De gedachteBart Eeckhout
Antwerpen heeft geen protserigheid nodig om trots te kunnen zijn. Waarom zou je de schoonheid die er is willen overschreeuwen?
Bart Eeckhout is hoofdcommentator.
Je moet het Fernand Huts wel nageven. Met de presentatie van een op zijn minst provocatief ontwerp voor de renovatie en uitbouw van de Antwerpse Boerentoren is de ondernemer erin geslaagd om zowaar een debat over architectuur te starten in dit gewest. Ook dat hebben er hem nog niet velen voorgedaan. Burgemeester en schepenen in de stad bijten zich de punt van de tong. Moeten ze de debatfiche opzeggen over respect voor het onroerend erfgoed? Of toch die over bewondering voor een vermogend zakenman die de culturele goegemeente een flinke neus zet?
Spectaculair is nog een vriendelijke omschrijving voor de plannen van de vermaarde architect Daniel Libeskind met de Boerentoren. Critici bedoelen dat als een verwijt, bewonderaars juist als een compliment. Op één punt hebben die bewonderaars het wellicht bij het juiste eind. Van spektakel kan je verwachten dat het kijklustigen trekt. Er is een toekomst denkbaar waarin drommen cruisetoeristen langs de ook al betwiste uitbouw van Het Steen trekken om de Huts-toren te aanschouwen. De middenstand telt de winst al uit.
Of toch niet? Antwerpen heeft nu al een prachtig gerenoveerd Museum voor Schone Kunsten, een interessant Museum aan de Stroom, een mooie kathedraal en nog wat kerken met kunst van Rubens en tijdgenoten. De stad heeft geen protserigheid nodig om trots te kunnen zijn. Waarom zou je de schoonheid die er is willen overschreeuwen? Zouden New Yorkers trots zijn op een uitstulping op de Chrysler Building? Waarom zou je een lekkere taart per se willen overspuiten met slagroom en chocolade? Gewoon omdat het kan?
Lees ook
Architect omstreden ontwerp Boerentoren: ‘Je moet openstaan voor het idee dat erfgoed geen statisch gegeven is’
Het klopt dat Daniel Libeskind een gerenommeerd architect is. Maar zijn esthetiek behoort stilaan tot het verleden, zoals ook de Vlaamse bouwmeester al opmerkte. De waanzinnig dure, ook nog eens met belastinggeld betaalde en deels onafgewerkte stations van Luik en Bergen stammen uit het tijdperk van de faraonische spektakelarchitectuur. Hoe ‘mooi’ ook, zijn ze van een landmark nu al bijna een litteken geworden, een pijnlijke herinnering aan een tijd dat architectuur alleen diende om zichzelf, zijn ontwerper en zijn bouwheer in de schijnwerper te zetten.
Die tijd is voorbij. Terecht wordt van hedendaagse bouwkunst verwacht dat ze ook aan andere voorwaarden voldoet. Dat ze een relatie aangaat met de omgeving en de geschiedenis, bijvoorbeeld, of dat ze duurzaam is. Dat maakt de architectuur soms wat bescheidener en functioneler. Maar dat hoeft schoonheid en pracht helemaal niet in de weg te staan, zoals andere ontwerpen voor een vernieuwde Boerentoren overigens illustreren.
Minder is meer: dat is een lastige boodschap voor een eigenaar voor wie meer altijd gewoon meer is geweest. Alles aan het Libeskind-ontwerp schreeuwt ‘Zie mij staan, stad, en zie mij graag’. Dat is inderdaad de identiteit van de nieuwe wolkenkrabbers die in het Nieuw-Rijke Oosten oprijzen. Maar is dat de competitie waarin Antwerpen en Fernand Huts willen meespelen? Misschien moet iemand meneer Huts eens toefluisteren dat ’t Stad hem ook bewondert als hij zichzelf niet groter dan de Boerentoren wil maken.