UitkijkpostJoël De Ceulaer
Beste lezer, dit is mijn laatste brief, ik stop met pijn in het hart
Dit is tot nader order de laatste licht satirisch getinte brief van Joël De Ceulaer op deze plek. U kunt hem hier lezen of beluisteren.
Beste lezer
Het had zo mooi kunnen zijn. Beeld het u maar even in. Terwijl ik in mijn zolderkamertje argeloos het zoveelste stukje zit te tikken, wordt er beneden aangebeld. Ik doe open in onderbroek en kamerjas – ha, de voordelen van het thuiswerk! – en word meteen geboeid en geblinddoekt meegevoerd naar een donkere kelder, ergens in Antwerpen. Daar laten mediamagnaat Christian Van Thillo en een man met beulskap wiens stemgeluid aan dat van Bart De Wever doet denken, mij op minzame toon verstaan dat het stilaan wel genoeg geweest is. Dat ik moet ophouden met die zure, nare, vileine, gefrustreerde, belachelijke scheldpartijen. Dat deze wekelijkse brief met onmiddellijke ingang wordt stopgezet of dat het mijn beste dag niet zal zijn. Ik spartel flink tegen, maar wanneer De Wever dreigt een toespraak over wokeness te zullen aanheffen, breekt er iets in mij en geef ik toe.
Voorrecht
Dat verhaal is helaas verzonnen, maar de boodschap klopt. Het is inderdaad, lieve lezer, gedaan met deze wekelijkse brief. Ik stop ermee, voor onbepaalde tijd. Daarom ben ik zo vrij om u nu eens direct en persoonlijk aan te spreken. Het liefste had ik er vorige week al een punt achter gezet, zonder veel trammelant, maar na een paar dwingende whatsappberichten van de hoofdredactie heb ik mijn oké gegeven voor deze allerlaatste aflevering. Men wil dat ik waardig afscheid neem. Enfin, er is discussie over de draagwijdte van het bereikte akkoord, maar kom – we gaan daar nu niet over vallen. Dat is hier een fatsoenlijke redactie, geen federale caféploeg. En ik schrijf dit met plezier, want het is een voorrecht om voor u te mógen schrijven.
Ik stop dus met pijn in het hart, want ik hield zeer van dit epistel. Het was ook niet geheel zonder succes, mag ik eerlijk bekennen: online schoot hij soms als een raket de hoogte in en scoorde de brief als een junkie met een volle portefeuille. Hoe meer en vaker u klikte, hoe higher ik werd. Ik ben u dankbaar voor al die trips. Akkoord, het gebeurde weleens dat @Sam948857728 of @Griet872937 via Twitter lieten weten dat ik opgeknoopt moest worden, en zeker tijdens de hoge covidgolven vonden sommigen mij maar een arrogant stuk vreten en driedubbelgemaskerde hypochondrische angsthaas, maar verder mocht ik ook af en toe een liefdevol berichtje ontvangen. Voor wie zich dat afvraagt: de verhouding haat/liefde in de berichten die je krijgt als je politici bekritiseert, is pakweg 100 tegen 1. Toch als je De Wever aanpakt, of iemand van zijn clan, zoals ik dat vorige week nog deed – vergeet zijn prietpraatjes: als hij kan, zál hij in 2024 met het VB besturen. Ook als je Rik Torfs aanpakt, biedt een Romeinse garde zich meteen aan om je te kruisigen.
Inzichten
Maar het is niet daarom dat ik stop. Dat zou flauw zijn. Wie de sloopkogel hanteert, moet de bulldozer verwachten. Ik ben ook niet soft geworden, en kamp niet met de aanvechting om elke ochtend een doorvoelde Kumbaya aan te heffen. Ik blijf een misantroop, zeker als het over machthebbers gaat. Dat Wouter Beke gekwetst is omdat ik hem de doden in de rusthuizen niet vergeef – het zij zo. Dat Ben Weyts mij niet meer te woord wil staan omdat ik hem minister van Kinderbesmetting noem – so be it. Ik word liever gemeden door zulke lui dan dat ik met hen zou moeten gaan eten, wat sommige vakbroeders en -zusters graag doen.
Nee, ik staak dit wekelijkse schot uit de heup omdat ik tijd wil om gretiger te lezen, om nieuwe inzichten te tanken en vaker grote verhalen te schrijven. Ik zal niet minder, maar meer krantenkolommen vullen. Je moet met een rubriek niet doorgaan tot je die beu bent, of tot de lezer afhaakt – nee, je moet met honger van tafel. Dat is wat ik nu doe. Ik verlaat deze pagina, in het besef dat ik zondag al spijt zal hebben als de haren op mijn hoofd.
Doorvragen
Aan inspiratie nooit gebrek. Zo zou ik nu, puur hypothetisch, een brief hebben geschreven aan Zuhal Demir, de minister die in Knack een “misschien rare” vergelijking maakte tussen vluchtelingen en varkens. Ik zou het niet over haar hebben, maar over haar interviewer, van wie ik hou en die ik zeer waardeer. Maar de stelling die ik in mijn brief zou voorleggen, is deze: als een politicus iets héél raars zegt, iets waarvan je wéét dat het alle kranten en sociale media in brand zal zetten, mag je die uitspraak niet laten passeren, maar moet je daar Tijdens Het Interview Zelf op ingaan. Je moet doorvragen, en geen rare, lekkere, losse eindjes laten hangen – in de hoop op een relletje dat goeie reclame is voor je stuk.
Dat geldt voor de varkens van Demir, voor de dansende moslims van Jan Jambon, voor de ‘Vol is vol!’ van Egbert Lachaert, en ga zo maar door. Laat dit een oproep zijn aan mijn achtbare collega’s: kunnen we daar voortaan strenger op toezien? Meer moeilijke vragen, minder voorzetjes. Meer diepgang, minder relletjes. Ik heb ze nu toch niet meer nodig.
En verder wens ik iedereen een prettige kerst en een uitstekend jaareinde.
Uw kapoen,
Joël De Ceulaer, senior writer