ColumnDe Schaal van Mulders
Begrijpen dat je de lucht niet nodeloos moet verpesten, vergt blijkbaar een uitzonderlijke begaafdheid
Jean-Paul Mulders onderzoekt alles wat u bij de hersenkwabben kan grijpen. Instagram: jpmulders
‘De letterzetter, een kever die fijnsparren beschadigt, zet normaal twee keer per jaar nageslacht op de wereld’, verneem ik uit de krant. ‘Dat lukt inmiddels al vier keer.’
Dankzij het lekkere weertje planten insecten met leuke namen zich uitbundiger voort dan anders. Ons komt de ongewoon warme nazomer dan weer van pas om de pil van de gasprijs te verzachten. Win-win heet dat, geloof ik.
Het is bijna Allerzielen en met wat geluk kan ik in hawaïhemd naar het kerkhof. Normale mensen genieten van de Indian summer, maar kniesoren gooien met soep naar kunstwerken. Voor moraalridders speelt het geen rol dat die kunstwerken achter glas zitten. ‘Zou je ook vinden dat je dochter niet verkracht is,’ vraagt er een scherpzinnig op Twitter, ‘als de dader een condoom droeg?’ Omnis comparatio claudicat, leerde mijn oude leraar Latijn ons. Maar de ene vergelijking mankt wat harder dan de andere.
Over het bekladden van kunst door klimaatactivisten verontwaardigen zich vooral mensen die zich anders geen hol van kunst aantrekken. Zelf vind ik kunst soms prachtig en soms over het paard getild, maar de uitdrukking ‘geen hol’ klinkt te allen tijde vunzig. Ze doet denken aan filmpjes op TikTok over aambeien, seks met je grootmoeder of kotsen op de dokter. ‘Het is heel duidelijk humor’, las ik daarover, maar helaas is het niet mijn soort humor. Als anderen daarbij schuddebuiken van het lachen, voel ik mij een alien die is gestrand op een planeet vol vreemde gebruiken.
Als alien vind je dingen al vlug eigenaardig, van voetbalfans die vuurwerk verstoppen in lichaamsholtes tot de tuinman die de motor van zijn lichte vrachtwagen laat draaien terwijl hij een praatje over het weer staat te maken. Dat tafereel sloeg ik onlangs gade terwijl ik zat te wachten in een lieflijk parkje met een schommel. Een kwartier lang stond dat monster daar enthousiast blauwe gassen uit te braken.
Ik overwoog de tuinman te vragen wat hem bezielde. Had hij de afgelopen twintig jaar zo verbeten gesnoeid dat er geen tijd overbleef om het nieuws van de wereld te volgen? Of had hij zijn hand opengehaald aan de rozen en deed het pijn om een contactsleutel om te draaien?
Het zag er geen kwaaie vent uit en ook geen achterlijk type. Maar begrijpen dat je de lucht niet nodeloos moet verpesten, vergt blijkbaar een uitzonderlijke begaafdheid. Zoiets als de kunst om met de punt van je tong je neus aan te raken. Er zijn maar weinig mensen die dat onder de knie hebben.
Op internet zag ik een filmpje van een man die met zijn tong zijn eigen voorhoofd kon likken. “Ik mag het niet te vaak doen,” zei hij vriendelijk, “want ik maak de kinderen er blijkbaar bang mee.”
Ik probeerde het zelf enkele keren, maar het lukte mij niet om zelfs maar in de buurt van mijn neus te komen. Wel zet ik altijd mijn motor af als ik geparkeerd sta met de auto.
Je weet nooit waar het goed voor is.