen.
Hoewel dat met de vooruitgang van de wetenschap binnen afzienbare tijd mogelijk moet zijn.
Een slim algoritme, losgelaten op een eenvoudig bloedstaal, zal uitwijzen op welke dag wij, met inachtneming van het gebeurlijke dodelijke verkeersongeval of de zelf om de hals gehangen strop, onze afspraak met de bootsman van de Lethe hebben.
“Schipper mag ik overvaren?” “Wacht nog even, de boot is nog niet vol.” “Oké, dan.”
Ik herlees Jeroen Brouwers die Primo Levi citeert: ‘Onze herinneringen zijn niet in steen gebeiteld; met de jaren vervagen zij niet alleen, maar veranderen dikwijls ook, en kunnen aangroeien door vreemde elementen in zich op te nemen.’
Wat geweest is is eigenlijk niet geweest, maar lijkt erop. O zoete herfstkleuren van de herinnering.
Ook het geheugen fungeert als een algoritme, en kan even perfide effecten hebben als dat van Facebook.
Waar we veel aan denken krijgt overmatig belang en verdwijnt niet uit onze mentale tijdslijn, tot die helemaal overstroomt van obsessieve eenzijdigheid: wij dreigen onze eigen selffulfilling prophecy te worden.
De put die we voor onszelf gegraven hebben wordt dan te diep en de wanden dreigen in te storten. Tot ze dat doen.
Ik moest daar aan denken toen ik het verhaal schreef van Ward, de droeve filmprins, dat u, als u een beetje verder bladert, ongetwijfeld zal tegenkomen in deze Zeno.
Kroniek van een aangekondigde dood, die niemand kon voorzien.
Bij een zelfgekozen dood geldt niet één verhaal, maar talloze verhalen, die samen een tip van de sluier oplichten: maar nooit, in de woorden van Boudewijn de Groot, is het meer dan dat.
Het mysterie blijft en zij die achterblijven moeten op zoek naar een verhaal om ermee te leven en verder te kunnen.
Voor de overlevenden is de weg lang en hard.
Hier blijkt opnieuw ook hoe belangrijk communicatie is en tegelijk hoe moeilijk: echt zeggen wie je bent en daar vrank voor uitkomen is weinigen gegeven.
Ook filmprinsen niet.
Echt luisteren naar elkaar: doe het maar.
Laat elkaar niet los, want anders verdwaalt ge in het bos.