GetuigenisNoord-Korea
Na tien jaar voorbereiding vluchtte Park Myeong-ho uit Noord-Korea
Het leven is beter in Zuid-Korea, zag Park Myeong-ho op tv. Net als jaarlijks zo’n duizend landgenoten slaagde hij er in 2006 in om met zijn gezin Noord-Korea te ontvluchten. De zee bood toen een uitweg en verschaft hem nu een goed inkomen.
Trots zit Park Myeong-ho op zijn nieuwe vissersboot, de grootste in de haven. Vijftien jaar geleden verzamelde hij al zijn moed en stapte hij met zijn gezin op een bootje om van Noord- naar Zuid-Korea te varen. “We wilden de stap al een tijdje wagen, maar waren steeds te nerveus om het echt te doen. Op een mistige dag in mei 2006 hebben we het gewoon gedaan. Als het ons lot was om te overleven, dan zou dat ook gebeuren.’’
Het lot was hen gunstig gezind. Nu heeft Park, 57 jaar oud, samen met zijn vrouw een nieuw leven opgebouwd in Goseong, het noordelijkst gelegen dorpje van Zuid-Korea, hemelsbreed nog geen tien kilometer van de gedemilitariseerde zone tussen beide Korea’s. Hij is een ervaren duiker en visser en verdient de kost door zijn eigen zeevruchten te vangen en die te verkopen op de markt. Vijf jaar geleden opende het echtpaar ook een visrestaurant in de haven. Alle octopussen en zeesterren die ze serveren, heeft Park zelf gevangen. In Noord-Korea leerde hij zichzelf duiken, om zijn gezin van meer voedsel te kunnen voorzien. Want wat ze van de staat kregen, was niet genoeg, ook al was hij ambtenaar bij een ministerie en daarvoor lange tijd vliegtuigmonteur in het leger.
Omdat hij voor het regime werkte, had zijn gezin het nog niet eens zo slecht. “Maar om ons heen stierven mensen op straat van de honger, ook in onze wijk. Er was niemand die de lijken opruimde.” Hun twee zonen werden net voor het begin van de hongersnood van 1994-1999 geboren. Op een bevolking van 22 miljoen kwamen toen volgens een grove schatting tussen de 240.000 en 3,5 miljoen mensen om van de honger. En ook nu vrezen experts voor een voedseltekort, als gevolg van de coronacrisis en de stillegging van de handel met China. Vorig jaar importeerde Noord-Korea 74 procent minder dan het jaar ervoor.
Diensttijd
Onder de generatie van Parks vader leefde veel boosheid. “Zij zeiden: hebben we hiervoor gevochten en decennialang het land opgebouwd? Het was allemaal voor niets. De overheid beloofde dat Noord-Korea de rijkste communistische staat ooit zou worden, maar gewone mensen komen om van de honger.”
Twintig jaar lang diende hij in het leger. Wat hij verschrikkelijk vond om te doen, was het terughalen van dienstweigeraars. In Noord-Korea geldt voor alle mannen tien jaar dienstplicht. Volgens Park lopen veel jongens weg en keren terug naar hun familie. Hij moest die jongens opsporen en wegrukken uit hun gezinnen. En hij wist wat er met ze ging gebeuren, eenmaal terug op de basis: harde en langdurige marteling en lange tijd niet te eten krijgen.
Park luisterde naar buitenlandse radio en keek naar Zuid-Koreaanse tv-programma’s. Zo kreeg hij een beeld van het leven in het vrije Zuid-Korea. “Als ik moeite doe om iets op te bouwen daar, dan krijg ik er ook iets voor terug”, zo raakte hij meer en meer overtuigd. Ruim tien jaar was hij bezig met de voorbereiding van zijn ontsnapping. Parks vrouw was bang voor represailles voor familieleden, maar Park zelf vreesde dat niet. “Om ons heen ontsnapten soms mensen, en met hun familie gebeurde niks. Er is simpelweg niet genoeg voedsel om iedereen gevangen te zetten.”
Vluchtplan
De meeste Noord-Koreanen ontvluchten het land via China, omdat die grens poreus is. Maar dat leek Park te risicovol en te lang duren. Grenswachters zullen op je schieten en de kans dat de Chinese autoriteiten je terugsturen is te groot. Park bedacht dat het beter zou zijn om vanaf de westkust direct naar Zuid-Korea te varen. Aan de westkust liggen veel eilanden waarachter je je kunt verstoppen voor radar en marineschepen. Ook varen in dit gebied veel Chinese vissers die dichtbij het Koreaanse schiereiland komen. Daartussen valt je bootje minder op.
Als eerste stap in het plan verhuisde het gezin van het oosten naar een dorp aan de westkust. Links en rechts betaalde Park smeergeld om het papierwerk rond te krijgen. Hij ging werken voor een kantoor van een ministerie in hun nieuwe woonplaats. Ondertussen bouwde hij met vrienden een houten boot met motor om de overtocht te kunnen maken.
De ontsnapping van het gezin Park is even simpel als spectaculair. Na eerdere aarzelingen op het laatste moment was het op een ochtend in mei 2006 erg mistig. Dat was dé kans om te ontsnappen en uit handen van de marine te blijven. “Onderweg waren we niet bang, ons hoofd was leeg. Twee marineschepen kwamen dicht bij ons, maar die wisten we af te schudden.”
Na een paar uur kwamen ze aan land in het buitengebied van Incheon, de stad naast Seoul. Het gezin Park meerde het bootje aan en liep rond lunchtijd een restaurantje aan de kade binnen om wat te eten. Omstanders belden de politie om hun aanwezigheid te melden. Agenten vroegen wie ze waren en brachten het gezin naar een speciaal overheidskantoor waar vluchtelingen worden opgevangen en ondervraagd. Het naturalisatieproces begon.
Het gezin was niet verrast over hoe Zuid-Korea eruitzag, maar het viel ze op dat het er erg stonk. “In Noord-Korea ruikt het veel frisser.” Ook keken ze die eerste dagen op van de hoeveelheid licht die er ’s nachts brandde. “Maar het meest verbaasd waren we over hoe lang Zuid-Koreanen gemiddeld zijn. In de vijftig jaar dat we toen gescheiden waren, zijn de Koreaanse bevolkingen door het voedseltekort ook letterlijk uit elkaar gaan groeien. Kim Il-sung (grootvader van de huidige leider Kim Jong-un, red.) was echt een boef.”
Opstandig
Park en zijn gezin komen uit Cheongjin, de derde stad van Noord-Korea, gelegen in het uiterste noordoosten. De centrale overheid ziet de lokale bevolking als minder loyaal dan in andere steden. Dat beeld wordt bevestigd in het boek Nothing to Envy – Real Lives in North Korea van journalist Barbara Demick. Zij sprak meer dan honderd vluchtelingen uit de regio Cheongjin, een industriestad die representatiever is voor heel Noord-Korea dan hoofdstad Pyongyang. Hier komen ook verhalen vandaan over opstanden tegen het leger. Zo zou er in 2008 een schermutseling tussen marktverkopers en politieagenten hebben plaatsgevonden.
Het beeld dat Park schetst van Noord-Korea is dat van een land waarvan het systeem kapot is. Niemand is overtuigd door de propaganda. Buiten de hoofdstad Pyongyang wordt er minder op je gelet en zijn mensen – tegen hechte vrienden en familie – vrij openlijk kritisch over de leiders. Zelfs in de trein kun je je negatief uitlaten over het regime.
Kim Seong-gyeong, hoogleraar Noord-Korea-studies in Seoul, plaatst daar een kleine kanttekening bij: “Per vijf huishoudens wordt er één iemand aangewezen die wekelijks moet rapporteren aan de autoriteiten. Deze persoon moet vertellen wat er zoal speelt in de buurt. Dit systeem werkt zelfcensuur in de hand en bestaat al meer dan vijftig jaar.”
Professor Kim richt haar onderzoek voornamelijk op de samenleving en cultuur van Noord-Korea, en spreekt bijna dagelijks vluchtelingen. Park claimt dat er in Noord-Korea in dorpen en kleinere steden geregeld opstanden zijn, en dat die hardhandig door het leger worden afgeslagen. Bijvoorbeeld door een dorp te omcirkelen en de voedseltoevoer af te knijpen. Professor Kim heeft dat nooit eerder gehoord. “De enige ongehoorzaamheid waar ik over hoor, zijn graffititeksten in toiletten.”
Park denkt dat een revolutie bij de top moet starten, maar dat blijft nog altijd uit. Kim beaamt dat: “Noord-Koreanen proberen hun leven te verbeteren door op de markt extra geld te verdienen, en sommigen vluchten natuurlijk. Echte protesten komen niet voor.”
Geld sturen
Park belt regelmatig met familie in Noord-Korea, net als de meeste vluchtelingen. Nog verrassender is het dat ze ook geld naar achtergebleven familieleden kunnen sturen. Het betaalsysteem is wijdverspreid en meerdere partijen verdienen eraan. Vanwege Zuid-Koreaanse veiligheidswetten is het sturen van geld eigenlijk verboden, maar informeel gebeurt het volop. Schattingen liggen op zo’n 10 miljoen dollar per jaar.
“Ze betalen geld aan een broker in Seoul, die stuurt het digitaal door naar een vertrouwensman in China, dicht bij de grens met Noord-Korea”, legt professor Kim uit. “Vanaf daar wordt verbinding gemaakt met de mobiele telefoon van een derde agent in Noord-Korea. Die ontvangt het geld digitaal en betaalt het in Noord-Koreaanse won uit aan de ontvanger.”
Zo’n 20 tot 40 procent van het bedrag gaat verloren aan commissie voor de tussenpersonen. Per keer stuurt een vluchteling gemiddeld zo’n duizend dollar, dat is in Noord-Korea genoeg om een paar maanden van te leven.
Opvallend genoeg is ook vrije handel meer en meer toegestaan onder Kim Jong-un. Privaat ondernemerschap komt nu op grote schaal voor. Inmiddels telt het streng communistische land ruim vierhonderd legale marktplaatsen. Handelaren verkopen binnen- en buitenlandse producten. De ondernemers achter die binnenlandse productie worden steeds rijker. Professor Kim: “Er wordt volop geïnvesteerd in vastgoedprojecten. Dienstplichtige soldaten zijn de bouwvakkers. In het hele land bouwen ze op deze manier appartementen. De winsten die daaruit voortvloeien, zijn voor de investeerder.” Zo is er onderhand een bevolkingslaag van kapitalisten ontstaan.
Torenhoge inflatie
Corona heeft de ontwikkelingen wel ernstig verstoord. Bovendien was de zomer van 2020 erg nat, waardoor veel oogsten mislukten. De inflatie is in negen jaar niet zo hoog geweest. De klasse van kapitalisten heeft dan ook veel geld verloren. Het vreemde systeem van gemengde staatscontrole en vrije markt blijkt hoogst instabiel te zijn. Informanten in Noord-Korea geven aan dat in de maand mei de prijs van een kilo rijst met 67 procent steeg. Op markten door heel het land klinken wanhopige stemmen van mensen die geen eten meer kunnen kopen.
Voor Park en zijn gezin is die primaire levensbehoefte niet langer een zorg. Ze hebben een goed leven opgebouwd in het vrije zuiden. In vijftien jaar tijd werkten ze een huis, restaurant en twee boten bij elkaar. Het duiken doet Park nog steeds graag. “Onder water word ik helemaal rustig.”
Zowel hun restaurant als de boten zijn vernoemd naar thuisstad Cheongjin. “Maar ik voel mij niet gebonden aan één fysieke plaats. Hier aan de oostkust van Korea voel ik mij thuis.”