ColumnHugo Camps
Beter dan te betogen tegen het mondiale racisme kunnen we voor eigen deur vegen
Dissidentie mag ook. Onder die vlag vaart Hugo Camps op donderdag.
De uitvaartplechtigheid van George Floyd was indrukwekkend. Geheel in overeenstemming met zijn felle dood voor het oog van de wereld. De knieklem zal nooit meer uit het collectieve geheugen verdwijnen. Het leed dat ermee gepaard gaat en zich uit in felle demonstraties is een ander verhaal. Er is altijd een overtreffende trap in het lijden die doet vergeten wat eerder is gebeurd. Het verdriet om Floyd zal overgaan in een ander verdriet dat numeriek nog meer tot de verbeelding spreekt.
Zo gaat het ook met oorlogen.
De dood van Floyd is de exponentiële bevestiging van woekerend racisme. Vreemdelingenhaat lijkt een onuitroeibare ziekte. Floyd was dan wel een volbloed Amerikaan, maar een met een zwarte huidskleur. Het scheelt in wetten en decreten en in normen. De duizenden demonstranten weten dat nog niet, maar ook Floyd is gedoemd tot voetnoot in de geschiedenisboeken. Hij zal wellicht geen nationale vrijheidsstrijder worden die het rassenprobleem in de tijd belichaamt. Hervormingen bij de politie kan wel, en dat is al heel wat.
Wij horen vooral over racisme in voetbalstadions. Waar onverlaten oerwoudgeluiden maken en zwarte jongens apenstreken willen aanleren. De slogans die weerklinken zijn diep beschamend, maar tot een drastische ingreep komt het zelden. Wedstrijden worden niet geschrapt.
Pijnlijker wordt het als de spelers onderling elkaar een spiegel van primitief analfabetisme voorhouden. Met verwijzing naar hun moeder die uiteraard ‘een hoer’ is en een vader ‘die achter de wijven aanzit’. Het laatste benadert soms de werkelijkheid.
Je hebt kleine rancune en klein racisme. De geniepige ontluistering van de anders gekleurde medemens is nog het ergste kwaad. Dat systematische prikken in een tweederangshuid wordt vaak niet gezien. Ook niet in scholen waar de blanke elite de collegaatjes uitrookt en vernedert. Het liefst achter het handje.
Het kleine racisme vind je in de samenleving overal terug. In scholen en op bouwwerven, op recepties en aan de toog. Soms zie je op bus en tram oudere vrouwtjes schrikken als een zwarte kolossus nadert. Ze verhuizen van plaats en niemand zegt iets. Ook hier worden donkere jongens vaker onderworpen aan politiecontroles dan blanke leeftijdgenoten. Ze zijn weerloos tegen de verdachtmaking.
De volkstaal is vergeven van racisme, meestal verpakt in zogenaamde humor. De corrigerende factor ontbreekt. We noemen het zelfs leut.
Een bekende Afrikaanse voetballer kan geliefd zijn bij Club Brugge, maar de status van Lotte Lambert bereikt hij niet. Totale vergevingsgezindheid is er niet. En aan het einde van zijn contract duiken ook voor hem huisvestingsproblemen op, want zijn naam klinkt te exotisch.
Beter dan te betogen tegen het mondiale racisme kunnen we voor eigen deur vegen. Door totale gelijkwaardigheid na te jagen en de eigen taal te zuiveren van racistische clichés. De weg daar naartoe is nog lang en hobbelig.
Terzijde: witte mensen zijn ook niet gelijk.