OpinieAnton Jäger
België is dood maar de begrafenis is niet voor morgen
Anton Jäger is publicist en onderzoeker aan de KU Leuven. Een versie van deze bijdrage verscheen eerder op de Sidecar-blog van het Britse blad New Left Review.
“Ik zal nooit de avond vergeten die ik doorbracht in dat luxueuze restaurant op de Grote Markt... Buiten ging het leven van de Belgen voort: bonbons eten, chique auto’s in de prak rijden en zich afvragen of België eigenlijk wel een land is.”
Zo herinnert het hoofdpersonage in Doctor Criminale het zich, een roman van de Britse schrijver Malcolm Bradbury uit 1992. Een decennium eerder had Hugo Claus in Het verdriet van België (1983) natuurlijk een veel pessimistischer prognose gegeven over de toekomst van het meest onwaarschijnlijke land van West-Europa. Twee jaar voor Claus schreef Walter van Den Broeck met Het beleg van Laken (1980) zelfs een uitgebreid scenario voor het barsten van België, met soldaten die de Grote Markt bezetten en de koninklijke familie die haar toevlucht zoekt in een boschalet.
Bradbury’s België is er natuurlijk nog steeds. In het buitenland overleeft er zelfs een vertederend beeld van ons land. Het Britse blad The Economist merkte eerder dit jaar op dat België “de meest succesvolle failed state ter wereld” is. Belgen zijn bijna even rijk als Duitsers en zijn beter af dan Britten of Fransen. Onze gezondheidszorg is uitstekend, onze lonen zijn hoog, onze huizenprijzen zijn nooit gedaald. Afgezien van een abnormaal hoog zelfmoordcijfer en de Waals-Vlaamse ongelijkheid blijft het gros van de Belgen hoogopgeleid, rijk en veilig (“het land leeft in vrede”, merkte de Britse historicus Tony Judt op in 1999, “zo niet met zichzelf, dan toch met alle anderen”). Meer dan waar ook in Scandinavië lijkt ons land de uitgesneden kandidaat voor een beschut, veilig, sociaaldemocratisch paradijs.
Het grote onbehagen
Toch heeft die welvaart Belgen nauwelijks geïmmuniseerd tegen een diep en onuitroeibaar gevoel van onbehagen. De traditionele Belgische partijdemocratie implodeert. De staatscapaciteit neemt af. Extreemrechts is in opmars. In mei ging korporaal Jürgen Conings op oorlogspad naar Marc Van Ranst. Meer dan 50.000 mensen vervoegden toen online steungroepen voor Conings; voor de steunmars daagden 150 mensen op in de regen. In de Facebook-groepen voor Conings zagen we zowel een dorpssamenleving zonder dorpen als een nieuw online verenigingsleven: de commentaarsecties van grootkranten, geheime Facebook-groepen met hakenkruisen en leeuwenvlaggen, WhatsApp-gesprekken met familie en vrienden. Die groepen waren informeel maar egalitair, zonder de bureaucratische achterban die bij de kerk of de vakbond speelde – en die altijd zwaardere offers van hun leden eiste.
Lange tijd presideerde de CVP als leenheer over het verkavelde Vlaamse landschap. De kerk, de heemkundige kring en Kind en Gezin voorzagen integratie in de Vlaamse moderniteit. Dat ‘sociale weefsel’ – nog altijd een van de favoriete frases van N-VA-voorzitter Bart De Wever – is nu verdwenen, weggevreten door dertig jaar consumentisme en digitalisering. De christelijke zuil barstte open, en in die leemte stapte de nieuwe mondige burger: laptop in de aanslag, zonder partijkaart.
De nieuwe marktleiders bieden niet echt een substituut voor die oude partijkaarten. N-VA onderhoudt met dertig mensen op de mediadienst een waanbeeld van een ‘volkspartij’. Theo Francken tweet zijn volgers toe. Ondertussen werden ze op rechts ingehaald door een partij die er wel nog in slaagt pensenkermissen te organiseren in Ninove. Het Vlaams Belang vervelde zelf van een regionalistische zweep op rechts tot een anti-immigrantenpartij, een antisysteemstem. Tijdens de laatste verkiezingen gaf de partij meer uit aan digitale advertenties dan alle andere.
De Belgische politiek vertoont daarmee een interessante combinatie van onrust en stagnatie. In veel opzichten is het politieke centrum van het land uitgevallen; voor het eerst in de Belgische geschiedenis is het tradiblok bij de verkiezingen voor het Europees Parlement onder de 50 procent gezakt. De partijfamilies die de Belgische staat sinds 1893 bevolkten - de zuilen van liberalen, socialisten en christenen - verloren hun gedeelde meerderheid. De twintigste eeuw is dood en begraven. In een interview met De Zondag overwoog christendemocratisch leider Joachim Coens ook een omvorming van zijn partij tot een ‘partij-netwerk’. Dat zou niet-leden raadplegen en volksvergaderingen organiseren. Hij vermeldde ‘Samen’ als mogelijke nieuwe naam; ‘Samen Vooruit’ werd nu een coalitieoptie.
Eerder al was bij de Vlaamse sociaaldemocraten de omvorming van partij naar beweging ingezet. Vooruit heeft onder het voorzitterschap van Conner Rousseau zijn eigen variant van wat de politicologen Christopher Bickerton en Carlo Invernizzi Accetti ‘technopopulisme’ noemen uitgevonden. Aan de ene kant hebben we Rousseau, al dansend met rappers op zijn TikTok-account. Aan de andere kant hebben we Frank Vandenbroucke, federaal minister van Volksgezondheid, die sinds 2020 fungeert als vaderfiguur van de natie. Net als in andere Europese landen steekt dat nieuw protectionisme nu op het hele politieke spectrum de kop op. Geconfronteerd met een winter van prijsstijgingen heeft zelfs de leider van de Vlaamse christendemocraten zich uitgesproken voor hernationaliseringen.
Traditionele partijen als CD&V worden veroordeeld tot cohabitatie met hun zusterpartijen door de onstuitbare opkomst van het Vlaams Belang, dat nu een dreigende 26 procent haalt in recente peilingen. Aanvankelijk diende de partij vooral als separatistische pressiegroep. Begin jaren negentig echter, geïnspireerd door het nativisme van Jean-Marie Le Pen, begon partij te muteren tot een bredere antisystemische kracht. In een land dat nog trilde van de Dutroux-affaire en dat zonder duidelijk mandaat het Verdrag van Maastricht ondertekende, vond deze boodschap al snel weerklank.
In tegenstelling tot de andere impresario’s op hardrechts, zoals Viktor Orbán of Éric Zemmour, heeft het Belang nog steeds een stevige en brede lokale basis, compleet met cafetaria’s en jeugdclubs, motorbendes en turnkorpsen. Tom Van Grieken profileert zich als de ideale schoonzoon van extreemrechts. Sinds 2015 is de partij erin geslaagd haar oude civiele infrastructuur om te bouwen tot een digitale oorlogsmachine: geen partij spendeert meer aan sociale media.
Leopolds spoken
Het Vlaams Belang toont zich ook effectief in het uitbuiten van een Vlaams onbehagen tegenover een nieuw assertief, door millennials aangedreven antiracisme. De natie loopt immers ver achter als het gaat om koloniaal zelfonderzoek. Enkele jaren geleden stond het opgeknapte AfricaMuseum - gebouwd onder Leopold II nadat hij zijn persoonlijke Congolese domein aan de Belgische staat had overgedragen - een Afrikaans feestje toe in zijn tuinen. Feestgangers kwamen getooid in zwartepietpakken, tropenhelmen en luipaardenhuiden. Het museum bood later zijn verontschuldigingen aan; zelfs de Britse krant The Telegraph besteedde aandacht aan het schandaal. Het Belgische woke reveil is een onevenwichtige bedoening.
Sommige parameters zijn wel duidelijk verschoven. In april werd een radiopresentatrice bij MNM in een park in Antwerpen aangevallen met een flesje zuur. Enkele weken daarvoor kwam ze in een televisieprogramma te spreken over haar grootvader. De man bleek later Gerard Soete te zijn, een van de Belgische huurlingen die belast werden met het opruimen van het lichaam van Congolees onafhankelijkheidsleider Patrice Lumumba, die in 1961 op gezamenlijk bevel van de Belgische kroon en de CIA werd vermoord. Eind jaren negentig werd Soete door Belgische journalisten benaderd over zijn betrokkenheid in de zaak. Tijdens dat berucht interview opende hij een van de bureaus in zijn Brusselse appartement en haalde er een doosje uit gevuld met ivoorwitte tanden - ogenschijnlijke overblijfselen van de behandeling die op Lumumba’s verminkte lichaam was toegepast. De kleindochter zei dat ze zo goed als niets afwist van haar grootvaders vorige leven.
Leopolds spoken waren dus nog steeds rond in ons nationale patrimonium. Verschillende van zijn standbeelden werden het afgelopen jaar beklad. In een land dat na de dekolonisering nooit een grote toestroom van immigranten heeft gekend, zal een dergelijk activisme zeker een minderheid blijven – en onwaarschijnlijk dat het stemmen zal opleveren.
Grondwettelijke fetisj
Vooruitkijkend naar 2024 heeft De Wever verklaard bereid te zijn voorbij te gaan aan een grondwettelijke fetisj. “Ik geloof bijna niet meer dat er nog iets op legalistische wijze kan gebeuren”, verklaarde hij in een interview met de Krant van West-Vlaanderen. In plaats daarvan beriep hij zich op de noodzaak van “een nieuwe coup, een nieuw Loppem-moment”, verwijzend naar het moment waarop de Belgische koning na de Eerste Wereldoorlog socialistische en liberale leiders bijeenriep in Loppem, zonder katholieke raadpleging. Die samenkomst bekrachtigde het volledig mannenkiesrecht, nieuwe socialezekerheidsmechanismen, en de belofte van een Nederlandstalige universiteit.
Het blijft onwaarschijnlijk dat De Wever kan aansturen op een Catalaanse conflagratie in 2024. Er is geen hooghartige federale overheid die troepen naar Antwerpen zou sturen, zoals Madrid dat deed met Barcelona. En de grondwettelijke pariteitsvereisten tussen Vlamingen en Walen maken een unilaterale onafhankelijkheidsverklaring nog altijd uiterst riskant. De PVDA/PTB heeft ondertussen zijn eigen alternatieve programma voor 2024 uitgebracht. Daarin onderscheidt ze haar unitaire visie duidelijk van “het ‘Belgique à papa’… dat kinderen in de mijnen deed werken, het België van Leopold II en van de kolonisatie, van de Société Générale, van de collaboratie en de discriminatie, van het gesjoemel en de corruptie.”
Het geldt ondertussen als gemeenplaats dat België een zogenaamde nation impossible zou zijn, een staat die leeft in geleende tijd. Bestemd voor ‘kleinstaaterij’ of opwaartse absorptie in een federaal Europa lijkt ons land nu vooral op een restant van een verdwenen burgerlijk Europa, een “ongelukje uit de negentiende eeuw”, zoals De Wever het zo graag zegt. Vele hoogopgeleiden vinden deze Belgische non-identiteit best wel charmant. Anderen zien ze als ideaal voor wat Duits filosoof Jürgen Habermas ooit het ‘post-nationale’ tijdperk noemde. Een collage van Brusselse mosselen, Jean-Claude Van Damme, René Magritte en de Rode Duivels is vaak het beste waar de marketingafdeling mee op de proppen komt.
De Belgische realiteit is echter veel prozaïscher. Net als de Rode Duivels vertrouwt het land vooral op sterspelers om zijn crises en crisettes het hoofd te bieden, maar het krijgt nooit genoeg teamgeest bij elkaar om ze echt te overwinnen. De Belgen blijven rijk en veilig. Maar ze hebben amper een idee hoe ze die rijkdom en veiligheid collectief kunnen mobiliseren. Schipperend tussen federalisme en regionalisme blijft het Belgische karkas dan maar verder ontbinden zonder ooit volledig te imploderen.
Commentatoren voorspellen natuurlijk al enkele decennia de dood van het meest onwaarschijnlijke land van West-Europa. Anno 2021 lijkt het echter waarschijnlijker dat de rouwadvertenties voor het Verenigd Koninkrijk eerder zullen worden opgesteld dan die van België.