ColumnMark Elchardus
Alom horen we nu dat woke werd gefantaseerd, alleszins opgeblazen door rechts om de aandacht af te leiden van de ‘echte’ problemen
Mark Elchardus is emeritus professor sociologie aan de Vrije Universiteit Brussel (VUB) en de auteur van Reset en Vrijheid/veiligheid. Zijn bijdrage verschijnt tweewekelijks.
In 2021 verscheen van Josse de Voogd en René Cuperus een Atlas van afgehaakt Nederland. Daarin wordt mooi beschreven hoe de ‘gevestigden’ en de ‘buitenstaanders’ ruimtelijk verdeeld zijn. Wie nu naar die kaarten kijkt, stelt vast dat precies dat afgehaakte Nederland met de BoerBurgerBeweging en masse de Eerste Kamer is binnengestapt. Ze hebben dus geenszins afgehaakt. Zij werden genegeerd, behandeld alsof zij bij leven al in een achterhaald verleden vertoefden. Met hun stemmen hebben zij het heden dan maar geherdefinieerd.
Hun levens passen niet in de werkelijkheid zoals een vocaal deel van de politieke, journalistieke, academische, juridische elite zich die voorstelt. Ik bedoel specifiek dat deel dat het onderscheid tussen wens en werkelijkheid nog maar moeilijk kan maken. In Nederland wordt die houding belichaamd door Sigrid Kaag van D66. Een politicus moet leiden volgens haar, ervan uitgaand dat zijn of haar kijk op de werkelijkheid altijd juister is dan die van de miljoenen mensen die dag in, dag uit hun werkelijkheid vormgeven.
Voor de Kaag-achtigen in Vlaanderen zijn de Franstalige partijen een lichtend voorbeeld. Die lappen de voorkeur van hun electoraat aan hun laars. Uit het Randstad-onderzoek over migratie van oktober 2022 blijkt bijvoorbeeld dat 60 procent van de PS-kiezers instemt met: “We moeten meer investeren in het bewaken van de Europese buitengrenzen, zodat minder mensen irregulier kunnen binnenkomen”. Slechts 10 procent van dat electoraat is het daar niet mee eens. Toch was het de PS die niet wilde dat de Vivaldi-regering dat standpunt op de Europese top van 9 februari zou verdedigen.
Onze democratie wordt afgebouwd door mensen die beseffen dat hun opvattingen op nog weinig steun kunnen rekenen. Daarom willen zij af van de kiezer. Om minder rekening te moeten houden met de Vlaamse kiezer ontpopt een aantal van hen zich zowaar als belgicist.
De kiezer herinnert aan een werkelijkheid die een vocale politieke minderheid liever niet ziet. Die minderheid wil het alleenrecht op het definiëren van de werkelijkheid. Zij wil, los van de kiezer, kunnen zeggen wat kan en wat niet, welke zorgen reëel zijn en welke niet. Zo beleven we een terugkeer van het magische denken: een verschijnsel is reëel als wij zeggen dat het reëel is, het is weg als wij zeggen dat het weg is. Laten we een voorbeeld van die hocus-pocuspolitiek bekijken.
Toen Black Lives Matter naar Europa overwaaide, werd hier alom de wokebeweging geprezen. Woke, zo werd ons uitgelegd, staat voor bewust zijn van hoe racistisch en verdrukkend onze samenleving wel is. Woke is de nieuwe, doortastende manier om rechtvaardigheid, gelijkheid en inclusie na te streven. Progressieve en linkse wagonnetjes werden gretig aan het wokelocomotiefje gekoppeld.
Mettertijd leerden we het verschijnsel beter kennen. Paul Boonefaes, Walter Weyns en recentelijk Bart De Wever schreven er lezenswaardige boeken over. Zij hielpen hun volk zien. Heel wat mensen kwamen tot het inzicht dat woke behoorlijk dwarsligt op kernwaarden van onze beschaving en een ernstige bedreiging vormt voor democratie, vrijheid, redelijkheid en wetenschap. Voor de linksen en de progressieven die op het woketreintje zijn gesprongen, is dat vervelend. Je ongelijk toegeven ligt moeilijk. Heel wat vrienden, collega’s, lezers, kiezers uit hun al behoorlijk kleine kring sporen inmiddels met woke. Op zulke momenten komt magisch denken van pas. Abracadabra, woke bestaat niet.
Alom horen we nu dat woke werd gefantaseerd, alleszins opgeblazen door rechts om de aandacht af te leiden van de ‘echte’ problemen. We hebben het ons allemaal ingebeeld: het inperken van de vrije meningsuiting; het verwerpen van het democratische burgerschap dat steunt op kleurenblindheid, op rechten die gelden ongeacht particuliere eigenschappen en het vervangen daarvan door de privileges van het slachtofferschap. Het moraliseren van de politiek, dat van tegenstanders verwerpelijke mensen maakt… Nooit gebeurd.
Men heeft het streven naar gelijkheid tussen individuen niet vervangen door het streven naar gelijkheid van groepsgemiddelden. Onze rechtvaardige rechters hebben discriminatie nooit verantwoord in naam van gelijkheid. Ons verleden, de bron van onze welvaart en vrijheid, werd nooit ofte nimmer gereduceerd tot racisme, kolonialisme en homohaat. Wetenschap werd nooit omschreven als wit, heteronormatief, koloniaal. Verzinsels allemaal. Nooit werden boeken uit bibliotheken verwijderd. Nooit werd gecensureerd.
Dat politieke sjamanisme is een stuiptrekking van mensen die beseffen dat zij ondanks hun gedram en hun invloed via media, universiteit, school en gerecht steeds minder worden geloofd, laat staan gevolgd. Het belicht ook de armoede van het progressieve denken. Door eerst woke te omarmen als steroïden voor een verslapte ideologie, daarna het bestaan ervan te ontkennen, maken progressieven duidelijk hoever zij zijn afgedreven van een minimaal werkelijkheidsbesef en van de kiezers die hen, hoe vervelend toch, hoe ‘populistisch’, geregeld aan die werkelijkheid herinneren.