Schrijver Marcel Proust beantwoordde ze ooit in een vriendenboekje, nu geeft De Morgen er een eigenzinnige draai aan. Vijfentwintig directe vragen, evenveel openhartige antwoorden. Vandaag: actrice en regisseur Reinhilde Decleir (70). Wie is zij in het diepst van haar gedachten?
De Vlaamse actrice Reinhilde Decleir is overleden. “Ze ging volgens eigen wens heen, na een lange strijd tegen kanker”, zo meldt haar familie. Daarom kan u dit interview uit 2019 opnieuw lezen, waarin Decleir dieper inging op haar dromen en angsten.
1. Hoe oud voelt u zich?
(lacht) “Zeg, als ik dat nu eens wist! Dat wisselt. Toen jullie daarnet aanbelden en ik sta op om de deur open te doen en ik voel mijn knoken en de uitputting op de trap, dan weet ik: ik ben tsjeventig jaar. Ik word binnenkort 71, veel te rap, maar als ik bezig ben, als ik aan het werken ben, dan vergeet ik dat. Dan sta ik daar te dansen en te springen voor de Fratelli (Tutti Fratelli is een Antwerpse organisatie die theater maakt met mensen die minder kansen kregen in hun leven, red.). Dan ben ik jonger dan die gasten.”
2. Wat vindt u een belangrijke eigenschap van uzelf?
“Ik denk: geduld. Dat heb ik echt geleerd hier bij Fratelli. Ik denk dat dat algemeen in het leven wel een goeie eigenschap is, zeker in die haastige tijd van vandaag, nu alles zo snel moet gaan. Als je zeventig bent denk je natuurlijk anders over de toekomst, dan denk je niet aan twintig jaar verder. Je leert alles meer relativeren.
“Zie ik mezelf nog een tijdje doorgaan? Eigenlijk wel, want als ik een paar dagen niets te doen heb, word ik al een ambetant mens, dan vind ik m'n draai niet. Ik zou er last van hebben om Tutti Fratelli te lossen, ook omdat ik het zelf opgebouwd heb, maar het eist wel veel discipline en bijna dagelijkse toewijding.”
3. Wat is uw passie?
“Theater. Ik zou geen verpleegster of zorgbegeleidster kunnen zijn, hoewel dat mensen zijn die ik zeer bewonder. Er wordt mij dikwijls gevraagd of ik een missie heb. Ik kan eigenlijk niet tegen al die woorden. Ik maak theater en ik merk dat theater therapeutisch kan werken, maar ik doe het niet omwille van de therapie. Theater is een passie, net als het leven zelf. Ik begeef me graag tussen mensen die artistiek bezig zijn omdat ze zo passioneel in het leven staan. Net zoals ik elke dag bloemen moet hebben, of ik word slechtgezind.” (lacht)
4. Welke kleine alledaagse gebeurtenis kan u blij maken?
“Bloemen. Overal. Tot in mijn haar, ja. (lacht) Ik was ze eens in een haast vergeten en voelde mij toch niet op mijn gemak. ‘Waar zijn uw bloemen?’ riep iemand op straat. (tast in kapsel) Ik ben dan maar vlug naar de Veritas gefietst om nieuwe te kopen.
“Toen Polleke (Paul Wuyts, red.), de vader van mijn zoon, op zijn sterfbed lag had ik eens een bloem in mijn haar gestoken. Hij vond dat onwaarschijnlijk schoon. ‘Beloof mij dat ge dat altijd gaat dragen’, zei hij. En ik doe dat, ook omdat ik het zelf plezant vind.”
5. Is het leven voor u een cadeau?
“Zeg amai, zijn dát Proust-vragen? (lacht) Ik durf daar eigenlijk niet goed op te antwoorden. Soms wel, soms niet. Vroeger is er nogal veel gebeurd in de familie dat met de dood te maken had. De dood zweefde tussen ons. Pas toen ik dertig was, toen Fonne geboren is en kort daarna mijn moeder gestorven is, heb ik me kunnen verzoenen met de dood. Ik had haar lange tijd zelf verzorgd en was bij haar toen ze stierf. Ook de vader van mijn zoon heb ik verzorgd en zien sterven. Intussen heb ik ook veel vrienden verloren. Ik heb geen schrik meer. Maar is het leven een cadeau? Ik weet het niet. Als ik goed aan het werken ben, als ik onze Fratelli gelukkig zie, als ik een aangename ontmoeting heb, vind ik van wel, maar soms begint het toch te malen in mijn hoofd. Dan ben ik toch weer blij dat de pruimenboom in bloei staat.” (lacht)
6. Wat is uw zwakte?
“Soms betrap ik me op slechtgezindheid. Ik kan me ineens kolerig maken op goede medewerkers. Hoe is dat toch mogelijk, denk ik dan. Als dat gebeurt, heb ik daar achteraf veel verdriet van.
“Is dat een zwakte? Dat is een woord dat ik een beetje verban. De Fratelli krijgen al zo vaak van de buitenwereld te horen dat ze zwak zijn, dat ze niets kunnen, dat ze lui zijn, dat ze profiteren. Ik ontken dat. Ik ga daartegen in. Ik probeer hen te wapenen via theater. Bij mij heeft dat ook altijd gewerkt.
“Toen Polleke en ik uit elkaar waren, hoorde ik van een vriend dat ze in ‘t Stad zeiden dat ik er zo erg aan toe was dat ik naar een psychiater ging. Ik ga niet ontkennen dat ik verdriet had, maar ik ben iemand die zich daartegen verzet. Ik wil niet zwak zijn. Mijn moeder heb ik lang depressief gezien. Héél lang. Met de dood van mijn broer Dirk heb ik haar alleen maar verder zien wegglijden in het verdriet. Dat wou ik zelf niet meemaken. Ik had zoiets van: ge gaat er niet aan onderdoor gaan, hé! Ik zei dat zelfs vaak luidop tegen mezelf. Depressie was werkelijk een angstbeeld. Dat woord ‘psychiater’ alleen al!”
7. Waar hebt u spijt van?
“Dat Fonne enig kind is. Ik heb niet voor een broer of zus gezorgd. Als jonge moeder zat ik bij De Nieuwe Scène (de Internationale Nieuwe Scène was een Vlaamse maatschappijkritische theatergroep die actief was tussen 1973 en 1997, red.) die in die periode furore maakte. We hadden een eigen circustent en ik wilde daar gewoon bij zijn. Nu heb ik daar spijt van, omdat ik weet hoe fijn het is om op mijn leeftijd een broer en zussen te hebben met wie ik een trouwe vriendschap heb.”
8. Wat is uw grootste angst?
“Niet de dood zelf, maar ziek worden. Ik wil niet afhankelijk zijn van anderen. Ik zou niet graag een hersenbloeding krijgen. Ik wil niet als een halve debiel in een rolstoel zitten. Dan heb ik liever dat het direct stopt.
“En maatschappelijk? De verharding van de samenleving, de ontmenselijking. Als je hoort welke terminologie sommigen gebruiken. Er zijn nogal wat politiekers die het slechte voorbeeld geven. Francken (N-VA’er Theo Francken, red.) bijvoorbeeld, kan er wat van. Dan denk ik: let toch eens op je taal, zo spreek je toch niet over mensen!"
9. Wanneer hebt u het laatst gehuild?
“Als ik die meisjes bezig hoor, Anuna De Wever en Kyra Gantois, kan ik tranen in mijn ogen krijgen omdat ik het zo schoon en moedig vind wat ze doen. Ook die speech van Emma González (die de schietpartij meemaakte op de Stoneman Douglas High School in Parkland, Florida, waarbij 17 van haar medeleerlingen werden doodgeschoten, red.) tegen wapengeweld vond ik bijzonder ontroerend. Voor ze het woord nam stond ze zes minuten lang zwijgend op het podium, even lang als het bloedbad zelf geduurd had. Voor mij was dat theater. Jesus Christ, zo moeten wij spelen, denk ik dan, dat is het! Echt bijzonder, dat meisje.”
10. Welk kunstwerk heeft u gevormd?
“Toen ik een jaar of tien was, was Dirk, mijn broer zaliger die zes jaar ouder was, een eigen theatergroepje begonnen, onder anderen met Harry Gruyaert (die eerst film en later fotografie studeerde en in 1981 lid werd van Magnum Photos, red.). Ik herinner me nog dat Dirk een verhaal speelde van Edgar Allan Poe, Het verraderlijke hart, over een man die zijn huisgenoot vermoordt, het lijk in stukken hakt en het onder de houten vloer van het huis verstopt. Wanneer de politierechercheur arriveert, hoort de dader het hart van de dode almaar luider kloppen en bekent hij alles. Dat stuk heeft mij toen zo gegrepen dat ik dacht: dit wil ook doen, ik ga toneel doen.”
11. Bent u een goede vriend?
“Ik denk niet dat ik zo veel vrienden heb waar ik echt heel close, intiem mee ben. Ik heb een hele goeie band met mijn broer en zussen. Niet dat we elkaar vaak zien, maar dat vertrouwen is er. En dan is er natuurlijk mijn zoon, Fonne, met wie ik heel goed overweg kan. Fonne is een stille mens, zijn vader was dat ook. Ik vind het heel aangenaam dat je bij elkaar kunt zijn, samen wat wandelen, zonder dat je iets hoeft te zeggen. Soms komt er een gesprek op gang, soms niet. Samenzijn is voldoende.”
12. Wanneer bent u door het lint gegaan?
“Dat is eigenlijk geheim hé. (lacht) Toen Polleke en ik uit elkaar gingen ben ik weleens uit m’n kot gekomen. Ik herinner me dat we op het eind toch nog eens samen naar zee waren gegaan en op het strand liepen. Ik stelde maar vragen en vragen en kreeg maar geen antwoord en ben zo hard gaan brullen dat ze me in Engeland konden horen. (lacht) Dat kolerieke zit in mijn bloed vrees ik.
“Ik herinner mij ook nog een voorval in het theater. We maakten een voorstelling met een klein groepje en alles liep in de soep. Er was een Hollands meisje bij dat dacht dat ze Michelle Pfeiffer was. De hele tijd staan stoefen over zichzelf maar er niets van terecht brengen. Ik heb lang gezwegen maar ineens ben ik uitgebarsten. Uren aan een stuk, niemand kon nog iets zeggen. Uiteindelijk ben ik moeten stoppen omdat ik niet meer kon. (lacht) En het toppunt was: achteraf kwam dat meisje zeggen dat ik gelijk had, en dat ze het fantastisch vond wat ik gedaan had. Nu, zelf vond ik dat niet hoor, ik schaamde mij.”
13. Hebt u ooit een religieuze ervaring gehad?
“Als kind heb ik me lang geterroriseerd gevoeld door de katholieke godsdienst. Ik had nachtmerries van het Laatste Oordeel, zo bang was ik om naar de hel te gaan. ’s Avonds zag ik dikwijls een zwarte kat in mijn bed. Allez, die was er niet echt, maar ik zag ze wel en toen dronk ik nog niet. (lacht)
“Mijn broer Jan heeft een tijd gedacht dat ik een medium was omdat ik dingen droomde die later uitkwamen. Zoals de dood van mijn broer Dirk. Of de zwangerschap van een nichtje. Zijn dat religieuze ervaringen? Eerder spirituele, zou ik denken.”
14. Hoe kijkt u naar uw lichaam?
“Oei. (lacht) Dat doe ik niet veel niet meer. Maar eigenlijk ben ik nooit veel met mijn lichaam bezig geweest. Ik was vroeger een lange smalle, een plank zelfs. (lacht) En nu is het wat het is. Ik probeer gewoon kleren te kopen die me goed staan.
“Heb ik veel succes gehad? Ik denk het wel. (lacht) Toen ik indertijd bij de Nieuwe Scène zat en we trokken rond met die circustent, zeiden ze: ‘Die Reinhilde, die heeft overal een minnaar zitten. (lacht) Ik heb altijd veel aanbidders gehad, ja. Ik vond dat plezant. Ik flirtte graag. Ik ben van de jaren van de vrije liefde, hè. Man, man, man, wat er toen allemaal gebeurde, je gelooft het niet. En ik heb daar wel gretig van geprofiteerd, moet ik toegeven.”
15. Wat vindt u erotisch?
“Wat? Dat kan ik niet zeggen, maar wie wel. Oliver Reed in Women in Love (film uit 1969, naar de gelijknamige roman van D.H. Lawrence, red.), daar werd ik helemaal geil van.
“Of ik nog verliefd word? Wel, er loopt hier nu dag in dag uit mansvolk binnen en buiten omdat we wat aan het verbouwen zijn. Een van hen doet altijd zo naar mij (geeft vette knipoog) als hij mijn deur voorbijloopt. Dan voel ik toch een kleine erotische flits. Op de een of andere manier flikkert er toch nog wel wat.” (lacht)
16. Wat is uw goorste fantasie?
“Daarvoor moeten we ook weer terug in de tijd. Ik zal wel niet de enige geweest zijn, maar ik droomde van de grootste liefdesscènes met Hugo Claus. Zelfs als ik in bed naast Polleke lag. Allez, wat lig ik hier nu te dromen van die Hugo Claus, dacht ik dan. (lacht) En jaloers dat ik was! Hij woonde toen in Antwerpen met Sylvia Kristel. Goh, ik was jaloers!”
17. Welk dier zou u willen zijn?
(lacht) “Ik wilde lang een glimworm zijn, tot ik er overdag een zag. Dat is een vreselijk lelijk, mottig, vies ding. (lacht) Doe mij maar een tijger. Sensueel, koninklijk, charismatisch.”
18. Hoe was de band met uw ouders?
“Ik was de jongste van het gezin. We zijn opgegroeid in armoede, maar hadden wel cultuurminnende ouders. Geld om naar het theater te gaan was er niet, maar we maakten wel gretig gebruik van de bibliotheek. Mijn vader was een autodidact die zich kapotwerkte om een beetje brood op de plank te krijgen. Hij zat ook in de politiek, waardoor hij nauwelijks thuis was. Maar toen we wat groter werden en we zaten met een probleem, konden we altijd bij hem terecht. Mijn vader was de goedheid zelve.
“Mijn moeder was een dochter uit de betere middenstand. Haar ouders hadden een kruidenierszaak – ‘Kees en koekskes’ noemden ze dat – en deden de markten. Toen de kinderen het huis uit waren, is mijn moeder depressief geworden. En nadat mijn broer Dirk verongelukt is, is ze er nooit meer bovenop geraakt. Niet lang daarna is ze gestorven.
(geëmotioneerd) “Je ouders zo zien afzien, dat wil je niet meemaken. Mijn vader heeft zich lange tijd sterk willen houden voor mijn moeder, maar was eigenlijk ook zijn levensdraad kwijt. Toen hij later in het rusthuis zat, zei hij op een avond: ‘Reinhildeke, Reinhildeke, onzen Dirk, die is niet dood. Hij loopt hier ’s nachts altijd rond.’ Toch frappant hoe hem dat is blijven achtervolgen. Het is een cliché, maar ouders horen voor hun kinderen te gaan.”
19. Hoe definieert u liefde?
“‘Als ik niet aan mezelf denk, wie zal er dan aan mij denken? Als ik alleen maar aan mezelf denk, waarom besta ik dan?’ Mijn broer Dirk heeft die quote ooit gebruikt in een voorstelling van Maksim Gorki (Russisch roman- en toneelschrijver, red.). Ik ken hem al van buiten van m'n 16de en gebruik hem als motto van Fratelli. Volgens mij is dat de definitie van liefde, en van waar het in het leven écht om draait.”
20. Wat zou u wensen als laatste avondmaal?
“Een boterhammeke met américain. Dat kan lekker zijn hé.”
21. Wat is voor u de hel op aarde?
“Domheid. Geestelijke armoede. Gebrek aan respect. De snelheid waarmee mensen zonder culturele bagage hatelijke dingen kunnen zeggen.”
22. Hebt u zichzelf ooit betrapt op racistische gevoelens?
“Nee, integendeel. Ik was nogal verliefd op mooie zwarte mannen en vrouwen. Velen hebben een beweeglijkheid en sierlijkheid die ik erotisch vind.
“Vorige zomer had ik trouwens iets voor, toen ik voorbij café De Leeuw van Vlaanderen fietste. Mensen stonden buiten en ineens hoorde ik iemand brullen: ‘Linkse trut, onnozele geit.’ Dat was verschieten. Gelukkig ben ik niet afgestapt of het was bagarre. Ik vond het echt vernederend."
23. Wat betekent geld voor u?
“Ik zou er graag wat meer van hebben. (lacht) Ik heb jarenlang zwarte sneeuw gezien. Het is eigenlijk pas sinds Van vlees en bloed (Vlaamse tv-serie naar een scenario van Tom Van Dyck en Michiel Devlieger uit 2009, red.) dat ik bekendheid heb gekregen en wat deftig ben gaan verdienen. Ik weet nog toen Tom Van Dyck mij belde: ik moest en zou direct komen, ze hadden mij nodig. Ik geloofde hem eerst niet. Ik dacht echt van: wat is dees voor geslijm? Zo'n gestoef! Maar het bleek gemeend. En toen dacht ik: tiens, ze kennen mij hier toch. (lacht)
“Door Van vlees en bloed heb ik ook nieuwe opdrachten gekregen. Maar het is natuurlijk allemaal wel een beetje laat gekomen. Ik ben nooit met geld bezig geweest. Ik heb geen eigen huis. Als ik alleen met mijn pensioentje zou moeten leven, tja...”
24. Wat is uw vreselijkste vakantieherinnering?
“We zijn eens naar een Grieks eilandje geweest, Pol, Fonne, die nog een klein dropke was, en ik. De dag dat we terug naar huis moesten, stak er storm op. Dat kleine vissersbootje ging echt zo en zo (maakt slingerbewegingen). En heel die boot maar gillen en gillen! Ik had Fonne tegen mij aangedrukt en dacht: hou toch op met jullie gegil! Verschrikkelijk! Uiteindelijk meerden we aan op een groter eiland, waar we twee dagen vast hebben gezeten. Bellen konden we niet want de telefoonlijnen waren kapot. Toen we ten slotte Athene bereikten, hadden we geen geld meer voor vliegtuigtickets. Een reisverzekering hadden we niet. Pol probeerde naar België te bellen, maar de telefoonnummers bleken net veranderd. Het heeft toch efkes geduurd voor we dat doorhadden. Werkelijk alles sloeg tegen.”
25. Wie zou u eens uw gedacht willen zeggen?
“Bart De Wever. Ik wou dat dat kon. Maar dan van mens tot mens. Het zou zelfs niet over politiek gaan, maar over de manier waarop hij over mensen praat. Ik weet niet of hij zich ervan bewust is, maar hij kan mensen uitlachen en echt vernederen, zoals die jonge klimaatbetogers. En als er eens iets over hem gezegd wordt, is hij direct op zijn tenen getrapt. Ik zou graag eens een gesprek met hem willen voeren op puur menselijk vlak.”
De nieuwe jongerenvoorstelling Volle gang gaat in première op 10 mei en loopt nog tot 26 mei. Tickets via tuttifratelli.be