Schrijver Marcel Proust beantwoordde ze ooit in een vriendenboekje, nu geeft De Morgen er een eigenzinnige draai aan. Zevenentwintig directe vragen, evenveel openhartige antwoorden. Deze week: professor Gita Deneckere (55), decaan van de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte aan de Universiteit Gent. Wie is zij in het diepst van haar gedachten?
Luister hier naar De vragen van Proust met Gita Deneckere:
1. Hoe oud voelt u zich?
“Wel, ik voel mij alleszins veel jonger dan ik ben. Ik ben nu 55 en dat is de leeftijd waarop mijn moeder grootmoeder is geworden van mijn oudste zoon. Ik ben nu zelf plusoma van zes kleinkindertjes van Marc (Cosyns, haar man, red.), maar ik voel mij eigenlijk dikwijls zelf nog een kind.
“Het heeft ook lang geduurd voor ik een generatieverschil voelde met mijn studenten. Pas toen mijn zonen ook naar de unief gingen, realiseerde ik mij: dat kunnen eigenlijk mijn kinderen zijn.”
2. Wat vindt u een belangrijke eigenschap van uzelf?
“Mijn empathie. Ik kan goed luisteren, dat kan ik zonder omwegen wel zeggen. (lacht) Ik onthoud ook wat mensen mij vertellen, waardoor er een dialoog kan ontstaan. Zelf ben ik niet zo geneigd om veel persoonlijks over mezelf te vertellen, soms zelfs niet aan goede vrienden. Maar dat betekent niet dat het eenrichtingsverkeer is. In een persoonlijke relatie vind ik het belangrijk dat er een vorm van wederkerigheid bestaat. En dat kan door te luisteren. Want een perfect symmetrische relatie bereik je toch nooit.”
3. Wat is uw passie?
“Een passie is schrijven. Dat is mijn manier om mij te uiten, meer dan spreken. Ik heb ook altijd geprobeerd om mijn schrijftalent in mijn wetenschappelijk werk te ontplooien, omdat ik vind dat geschiedenis ook verhalen vertellen is. Het academisch jargon is niet zo aan mij besteed. Ik ben dan ook blij dat mijn werk net voor mijn verhalende schrijfstijl erkend is.
“Ik vind het echt belangrijk dat mijn boeken gelezen worden en niet alleen geciteerd. Ik wil niet schrijven voor academische niches. Ik schrijf voor een breder publiek, op een meer toegankelijke manier, wat niet betekent dat het simpel of vulgariserend wordt. Je mag je publiek niet onderschatten.”
Wie is Gita Deneckere?
- in 1964 geboren in Gent
- studeerde geschiedenis aan Universiteit Gent
- doctoreerde met een onderzoek naar sociale geschiedenis en collectieve actie in de 19de en 20ste eeuw
- hoogleraar bij de vakgroep Geschiedenis aan diezelfde universiteit
- richtte mee de masteropleiding Gender en Diversiteit op
- sinds oktober 2018 decaan van de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte UGent
- schreef onder andere Sire, het volk mort, 1900, Leopold I en Uit de ivoren toren
- heeft een relatie met de bekende arts Marc Cosyns
- heeft twee zonen
4. Welke geluksscore geeft u zichzelf?
“Acht of negen. Een beetje afhankelijk van mijn humeur. Ik kan ook echt wel met mijn verkeerde been uit bed stappen, maar dat draait dan snel. Ik ben eigenlijk wel een geluksvogel, voel ik.”
5. Is het leven voor u een cadeau?
“Ja! (lacht) Ja, ik prijs me gelukkig met mijn leven en wat ik ervan kan maken. Ik vind dat ik een heel geprivilegieerd iemand ben en in een heel geprivilegieerde situatie mijn leven kan leiden. Zowel professioneel, als persoonlijk. En het loopt allemaal heel goed, vind ik.
“De moeilijkste periode in mijn leven? De middelbare school, denk ik, net zoals vele jonge meisjes heb ik me toen vaak ongelukkig gevoeld. En ook toen ik met mijn doctoraat bezig was. Plots ging het niet meer. Plots kon ik niet meer schrijven, ik wist van geen hout meer pijlen te maken. Ik was geblokkeerd en belandde in een depressie. Op aangeven van mijn zus ben ik in psychoanalyse gegaan. Dat heeft mij enorm, enorm geholpen. Hoewel ik vrij snel weer actief aan het werk kon, ben ik toch vijf jaar in analyse geweest, omdat ik dat zo’n verrijking vond. Ik kan het iedereen aanraden. Omdat je door de setting verplicht wordt om je zielenroerselen bloot te geven aan iemand die daar op een neutrale manier mee omgaat. De interactie of ‘overdracht’ tussen analyticus en analysant is heel boeiend.
“Heeft die psychoanalyse tot een verwijdering van mijn ouders geleid? Een verwijdering niet, nee, maar het is wel zo dat je anders naar je ouders, die uiterst belangrijke personages zijn in je leven, gaat kijken. Je kunt je van hen losmaken zonder daarom in een conflict te belanden. De verhouding die je als kind had met je ouders wordt duidelijker. Net dat zorgt ervoor dat je er op een volwassen manier mee kunt omgaan.
“Als kind wil je eigenlijk vooral erkend worden. Dat is trouwens wat iedereen fundamenteel wil, erkend worden in wat hij of zij doet. Soms schieten ouders daarin tekort, gewoon omdat ze zelf met andere dingen bezig zijn. Soms zeggen ze onbewust dingen die heel kwetsend kunnen zijn. Door daarover te praten in een analyse zie je dat ook in en kun je het kind in jezelf een stukje loslaten en dat is goed en heilzaam. Je krijgt veel meer mededogen met wie je ouders zijn, je ziet hen als feilbare mensen. Does it make sense?
“Toen ik vorige week toevallig het fantastische theaterstuk Freud van Ivo van Hove in de Bourla zag en ik daarna deze vragen las, dacht ik: dit ga ik ook eens vertellen. (lacht)”
6. Welke kleine gebeurtenis kan u blij maken?
“Mijn man die een kattebelletje met lieve woordjes achterlaat op de keukentafel.”
7. Wat is uw zwakte?
“Mijn zwakte is mijn verlegenheid, de plankenkoorts die ik soms heb. De angst om op een podium te gaan staan en te spreken. Voor een stuk heb ik dat overwonnen, want uiteindelijk is het een vorm van acteren en dan speel je een rol. Maar soms overvalt de angst mij nog en dat ervaar ik als hinderlijk.”
8. Waar hebt u spijt van?
“Ik heb niet vaak spijt. Maar wat me wel schuldgevoelens geeft is mijn scheiding. Een fijn gezin met twee kinderen van twaalf en negen dat goed functioneerde op een bepaald moment opofferen voor een passionele liefde, was niet gemakkelijk. Als je een keuze maakt moet je er natuurlijk de consequenties van dragen en de prijs voor betalen. Kiezen is verliezen, en toen heb ik inderdaad iets verloren, de vanzelfsprekendheid van een ‘gewoon’ gezin.
“Nu heb ik met de vader van mijn kinderen altijd een goede band gehad en we hebben via co-ouderschap altijd geprobeerd om de kinderen niet te laten lijden onder de scheiding, maar het blijft toch wel een beetje pijn doen. Maar goed, ik heb ervoor gekozen en heb daar ook geen spijt van. Met de man van mijn leven zijn er heel wat minder vanzelfsprekende dingen in de plaats gekomen. (lacht)”
9. Wat is uw grootste angst?
“Mijn grootste angst is dat er iets met mijn kinderen zou gebeuren. Zij hebben er niet voor gekozen om geboren te worden, dus als ouder ben je er verantwoordelijk voor dat zij zich veilig voelen, dat zij zich kunnen ontplooien, dat zij echte mensen kunnen worden.
“Als je dat in een bredere maatschappelijke context plaatst, vraag ik me af of het nog verantwoord is om kinderen op de wereld te zetten. De generatie die na ons komt, erft een wereld waarin een klimaatcatastrofe dreigt. Het baart me grote zorgen dat we er als ‘verlichte’ mensheid niet in slagen om de toekomst te vrijwaren voor onze kinderen.”
10. Is de mensheid op de goede of de slechte weg?
“De geschiedenis gaat volgens mij echt niet in de goede richting. Ik heb heel vaak een gevoel van grote onmacht.”
11. Wanneer hebt u het laatst gehuild?
“Op 2 oktober. Echt gehuild. Op de begrafenis van een jonge collega van 26, die na een routine-ingreep door een complicatie in het ziekenhuis een hartstilstand heeft gekregen en ons ontvallen is. Een zeer getalenteerde, beloftevolle, lieve, toegewijde collega, op wie je altijd kon rekenen en bouwen, in de knop gebroken. Dat is toch verschrikkelijk.”
12. Wanneer bent u ooit door het lint gegaan?
“Toen ik mijn kinderen plots niet meer zag in een grote menigte, ben ik wel serieus beginnen panikeren. Of als ze uitgaan en niets van zich laten horen.”
13. Welk boek zou u iedereen aanraden?
“Goh, daar heb ik lang over nagedacht. Er is l’embarras du choix natuurlijk, maar uiteindelijk heb ik gekozen voor Lingua Tertii Imperii (De taal van het Derde Rijk, oorspronkelijk gepubliceerd in 1947, red.) van Victor Klemperer.
“Klemperer was een filoloog die in nazi-Duitsland leefde en als Jood een beroepsverbod had gekregen. Hij kon overleven dankzij zijn huwelijk met een Duitse vrouw en observeerde van binnenuit de veranderingen in de maatschappij. Hij analyseerde de taal van de nazi’s, registreerde de kleine veranderingen in het alledaagse taalgebruik, en toonde de invloed van de taal op het denken aan.
“Als we nu willen begrijpen wat er rondom ons aan het gebeuren is, hoe het taalgebruik de werkelijkheid vormgeeft, moeten we dit boek lezen. Bijna onbewust beginnen we collectief in een bepaalde richting te denken als het gaat over ‘vluchtelingen’, ‘migranten’, ‘transmigranten’. Ongemerkt beginnen we groepen te stigmatiseren, uit te sluiten. En dan begint het.
“Die brand in Bilzen is daar een voorbeeld van. Door de gevoelswaarde van bepaalde woorden systematisch negatief in te kleuren worden de grenzen van wat politiek denkbaar is almaar verschoven. Dat is precies wat Klemperer beschrijft in de jaren 30. Algemene vergelijkingen met de jaren dertig gaan misschien niet op, maar op het vlak van agressief en discriminerend taalgebruik kun je wel duidelijke parallellen trekken met vandaag.
“Klemperer toont aan hoe bepaalde woorden als kleine stukjes arsenicum in de taal sluipen en hoe dat gif de geesten beïnvloedt. Het zorgt ervoor dat mensen de dingen anders beginnen te bekijken en daar uiteindelijk ook naar handelen.”
14. Wat zou u nog willen doen voor het te laat is?
“Een boek schrijven dat de ogen opent. De vraag is natuurlijk: wat betekent een boek nog in tijden waarin de cultuur op losse schroeven wordt gezet? Maar het is het enige wat ik kan. Schrijven is mijn enige wapen.”
15. Hebt u ooit een religieuze ervaring gehad?
“Niet echt. Ik ben niet religieus opgevoed, dus ik begrijp dat ook allemaal niet zo goed, maar ik ben wel ontvankelijk voor religiositeit. Ik kan heel erg ontroerd worden door religieuze muziek, door Bach, door alle mogelijke requiems.”
16. Hoe voelt u zich in uw lichaam?
“Euhm. Zou ik dit nu vertellen of niet? (zwijgt) Kijk, ik heb op mijn drieëndertigste borstkanker gehad en sindsdien kan ik mijn lichaam niet echt meer vertrouwen. Ik zou veel meer moeten bewegen en veel meer letten op wat ik eet en drink, maar ik ben niet zo gedisciplineerd om al die regels te volgen. Dat is een beetje dubbel, natuurlijk.
“Door zo’n ziekte valt de vanzelfsprekendheid waarmee je door het leven gaat weg. Je krijgt een andere relatie met je lichaam.
“Hoe ben ik daarmee omgegaan? Dat was zwaar. Ik wilde me niet laten kennen. Ik wilde me niet laten neerhalen. Bovendien zat die vreselijke ziekte toen nog veel meer in de taboesfeer. Op mijn werk waren er maar heel weinig mensen die ervan wisten. Tja, hoe ga je daarmee om? Doorgaan zeker? En proberen te ontkennen. Mijn kinderen, die nog zeer klein waren, hebben daar enorm bij geholpen.”
17. Wat vindt u erotisch?
“Marc en ik hebben vorig jaar in De wereld van Sofie eens verteld dat we elkaar voorlezen voor het slapengaan. Dat vind ik bijvoorbeeld erotisch. En tot zo ver wil ik wel uit het bed klappen. (lacht)
“Sinds wij elkaar kennen lezen we elkaar voor en dat kan van alles zijn. Het is begonnen met de Brieven aan Doornroosje (van Toon Tellegen, red.) en op dit moment is het een boek van Philippe Claudel, Het kleine meisje van mijnheer Linh.
“Wiens idee dat was? Goh, in het begin als je verliefd bent gebeuren er spontaan fantastische dingen hé. (lacht) Maar het is waarschijnlijk wel Marc die daarmee begonnen is. Schoon hé.
“We schreven elkaar ook ontzettend veel in het begin. Sinds we samenwonen wat minder, maar ik heb toch wel zo’n duizend brieven liggen.”
18. Wat is uw goorste fantasie?
“Wel, daar ben ik zelfs in die psychoanalyse niet achter gekomen. (lacht) Ik denk dat ik een groot verdringmechanisme heb.”
19. U belandt in de gevangenis, wat zou de reden kunnen zijn?
“Om mensen te laten onderduiken of zoiets. In een repressief regime zou ik in het verzet zitten, ja. Dat weet ik tamelijk zeker.”
20. Hoe is de relatie met uw ouders?
“Ik kom uit een warm nest. Mijn ouders werkten in het onderwijs. Mijn vader was eerst onderwijzer en dan inspecteur, mijn moeder was kleuterleidster. Ze konden allebei, en nog altijd trouwens, heel goed met kinderen omgaan.
“We waren met drie kinderen. Een levendig gezin, waarin een groot belang gehecht werd aan eten, aan samen tafelen en aan praten met elkaar. Kritisch denken heb ik thuis geleerd. Mijn ouders waren progressief en vrijzinnig en voorvechters van het rijksonderwijs. Toen ik op de unief kwam, merkte ik dat dat helemaal niet zo evident was in een Vlaanderen dat gedomineerd werd door het katholieke onderwijs.
“Ik herinner mij ook dat ik mij tijdens de blokperiode terugtrok in het bureau van mijn vader, een bibliotheek vol boeken, tijdschriften en kranten waar ik van alles kon opzoeken en terugvinden. Als je in zo’n omgeving opgroeit besef je niet wat voor een privilege dat is. Niet elk kind of elke jongere heeft die intellectuele rijkdom om zich in te verdiepen binnen handbereik. Het internet bestond toen nog niet. Mijn omgeving heeft mijn studies dus wel vooruit geholpen.
“Mijn ouders leven nog, ja hoor. Intussen zijn ze krasse tachtigers – mijn moeder is 81, mijn vader 82 – die het nog altijd heel goed doen samen. Het valt me wel zwaar dat ik te weinig tijd voor hen kan vrijmaken.”
21. Bent u een goede vriend?
“Dat denk ik wel. Ik heb een paar zeer goede vrienden en vriendinnen, waar ik me heel gelukkig mee kan prijzen, maar ook met hen komt het erop aan tijd vrij te maken voor de vriendschap. Zo heb ik met een goede vriendin de Spa-club opgericht. Women only. We gaan nu elk jaar een paar dagen baden in de Thermen. En veel babbelen.”
22. Hoe definieert u liefde?
“Al mijn liefdes zijn passioneel geweest. Het verschil nu met Marc is dat de liefde passioneel blijft, ook na vijftien jaar. Belangrijk is dat je het verlangen koestert, dat je de gloed in je relatie blijft aanwakkeren. En dat kan door kleine dingen. Elkaar kattebelletjes schrijven, bijvoorbeeld. (lacht)”
23. Hoe hebt u uw eerste liefde ervaren?
“Passioneel. (lacht) Met een muzikant (Patrick Riguelle, red), die toen aan zijn carrière begon. Ik was student, hij zat in het nachtleven, wat na een tijd niet echt compatibel bleek. We komen wel nog altijd goed overeen.”
24. Hoe zou u willen sterven?
“Stokoud. Ik zou echt wel het leven helemaal willen leven. Ook al zie ik hoe moeilijk het is om oud te zijn, ik wil het toch graag worden.
“En dan wil ik ofwel samen met Marc sterven – want ik kan me niet voorstellen hoe het zou zijn om zonder hem te moeten voortleven – ofwel omringd door de mensen die ik graag zie. Ik zou niet alleen willen sterven. Niet alleen in een bed of onverwachts.
“Wat ik zou wensen als laatste avondmaal? Een festijn zoals in Babette’s Feast, een fantastische film die ik ook wil aanraden, met veel mensen en allemaal lekkernijen.”
25. Waarover bent u de laatste tijd anders gaan nadenken?
“In de jaren 1980 hebben we de tijd van het postmodernisme gehad, waarin het waarheidsbegrip op losse schroeven werd gezet vanuit het idee dat ieder zijn waarheid heeft en de ene waarheid niet beter of slechter is dan de andere. Dat is achteraf bekeken een aanloop geweest naar vandaag, naar de periode van fake news. Maar de waarheid is niet zomaar een verhaaltje dat evengoed anders had kunnen zijn. Ik denk dat we de waarheidsvinding als belangrijk goed moeten herstellen. Ook en vooral in het onderwijs. Ik heb het niet enkel over factchecken, maar over het in het juiste perspectief plaatsen van gebeurtenissen.
“Ik denk dat we onze kennis, die gebaseerd is op onderzoek en feiten, meer naar buiten moeten brengen en daar ook meer voor moeten staan. Dat we ons als academici meer moeten roeren en ons minder in de links-rechtspolarisatie van meningen mogen laten opsluiten. Minder laten gebruiken, ja. Ik denk dat je als wetenschapper een andere positie kunt innemen. En om terug te keren naar het postmodernisme: we hebben zelf voor een stuk bijgedragen tot het relativisme door wetenschap als een vorm van ideologie te zien. Maar ik vind dat we nu dringend het statuut van wetenschap en waarheid buiten de ideologische polarisatie om moeten herwinnen.”
26. Welke gebeurtenis uit uw leven zou een goed filmscenario opleveren?
“Mijn eigen leven lijkt me an sich nu ook weer niet zo boeiend, maar wat misschien wel mooi zou kunnen zijn is een soort van docufictie waarin ik op zoek ga naar een van mijn personages. Leopold I bijvoorbeeld. Daarvoor heb ik samen met Marc Europa rondgereisd, om onderzoek te doen in archieven en de plekken te bezoeken waar Leopold geleefd heeft of zijn stempel heeft gedrukt. De schrijver op zoek naar haar onderwerp en hoe je als historicus omgaat met je bronnenmateriaal. Zoiets.
“Een campusroman schrijven behoort, sinds ik decaan ben, ook tot de mogelijkheden. Meer dan stof genoeg. (lacht)”
27. Wat is de titel van uw biografie?
“Gita. Dat is een niet-alledaagse naam en ik hou van een boek met een simpele titel. Vormgegeven door Gert Dooreman.
“Ca va? Pff, amai.”