InterviewKhalid Benhaddou
‘Radicale moslims vinden me te verwesterd, radicaal-rechts noemt mij een extremist in maatpak’
Als kind had hij het gevoel in twee werelden te leven. Wat hij op de Koranschool deed, durfde hij niet aan zijn Gentse klasgenootjes te vertellen. Het was te anders. Nu is Khalid Benhaddou (32) als voorzitter van het Platform Vlaamse Imams de eerste imam van Vlaanderen en heeft hij een netwerk dat reikt tot de hoogste regionen van de macht. Zelfs de koning is al tajine bij hem komen eten. ‘Dat was een krachtig statement na de aanslagen. Ik heb de wereldpers erover te woord gestaan.’
Op 1 januari bood Khalid Benhaddou zich aan bij de incheckbalie op de luchthaven van Zaventem. Hij was vrolijk gestemd, hij zou één week lang vakantie vieren in de Zuid-Amerikaanse zon, op Playa del Carmen in Mexico. Maar aan de andere kant van de balie ging het alarm af: Benhaddou stond bij de Amerikaanse veiligheidsdiensten geseind, hij mocht het vliegtuig niet op. No pasarán.
Khalid Benhaddou: “Ik snapte het niet: wat hadden de Verenigde Staten ermee te maken? Bleek dat we, op onze reis naar Mexico, even door het Amerikaanse luchtruim zouden vliegen. En dat de Amerikaanse veiligheidsdiensten zich tegen mijn aanwezigheid verzetten. Er was geen sprake van persoonsverwarring, zei het reisbureau: ik mocht niet mee. Toen ik terug naar huis reed, heb ik onmiddellijk met de Amerikaanse ambassade in Brussel gebeld.”
U kent die mensen?
Benhaddou: “Twee weken daarvoor was de Amerikaanse ambassadeur bij mij op bezoek geweest. Als voorzitter van het Platform Vlaamse Imams en directeur van het expertisecentrum CIRRA wissel ik met hem ideeën uit in dossiers van terrorisme en extremisme. Op de ambassade waren ze ook geschrokken, ze zouden het zo snel mogelijk onderzoeken.”
U was ontgoocheld. In een eerste reactie sprak u over het failliet van uw leven.
Benhaddou: “Ik voelde me ten diepste gekrenkt. Wat ik doe, is niet nine to five, het is een roeping. Ik neem risico’s door extremisten en jihadisten aan te pakken: ik krijg geregeld bedreigingen in mijn mailbox of op sociale media. Tijdens een vrijdagdienst ben ik ooit aangevallen door een kerel die mijn microfoon wilde afnemen. En dan word je bij een incheckbalie met zulke types vereenzelvigd omdat je ook een moslim bent.
“Twee dagen later kreeg ik telefoon van de tweede man op de Amerikaanse ambassade, die zich uitgebreid verontschuldigde: het was een systeemfout. Ik heb toen last minute nog enkele dagen op de Canarische Eilanden geboekt.”
De terreursectie van de gerechtelijke politie had in 2012 een informatieverslag, een zogenoemd RIR-rapport, over u opgesteld.
Benhaddou: “Een inspecteur had een verslag geschreven waarin mijn naam opdook. Foute informatie, die snel is rechtgezet: ik word al járen door de veiligheidsdiensten geconsulteerd. Maar blijkbaar kan zo’n verslag je lang achtervolgen.”
U vertelt graag dat u pas op latere leeftijd het licht hebt gezien. Was u in 2012, op uw 24ste, al een vertegenwoordiger van de rationele islam?
Benhaddou: “Nee, toen nog niet, maar dat ik op jonge leeftijd andere ideeën had, betekent nog niet dat ik radicaal was.”
U hebt acht jaar lang gestudeerd aan de Grote Moskee in Brussel, de plek waar gedurende een halve eeuw het salafisme is onderwezen, een conservatieve, reactionaire vorm van de islam.
Benhaddou: “Ik ben nooit één van hen geweest. Als jongeman heb ik geregeld gesproken voor conservatieve organisaties die me uitnodigden voor mijn eloquentie, niet omdat ze het eens waren met mijn ideeën. Voor salafisten was ik te rationeel. Al had ik mijn eigen ideeën nog niet op orde, ik hoorde niet thuis bij hen. Pas later hebben we afstand van elkaar genomen.”
Wanneer hebt u met hen gebroken?
Benhaddou: “Dat weet ik niet precies. Een vriend van me, Ibrahim El Omari, studeerde aan de Al-Azhar-universiteit in Caïro, waar hij in contact kwam met islamkritische denkers. Wanneer hij naar België terugkeerde, voerden we lange gesprekken. Hij heeft me de sleutel aangereikt met boeken die de islam relevant maken voor een leven in Europa.”
Als kind had u last van schizofrenie, zei u ooit: u voelde heel sterk dat u in twee werelden leefde, op school en thuis.
Benhaddou: “Als ik maandag naar school terugkeerde, durfde ik niet te vertellen dat ik in het weekend op de vloer van de moskee had gezeten, met een houten plank tussen mijn benen waarop ik met een pennetje de Koran overschreef. Ik verzon wat sociaal wenselijk was. Dat ik op het pleintje had gevoetbald, bijvoorbeeld, net als de andere kinderen. Toen ik in de Grote Moskee ging studeren, merkte ik dat de kloof nog groter werd. Ik heb daar lang over nagedacht: ik wilde beide werelden dichter bij elkaar brengen.”
Op uw 12de kende u de Koran al uit het hoofd.
Benhaddou: “Op mijn 10de ben ik eraan begonnen, op vraag van de imam in de Koranklas. Hij gaf je de opdracht een stukje van de Koran over te schrijven, daarna zegde je het op: als dat goed ging, veegde de imam het stukje uit, en kon je aan het volgende beginnen – tot het boek uit was. Bij mij liep het vlot: in twee jaar en zeven maanden was ik erdoorheen.”
Een plaatselijk record?
Benhaddou: “Mijn imam had het zelf in drie jaar tijd gedaan, maar wel fulltime, van 's morgens vroeg tot 's avonds laat. Ik deed het na de schooluren. Maar als je het hebt volbracht, moet je het opnieuw doen. En opnieuw. En opnieuw. Zo train je je geheugen. Ik heb de Koran vier keer overgeschreven: het boek staat letterlijk in mijn geheugen gegrift.”
Speelde religie een grote rol bij u thuis?
Benhaddou: “Ik kom uit een Marokkaans gezin: mijn vader is in de jaren 70 naar België gekomen om als gastarbeider in de bloemisterij van Melle te werken. Mijn moeder is hem achterna gereisd in het kader van gezinshereniging. Als huisvrouw stond zij in voor de opvoeding van acht kinderen, van wie ik de derde jongste ben. We zijn allemaal naar de Koranschool gegaan. Niet om imam te worden, dat was niet de ambitie van mijn ouders. Ze wilden wel dat we bepaalde hoofdstukken uit de Koran zouden kennen, om ons gebed als moslims op te zeggen.
“We hadden het niet breed thuis, maar we voelden ons niet arm. De mensen in onze directe omgeving, de Brugse Poort in Gent, leefden allemaal in dezelfde omstandigheden.”
Daar hebt u Vadis Odjidja, de aanvoerder van AA Gent, leren kennen.
Benhaddou: “Ik heb met Vadis zaalvoetbal gespeeld, bij Al Hilal. In het weekend haalde onze trainer Ali ons op om overal wedstrijdjes te spelen. Mijn vader had het er moeilijk mee: na verloop van tijd kwamen de lesuren in de Grote Moskee in het gedrang. 'Mijn zoon moet studeren,' zei hij tegen Ali.”
Wanneer begon u aan de Grote Moskee te studeren?
Benhaddou: “Op mijn 14de. Sommige jaren moest ik daar zaterdag én zondag zijn, van negen tot vijf. Toch merkten de andere jongens niet dat ik zoveel studeerde: ik slaagde erin de vriendschappelijke wedstrijden van jeugdhuis The Rifboys te laten spelen op een tijdstip dat ik vrij was. Ik stelde de ploegen op, ik maakte het programma, ik regelde alles in functie van mijn studie aan de Grote Moskee.”
IMAM ZONDER BAARD
Was u een dribbelkont?
Benhaddou: “Technisch was ik behoorlijk goed, ja. Met mijn techniek verborg ik mijn slechte conditie: ik liep alleen als het echt moest.”
Een type Odjidja, dus.
Benhaddou (schatert): “Dat is voor uw rekening.”
U hebt op 15-jarige leeftijd een aanbieding uit Engeland laten schieten.
Benhaddou: “Een Engelse club uit het zaalvoetbal had Ali aangesproken. Ik heb dat verzoek aan mijn vader overgemaakt, maar die had daar geen belangstelling voor. Njet, zei hij.”
Was dat een klap?
Benhaddou: “Ik dweepte met Ronaldo, Romário, Bebeto, de Braziliaanse sterren uit de jaren 90. Het was een teleurstelling, maar daar is geen conflict uit voortgekomen.”
U kon rustig blijven voortstuderen. Op uw 18de werd u de jongste imam in België.
Benhaddou: “Ik had een goede stem, zeiden ze: 'Je bent klaar om het vrijdaggebed te leiden.' Ik had ervaring met spreken in het openbaar. Nadat ik de Koran uit het hoofd had geleerd, heb ik jarenlang aan internationale Koranwedstrijden deelgenomen, met kandidaten uit alle hoeken van de wereld, en een jury die zegt: 'Reciteer uit hoofdstuk drie: vers 186.' Dan moet je dat ter plekke doen, zonder boek. In Dubai, de meest prestigieuze wedstrijd, was ik derde geworden. Ik was dus wel wat gewend, maar voor mijn eerste preek als imam trilde ik als een espenblad.”
Mensen komen met de meest persoonlijke verhalen bij een imam. Hoe ging u daar als 18-jarige mee om?
Benhaddou: “Het was immens moeilijk: ik kreeg vragen over huwelijksgeschillen. Wat wist ik daarvan? Ik kon niks anders dan me achter de Koranteksten verschuilen. Mensen respecteerden me wel, omdat ik toegang had tot de traditie. En omdat ik dat bijzondere jongetje was dat op zijn 12de de Koran uit het hoofd kende. Ze droegen me op handen.”
U hebt zich het lot van de jeugd aangetrokken. U was één van de eerste imams die waarschuwde voor radicalisering.
Benhaddou: “Uit eigen ervaring wist ik maar al te goed dat een traditionele lezing van de Koran jongeren van de werkelijkheid kan vervreemden. Als jonge kerel gaf ik lezingen in België en Nederland, ik kreeg overal applaus: mensen beschouwden mijn woord als de waarheid, maar ik had die waarheid helemaal niet in pacht. Ik leefde naast de werkelijkheid.
“In 2012 heb ik me, met twee andere imams, uitgesproken tegen de provocateurs van Sharia4Belgium. Hun discours kwam me bekend voor: het salafi-jihadisme, dat Al Qaida in de jaren 70 had geïntroduceerd. Ik wist dat Sharia4Belgium woorden in daden zou omzetten als de kans zich voordeed. En zo is het ook gebeurd: ze hebben jongeren aangespoord om in Syrië te gaan strijden.
“In die tijd heb ik met veel jongeren gepraat die gekke ideeën hadden. Sommigen heb ik een vertrek naar Syrië uit het hoofd gepraat.”
Hoe deed u dat?
Benhaddou: “Door te luisteren. De eerste vertrekkers deden het naar eigen zeggen om humanitaire redenen: 'We mogen onze broeders en zusters niet door Assad laten afslachten.' Het idee was dat een moslim zijn geloofsgenoten niet in de steek mocht laten. Ik vroeg dan: 'Kun je die broeders en zusters ook niet helpen door geld in te zamelen voor de Witte Helmen, die ter plaatse hulp bieden?' Deradicalisering verloopt in fases: je kunt niet meteen de visie van de rationele islam doordrukken. Als ik zou hebben gezegd: 'Iedereen op deze planeet is je broeder en zuster', dan zou ik geen gehoor hebben gekregen.”
Zijn veel IS-strijders uit Gent vertrokken?
Benhaddou: “Naar mijn weten: vijf. Voor een stad met 260.000 inwoners en een grote moslimgemeenschap is dat weinig. Vergelijk dat eens met Vilvoorde: 40.000 inwoners, 29 vertrekkers.”
Advocaat Abderrahim Lahlali beweert dat het lage aantal aan u is te danken.
Benhaddou: “Te veel eer (lacht).”
U hebt toch mensen thuis gehouden?
Benhaddou: “In mijn moskee had je jongeren die afstand namen omdat ik, een imam zonder baard, te progressief was. Maar ik hield wel contact. Ik sprak hen thuis of elders; ik deed hen, met teksten uit de Koran, twijfelen aan zichzelf.
“In Engeland schakelen ze salafisten in om jongeren te deradicaliseren, omdat die zogezegd het dichtst bij de denkwereld van radicale jongeren staan. Dat is dansen met de duivel, als je het mij vraagt, een bedenkelijk en gevaarlijk spel. De vraag is: moeten we radicale jongeren uitsluitend van geweld afhouden of ook een ander idee over de islam aanreiken – en is dat laatste de taak van de overheid?”
Wat denkt u zelf?
Benhaddou: “Ik wil dat ze een andere visie op de islam krijgen.”
De islam afzweren, is dat ook een idee?
Benhaddou: “Ieder mag vrij voor zichzelf kiezen.”
Maar daar wilt u niet bij helpen?
Benhaddou: “Dat is mijn taak niet als imam. Ik wil de spiritualiteit van die jongeren verzoenen met onze democratische regels. Ze weer deel laten uitmaken van onze samenleving. Dat kan niet met jihadisme en salafisme, wel met alle andere vormen van islam.”
U hebt zich later ook ingelaten met de terugkeerders uit Syrië. Kun je mensen deradicaliseren in de gevangenis? U had het in 2018 over 'twee erg succesvolle gevallen'. Twee gevallen op 34 waren dat toen.
Benhaddou: “Er liepen nog veel trajecten op dat moment.”
Wat was uiteindelijk de succesratio?
Benhaddou: “Deradicalisering vergt een multidisciplinaire aanpak. Je kunt het succes moeilijk meten, omdat het maatwerk is. (Zucht) Voor alle mensen die tegenwoordig roepen dat deradicalisering niet werkt: wat is het alternatief? Niets doen? Denkt u dat ze na hun straf te hebben uitgezeten zonder radicale ideeën weer naar buiten komen? Ik dacht het niet.”
Ontwaart u spijt in de gevangenis?
Benhaddou: “Sommigen hebben naar eigen zeggen spijt of voelen zich bedrogen. Ze zijn terechtgekomen in een kluwen waaruit ze niet meer konden ontsnappen: ze kregen te maken met leiders die niet praktiseerden, die seksslavinnen hadden. Er was weinig ethiek. Anderen beweren dat ze uitsluitend humanitair werk hebben verricht.
“De zwaarste gevallen hebben nergens spijt van. Hen kun je niet deradicaliseren.”
Mogen ze nog vrijkomen?
Benhaddou: “Dat zal de rechter bepalen. Nu krijgen ze vijftien jaar gevangenisstraf als ze een leidersrol hebben opgenomen, vijf jaar als ze lid van een terreurorganisatie zijn geweest. Wat mij betreft, mag de strafmaat voor hardleerse types hoger. Maar dan moeten we hen wel laten terugkeren, opsluiten én met hen aan de slag gaan.”
Hoe staat u tegenover de terugkeer van vrouwen en kinderen van IS-strijders?
Benhaddou: “Kinderen tot 10 jaar moeten worden teruggehaald, zegt de regering. Dat lijkt me prima. De vrouwen zijn een andere kwestie. De Koerden willen moeders en kinderen niet van elkaar scheiden, tenzij moeders daarvoor de toestemming geven – wat ze niet doen. Dus beslist de regering niet.
“(Blaast) We doen nu alsof we in België amper terugkeerders hebben. Dat klopt niet. Er zijn al meer dan 126 volwassenen uit Syrië teruggekeerd, mannen én vrouwen. De meesten zijn opgesloten, sommigen onder voorwaarden vrijgelaten. Het gaat om de laatst overgeblevenen: laten we hen binnen of niet? Ik deel de visie van Paul Van Tigchelt, de directeur van OCAD (coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse, red.): hij verkiest een gecontroleerde terugkeer, zodat ze over enkele jaren niet terug aan de poorten van Europa staan.”
DE STILLE MEERDERHEID
Iets anders. Hebt u de beelden gezien van de begrafenis van imam Rachid Haddach? Zesduizend aanwezigen, volgens het magazine Bruzz. De Al Khalil-moskee in Molenbeek puilde uit, mensen baden op straat.
Benhaddou: “Rachid Haddach was verbonden aan de Grote Moskee toen ik daar studeerde, maar we hebben nooit met elkaar gesproken. Hij was een publieksspreker in het Brusselse en niet zo makkelijk te labelen. Hij wordt gerekend tot de conservatieve islam.”
De Morgen borstelde acht jaar geleden een gedetailleerd portret van hem: Haddach was een uitgesproken salafist.
Benhaddou: “Je had Rachid de mens, maar daarnaast had je ook Rachids ideeën. In zijn ideeën vond ik me niet terug: te orthodox en conservatief. Maar de mens Rachid heeft blijkbaar veel harten in Brussel veroverd omdat hij zich heeft ontfermd over veel moslims, conservatieven én progressieven.”
Is het salafisme de overheersende stroming in Molenbeek?
Benhaddou: “Om naar een dodengebed te komen, hoef je het niet eens te zijn met de gedachten van een overleden persoon: in Molenbeek zijn geen zesduizend salafisten samengekomen. Maar dat betekent niet dat er geen probleem van salafisme is in Brussel.”
Zeker niet in de quartiers chauds, waarin Saudi-Arabië jarenlang heeft geïnvesteerd.
Benhaddou: “Niet alleen daar.”
U had het over ‘87 miljard euro’ die sinds de jaren 70 vanuit Saudi-Arabië naar Europa zou zijn gevloeid.
Benhaddou: “De tentakels van de salafisten reiken tot in alle hoeken van Europa. Zelfs als we nu de kraan zouden dichtdraaien voor de geldstromen vanuit Saudi-Arabië, is het te laat. De meeste organisaties zijn intussen zelfbedruipend.”
Al Khalil in Molenbeek zou, alweer volgens Bruzz, de nieuwe Grote Moskee van Brussel zijn, de plek waar de meeste moslims samenkomen.
Benhaddou: “Ik ken de moskee te weinig. De eerste imam, Mohamed Toujgani, de voorzitter van de Liga van Imams van België, ken ik wel persoonlijk: hem zou ik niet tot het salafisme rekenen.”
In 2019 dook een tien jaar oude video op waarin Toujgani opriep zionisten te verbranden.
Benhaddou: “Hij heeft zich bij de Joodse gemeenschap verontschuldigd voor die uitspraak, die gedaan was in een emotionele opwelling. De Moslimexecutieve heeft het toen ook voor Toujgani opgenomen. Hij is een traditionalist. In het recente verleden heeft hij dikwijls tegen radicalisme gepredikt. Alleen, hij kent de leefwereld van de jongeren niet, en hij spreekt de taal van vandaag niet.”
De Al Khalil-moskee heeft bij de Belgische overheid geen aanvraag tot erkenning ingediend.
Benhaddou: “Moet je daarom Al Khalil een bolwerk van salafisme noemen? Er zijn ook tientallen moskeeën die een erkenning hebben aangevraagd en nog niet hebben gekregen. Kijk, er is een probleem in Nederland, waar het salafisme wijdvertakt is. In Brussel is de impact ook groot. Mensen met een andere stem over de islam worden amper gehoord. In Vlaanderen is de impact latent.”
Een conclusie van de parlementaire onderzoekscommissie naar de aanslagen luidde: de islam moet worden gestructureerd. Intussen zijn nog altijd maar 28 van de 165 moskeeën erkend. Hoe kan dat?
Benhaddou: “Men koestert de illusie dat je de islam kunt structureren zoals het katholicisme: hiërarchisch en duidelijk. Alleen, de islam is niet hiërarchisch. Het is, om met Jan Becaus te spreken, geen kattenpis. De moslimgemeenschap is verdeeld, maar de bestuursvorm van ons land is ook erg complex: zowel de provincie, de stad, de Vlaamse Gemeenschap als de federale overheid is bevoegd. En dan heb je in Vlaanderen nog het gebrek aan politieke moed. We moeten dringend het kaf van het koren scheiden, de extremisten aanpakken en doorgaan met de gematigde moslims, die we beschouwen als partners in wie we investeren. Het is hoog tijd dat de politiek dat ook hardop durft te zeggen en niet zwijgt uit angst voor opmerkingen van radicaal-rechts.”
In 2018 meldde ‘t Pallieterke, het blad van radicaal-rechts, dat u in Geel geregeld bij ‘de extremistische vzw Oemma’ over de vloer komt.
Benhaddou: “Fake news, ik ken die organisatie niet. Je hebt mensen die er alles aan doen om mij in diskrediet te brengen. Ik zit nog altijd tussen twee werelden, ik vraag me nog altijd af waarom ik dit doe. Radicale moslims verwijten me dat ik verwesterd ben, radicaal-rechts noemt me 'een salafist in maatpak'.”
Volgens peilingen zou Vlaams Belang momenteel de grootste Vlaamse partij zijn. Wat denkt u daarvan?
Benhaddou: “Ik heb er wakker van gelegen, dat zeg ik eerlijk. Ik heb mijn werk in vraag gesteld. Waarom zou ik nog in bedrijven of scholen gaan spreken? Ik kom ook in radicaal-rechtse kringen: mij maakt het niet uit met wie ik mijn verhaal deel, als ik maar loyaal ben aan mijn eigen visie. Maar ik stel wel vast dat in onze samenleving twee groepen zijn ontstaan waarvan ik me afvraag: hoe krijgen we ze ooit weer bij elkaar?
“Filosoof Bart Brandsma maakt in zijn boek ‘Polarisatie’ het onderscheid tussen pushers en joiners. De pushers zijn radicaal-rechts en de radicale moslims, die objectieve bondgenoten zijn: de één kan niet zonder de ander. De joiners sluiten zich aan bij de uitersten. En dan heb je nog de silent group, die in het midden staat. Mensen die niet willen kiezen, nuances aanbrengen, of onverschillig zijn. Díé mensen wil ik bereiken.”
Die in het centrum?
Benhaddou (knikt): “De zwijgende meerderheid. Vandaag krijgen de uitersten een megafoon, waardoor ze de indruk wekken het talrijkst te zijn. Het centrum is nog altijd het grootst, al slaagt het er niet meer in te mobiliseren. In het centrum vind je de lage en hoge middenklassers, de working poor en de tweeverdieners die geen tijd hebben voor grote ideologieën. Ik wil hun weer een verhaal geven.”
U spreekt als een politicus.
Benhaddou: “Wel, dan schuilt er misschien een politicus in mij (lacht).”
Staat u dicht bij CD&V?
Benhaddou: “Ik heb geen kleur.”
Hebt u al een aanbieding van CD&V gekregen?
Benhaddou: “Ik heb aanbiedingen van verschillende partijen. Ik sluit niet uit dat ik er ooit op inga, de vraag is: wanneer ben ik het meest relevant en geloofwaardig? Als niet-politicus, zoals nu, of als politicus? Het zal van het juiste moment afhangen.”
U zult zich mogen reppen, of er zijn geen partijen meer in het centrum.
Benhaddou: “Dat is een terechte vraag: bestaan de oude breuklijnen nog?”
TAJINE VOOR DE KONING
U hebt in 2017 de Prijs voor de Mensenrechten gekregen, in 2018 het Vlaams Ereteken van de Vlaamse regering. In 2019 bent u uitgeroepen tot Ereburger van de stad Gent. Is het fijn om een rolmodel te zijn?
Benhaddou: “Dat bepalen anderen: ik ben wie ik ben.”
U bent de vertegenwoordiger van de rationele islam. Wel jammer dat u zich zo voorzichtig uitlaat over gevoelige thema's.
Benhaddou (verbaasd): “Zoals?”
De rechten van homoseksuelen, bijvoorbeeld.
Benhaddou: “Dat doe ik nochtans vaak, hebt u mijn boeken niet gelezen?”
Bent u het eens met Johan Leman, die zegt: 'In Molenbeek moet je weten waar je als homo hand in hand loopt'?
Benhaddou (zucht)
Dat bedoel ik.
Benhaddou: “Ik vind het stom dat mensen meteen willen weten tot welk kamp je behoort. Nu ook: ik heb me nog niet uitgesproken, of u hebt al geoordeeld. Ik veroordeel elke vorm van homofoob gedrag. Je mag de schuld niet leggen bij mensen die uiting geven aan hun geaardheid. Is dat een duidelijk antwoord?”
Heel duidelijk. U bent het dus niet eens met Johan Leman.
Benhaddou: “Ofwel bestraf je homofoob gedrag, ofwel beperk je de vrijheid van mensen. Ik had de indruk dat Johan Leman, die het overigens goed meent, zei: 'Uit vrees voor homofoob gedrag beperken we de vrijheid van mensen.' Dat lijkt me onjuist.
“Ik oordeel niet over mensen. Ik heb homoseksuelen ontmoet die veel nobeler zijn dan sommige heteroseksuelen. Maar ik leg geen ideeën op. Ik ga met mensen in discussie, ik laat ze twijfelen aan hun ideeën, ik indoctrineer niet in de omgekeerde richting. Dat is een paternalisme waar ik niks mee te maken wil hebben, dat hoort ook niet thuis in een samenleving die afkerig is van gezag en autoriteit. Maar veel liberalen schijnen dat niet te bevatten. Ze verwachten dat een imam zijn gemeenschap vertelt wat goed en kwaad is. Hoe achterhaald is dat?”
Waarom is koning Filip in 2017 bij uw familie thuis de iftar, de maaltijd tijdens de ramadan, komen nuttigen?
Benhaddou: “Op een dag kreeg ik telefoon van een adviseur van het paleis: 'De koning overweegt, naar aanleiding van de ramadan, een iftar bij te wonen. Zou dat kunnen?' Ik vraag: 'Een iftar op het paleis?' – 'Nee,' zegt hij, 'bij u thuis.' Ik schrok me een ongeluk (lacht). De koning wilde dat we niets bijzonders zouden doen, maar het heeft me moeite gekost om ze er thuis van te overtuigen dat het geen grap was. Koning Filip is twee uur gebleven.”
Hij heeft zijn bordje tajine helemaal leeggegeten, zei uw zus achteraf.
Benhaddou: “Het heeft hem gesmaakt. We hadden gekozen voor traditionele Marokkaanse gerechten: een tajine hoort daarbij.
“Het was een mooie ontmoeting in moeilijke tijden, net na de aanslagen, toen moslims werden geviseerd. De koning wilde een krachtig signaal geven: de islam is een onderdeel van de Belgische samenleving. We zullen samen het kaf van het koren scheiden.”
Een politiek statement?
Benhaddou: “De aanwezigheid van een koning is een statement. Het heeft ontzettend veel weerklank gehad. Geen enkele koning had het hem voorgedaan, zelfs geen Arabische. Ik heb de wereldpers erover te woord gestaan.”
De koning zal, als overtuigd katholiek, wel voeling hebben met het begrip vasten.
Benhaddou: “Als gelovige kan hij wellicht begrip opbrengen voor religie. Hij kijkt anders naar gelovigen. Hij beseft dat mensen kracht putten uit hun geloof, zonder daarom in radicalisme te vervallen.”
U hebt het druk-druk-druk. Hoe lang houdt u dat nog vol? U voelt geregeld steken in uw hart, zei u laatst.
Benhaddou: “Alle hoop rust op mijn toekomstige vrouw. In het najaar stap ik in het huwelijksbootje, misschien wordt dat een keerpunt. Alle andere methodes hebben niet gewerkt. In vijf jaar tijd heb ik veel verwezenlijkt: ik coördineer een onderwijsnetwerk voor islamexperten, run een expertisecentrum, ben opdrachthouder van de werkgroep Diversiteit aan de Universiteit Gent, hoofdimam van de El Fath-moskee in Gent, noem maar op. Over enkele jaren kunnen anderen het van me overnemen.”
U had het in het begin van dit gesprek over een roeping.
Benhaddou: “Ik ben gebiologeerd door verbinding: mensen die totaal van elkaar verschillen vreedzaam laten samenleven. In dat opzicht lijk ik op mijn vader. Hij is, dat zullen zijn generatiegenoten bevestigen, de meest onbesproken man in het Gentse. Hij lacht altijd, hij kiest nooit. Ik ben zijn zoon: ik kies ook niet.”
© Humo