Opinie
Als ik uit het raam kijk, zie ik in Anderlecht geen Tsjetsjenië maar schizofrenie
Emmy Deschuttere woont vlak bij de Heyvaertstraat in Anderlecht en werd in de nacht van maandag wakker door de brandlucht, de sirenes en het besef van 3 doden en 30 gewonden.
De afgelopen weken word ik op Facebook gestalkt door een magere makelaar met brillantinehaar. In een ad zegt hij dat wonen aan het water behoort tot de oerdrang van de mens en dat hij mijn maritieme woondrift kan bedwingen met een appartement met zicht op het water voor 400.000 euro.
Toen ik in 2013 verhuisde naar de verkeerde kant van het kanaal leefden de mensen met mij mee. Een Antwerpse kennis vroeg ronduit waarom ik ging wonen in het Tsjetsjenië van Brussel, het brakke drielandenpunt dat grenst aan Anderlecht, Brussel en Molenbeek en waar de hete aardappel van de ruimtelijke ordening decennialang rustig naar elkaar werd doorgeschoven.
De Antwerpenaar had een punt: de eerste jaren leek mijn buurt op een losgeslagen containerpark, elke morgen laveerde ik tussen de lekkende wasmachines en vlekkerige sofa’s, één keer belandde ik los in wat ik enkel kan omschrijven als een berg baguettes, het leek wel het S.M.A.K.
Nu zijn we zeven jaar later en zou zelfs Marie Kondo stilletjesaan een pied-à-terre in mijn straat overwegen. Waar ik vroeger “bonjour” zei tegen een passant die couchsurfte op een van de sofa’s, petanquen nu groepjes twintigers voor mijn deur. Waar ik voordien uitweek voor een wakke matras, snijden vandaag joggers met timers en doelen mij de pas af. Plots waren ze er, neergevlogen voor mijn raam, een nieuwe gentrificerende vogelsoort met in hun kielzog Swapfietsen en Zennebier.
En toch. Terwijl ik maandagochtend een flyer in mijn bus vond om te protesteren voor het behoud van een lindeboom, brandde de nacht ervoor naast mijn deur een gebouw genadeloos af tot op de grond. De dertig bewoners allen migranten die samenhokten in een pand in de groezelige Heyvaertstraat. Het is nog de vraag hoe de brand is ontstaan, maar dat de staat en de brandveiligheid van het gebouw niet top waren, wordt steeds waarschijnlijker.
Dat is meteen waarom ik vanuit mijn raam met een dubbel gevoel naar de petanquejongens kijk. Wellicht doen ze aan colocation, in een ruim herenhuis met parket en supersnel internet. Op de Facebookpagina ‘Bruxelles à louer’ tel je inmiddels makkelijk 600 euro neer voor een kamertje. Vaak moet je nog een paar sollicitatierondes doorlopen en jong, hoogopgeleid en wereldburger genoeg zijn voor je de kamer krijgt.
Als ik vandaag uit het raam kijk, zie ik geen Tsjetsjenië maar schizofrenie. Een gespleten stad waar zowel de huurprijzen (gemiddeld 1.106 euro) als het armoederisico (39 procent) de hoogste zijn van het land. Een woonrace waarbij op jezelf gaan wonen zelfs voor young working potentials stilaan een bij het haar getrokken scenario is geworden.
Vandaag wacht meer dan één tiende van de Brusselaars op een sociale woning. Steeg het aantal daklozen met 27 procent. Worden de OCMW’s overspoeld met aanvragen voor financiële steun (DM 13/5/2020).
Door de naweeën van de pandemie zal dat aantal verder toenemen. Terwijl ik de brillantinekop wegklik, vraag ik mij af: in welke bouwvallige panden zullen zij straks noodgedwongen moeten samenhokken?