Euthanasie
Na de wetenschappers, de senioren zelf: "Je kunt de mensen ook levensmoe máken"
Moeten mensen die onder het te lange leven lijden euthanasie kunnen krijgen? Politici, artsen en filosofen vuurden het debat aan. Maar wat met de ouderen zelf? Wij gingen de polsslag opmeten in woon-zorgcentrum Tempelhof in Gent.
'Beste bewoners, de origami gaat zo meteen van start in de tuin. Iedereen is welkom.”
De uitnodiging schalt door de boxen van alle kamers. Maar bij Pierre (84), die ons zonet binnengelaten heeft, valt ze in dovemansoren. Liever dan in groep papiertjes te vouwen, sloft hij nu en dan naar de cafetaria om een trappist, vertelt hij goedlachs. Ooit had hij handen als kolenschoppen, met zijn verleden als ijzervlechter en bouwtimmerman. Nu begint de artrose zijn gewrichten te krommen.
Met zijn ene goede oog heeft hij het van dichtbij gevolgd, het debat over een ‘voltooid leven’: in de krant, op televisie. De hele discussie kwam onlangs overgewaaid vanuit Nederland. Het links-liberale D66 pleitte er voor het recht om te mogen sterven als je lijdt onder een te lang leven. In eigen land oogst het voorstel maar weinig politieke bijval. Ook heel wat voorstanders van euthanasie – artsen en ethici – dragen tegenargumenten aan. Met uitzondering van filosoof Etienne Vermeersch. Hij vindt dat euthanasie bij levensmoeheid moet kunnen, op voorwaarde dat de oudere minstens 90 jaar is.
Ook Pierre noemt zich voorstander. “Want op een bepaald moment ben je het beu, hè. Daar kun je niet omheen. Ouderen genoeg die op de sukkel zijn. Die het lichamelijk en geestelijk nog behoorlijk goed stellen, maar die er gewoon genoeg van hebben. Zelf heb ik dat gevoel nog niet. Niet zolang ik regelmatig mijn Westmalle Tripel kan gaan drinken. (schaterlacht, en dan weer ernstig) Maar ik denk daar wel aan, dat die dag er ooit komt. Boenk, levensmoe. Tuurlijk wel. Net zoals ik ook elke dag aan mijn dood denk. Niet dat het mij bang maakt.”
Het is maar dat het zo plots kan gebeuren, met die pacemaker van hem. “Dat ding doet weer vies, ik voel dat. De laatste tijd heb ik weer van die draaiingen. Als dat veertje stilvalt, is het gedaan met mij. Onlangs kwamen de kleinkinderen nog eens op bezoek vanuit het buitenland, om samen mosselen te gaan eten. Heerlijk. Maar nadien dacht ik: wie weet was het wel de laatste keer. Tegen dat ze terugkomen, ben ik misschien dood.”
Levensmoeheid, volgens Pierre is het meer dan een zure appel waar je zomaar even doorbijt. “Als zoiets je overvalt, dan denk ik niet dat het ooit nog passeert. Toch niet op zo’n ouderdom. Dat kruipt in uw kleren. Vandaar dat euthanasie moet kunnen. Ik geloof niet dat er ouderen zijn die er spijt van zouden krijgen, die op hun stappen zouden terugkeren. Zodra je alle levensvreugde kwijt bent, komt dat volgens mij niet meer terug.”
Al moet je wel bedenktijd inlassen, meent Pierre. Eén jaar, zoals Etienne Vermeersch eerder opperde, dat lijkt hem schappelijk. “Want het blijft natuurlijk wel iets speciaals: een leven beëindigen. En dan zeker als je op zich niks ‘mankeert’. Allee, kijk naar mij. Oneindig veel operaties heb ik al gehad. Mij hebben ze al langs alle kanten opengesneden en ik ben nog altijd niet levensmoe. Pas op, het flitst soms ook weleens door mijn hoofd: waarom loop ik hier eigenlijk nog rond? Ik kost iedereen alleen maar geld. (schraapt zijn keel) Maar zolang je leeft, hou je daaraan vast. En zolang er hier beneden bier is. (lacht) Ik heb precies een droge mond. Een mens krijgt dorst van al dat babbelen.”
Niemand kan blijven
“Draai de flapjes nu maar om, Georgette”, instrueert een ergotherapeute. “Zo komt die kikker helemaal goed.” De hele zomer lang al staat de animatie hier in het teken van reizen. Met de origami-les vandaag, buiten onder de parasols, nemen ze hun valies naar Azië, naar Japan. Georgette (83), in een rijtje rolstoelen aan tafel geparkeerd, wuift haar talent weg. Maar haar ogen schitteren. Zou ze terugdenken aan het bloemschikken vroeger, samen met haar man, in hun florerende winkel? “Het is al acht jaar dat ik nu alleen ben. Je had dat moeten zien op zijn begrafenis: de mensen stonden tot buiten.
Daarna heb ik nog een hele tijd thuis gewoond, samen met mijn jongste zoon. Maar mijn benen en voeten begonnen te verslechteren. (wijst op haar rechtervoet, waar ze een grote teen mist) Kijk, dat is door de suiker.”
Twee jaar geleden verkaste ze naar het woon-zorgcentrum. “Levensmoe, vraag je? Awel, ik ken dat gevoel. Ik heb het die eerste maand gevoeld, toen ik mijn huis achterliet en hier binnen kwam. ‘Zou ik niet beter morgen sterven?’ ‘Wat zit ik hier eigenlijk te doen?’ Dat spookte zo door mijn hoofd. Veertien dagen heb ik voor mijn vensterke zitten schreien. Ik kende hier nog niemand, ik had het lastig met mijn benen. Ik zat in de put, jong. Ik was weg. Op den duur voelde ik ook echt ademnood.”
Euthanasie bij levensmoeheid, het is een moeilijk te ontwarren knoop, meent Georgette: “Want wie weet gaat dat gevoel toch weer over? Kijk naar mij, ik ben daar doorgekomen. Met hier te zijn, met contacten te leggen, voel ik me eigenlijk niet achteruitgaan. Onlangs kwam mijn jongste dochter langs. Ze zei dat ik het hier goed stelde, dat ik hier wel 95 kon worden. ‘Dat is waar’, zei ik. ‘Dat ga ik proberen.’ En gaat het niet meer, dan gaat het niet meer. Zo neem ik dat op. Er is niemand die kan blijven, hè. Als ik hier een sterfgeval zie passeren, doe ik altijd mijn deur een beetje toe. Maar wanneer ik het gevoel ga krijgen het echt gehád te hebben? Tja. (denkt na) Wa peisde gij?”
Zolang het daar “vanboven nog goed is”, tikt ze op het hoofd, “ben ik content”. Gretig verslindt ze dagbladen en boeken uit de grote-letter-bibliotheek. “Die donkere gedachten heb ik nu niet meer. Al kan ik mij soms nog zetten te wenen. Vooral ’s avonds, voor het slapengaan. De knoopjes van mijn slaapkleed krijg ik niet meer alleen toe. Mijn vingers willen niet meer buigen. Voor zoiets zou ik beginnen schreien. Dat raakt mij. Omdat ik ergens weet: het gaat er niet op beteren. Ook omdat ik natuurlijk besef wat er mij te wachten staat, ik zie het hier voortdurend rondom mij.”
Afscheid van dochter
“Zal ik er oogjes op tekenen, Cecile?”, vraagt een ergotherapeute, aan de overkant van de tafel. De dame van 90 jaar knikt naar haar gevouwen konijn, een beetje fier en jolig tegelijk. Ook zij kan ervan meespreken – met dat kraakje in haar stem – van die eerste tijdelijke levensmoeheid. “Tegen mijn goesting ben ik naar hier gekomen, nadat ik thuis gevallen was. Ik heb een week aan een stuk geweend, maar geweend. Ik zei het tegen mijn zoon: ‘Ik ga dat hier geen maand uithouden, dit wordt mijn dood.’ Eigenlijk heb ik het drie maanden erg lastig gehad. Ik voelde me opgesloten, was mijn vrijheid kwijt. Mijn zoon heeft er alles aan gedaan om mij te steunen, om me mee door dat gevoel te trekken. Nadien ben ik hier volledig open gebloeid. Nu zou ik hier niet meer weg willen.”
Het leven was al vaker loslaten, vertelt ze. Het is al veertig jaar dat ze weduwe is. “Ik was net vijftig geworden toen mijn man stierf. Ik heb thuis bijna altijd alleen gewoond. Ook daar heb ik lastige dagen gehad: ‘Wat loop ik hier nog te doen?’ Maar ik heb me daar boven gesteld. Ik dacht: ‘We moeten voortleven.’ Voor mijn zoon, mijn schoondochter, hun kleintje nu.
(valt even stil, de ogen vochtiger) “Waar ik het nog altijd moeilijk mee heb, is het afscheid van mijn dochtertje. Ze werd drie maanden. Ik was ’s nachts nog opgestaan om te kijken of ze goed sliep: alles was in orde. Maar ’s anderendaags, toen ik haar wilde wekken, lag ze dood. Daar heb ik het heel lang lastig mee gehad, nu nog. (zucht diep) Hier denk je ook aan alles, hè, je hebt hier tijd genoeg.”
Misschien is het dat wel wat anderen van haar leeftijd ongelukkig kan maken, stelt ze: dat ze alleen zitten te piekeren, zich opgesloten voelen, dat ze anderen ‘tot last’ zijn. “Ik vind het nu al vervelend dat ik moet bellen om te gaan plassen, dat ze mij moeten helpen om me in bed te leggen.”
Dat er voor die diepongelukkige ouderen “meer hulp moet komen”, stelt Cecile, “want ze kijken toch zo triestig”. Maar of dat dan hulp is bij het sterven, of net meer aandacht? “Bij sommigen is het zeker dat laatste. Je merkt dat sommige bewoners naar extra aandacht hengelen van de verpleging. ‘Juffrouwke dit, juffrouwke dat.’ Voor mezelf weet ik niet wat ik zou willen, want ik voel die moeheid nog niet. En wat als ik het op mijn 95ste voel? Oei oei, maar zo oud zal ik niet worden, hoor.” (giechelt)
Gegronde reden
Op origami staat geen leeftijd, horen we. “Kijk, hier zit een madam van 96 jaar te plooien.” En bijlange niet levensmoe.
“Zo’n ouderdomsbeperking op euthanasie, vanaf 90 jaar, lijkt me toch wat onzinnig”, stelt ergotherapeute Cristine Crommen, al 29 jaar in het vak. “Hoe kun je daar een leeftijd op plakken? We hebben hier ook bewoners van 76 jaar die veel minder levenskwaliteit ervaren dan sommige van onze 90-jarigen. Zij zullen zich misschien veel eerder geconfronteerd zien met dat gevoel van levensmoeheid. Moet je hen dan aan het lijntje houden?”
Ouderen met een doodswens die op zich nog ‘gezond’ zijn – “ook al zie je hier niemand rondhuppelen, laat dat duidelijk zijn” – worden sowieso ernstig genomen, gaat Cristine Crommen verder. “Maar we willen wel een zorgmaatschappij blijven. Je moet toch eerst naar andere oplossingen zoeken. Een luisterend oor zijn, daar probeer ik altijd energie in te stoppen. Vaak is dat de sleutel om ouderen nieuwe levenslust in te blazen. Om ze toch weer goesting te geven.
“Soms worden ze gewoon te weinig gehoord. Velen denken: ze zijn oud, daar valt niet veel meer tegen te zeggen. Niet iedereen brengt die empathie op. Hen benaderen als een volwaardig persoon doet nochtans veel. Toch zie je het bij sommigen: het is op, nul levensvreugde. ‘Ik wil niet meer’, herhalen ze. Ook dán moet je luisteren, vind ik. Ook dát moet je respecteren. Wenst de oudere nadrukkelijk euthanasie – zo hebben we een paar enkelingen gehad – dan wordt het psychisch ondraaglijk lijden als gegronde reden aangehaald.
“Anderen laten zich dan weer helemaal hangen en versnellen zo als vanzelf hun dood. Ze weigeren te eten, te drinken, hun medicatie te nemen. Dat zie je ook bij mensen met dementie, die niet meer in aanmerking komen voor een euthanasie-aanvraag. Zo beslissen ook zij alsnog over hun levenseinde.”
Baas over eigen lijf
Een man, onderuitgezakt in een elektrische rolstoel, komt zachtjes op ons afgebold. Het is Jacques, een guitige jongen in de verpakking van een 82-jarige. Samen met twee andere mannen hield hij zich het hele origami-gebeuren lang al afzijdig. Als een muurbloempje op een dansbal. Jacques: “Levensmoe, wat zou dat zijn?
Op je kamer alleen willen zijn, de deur achter je dicht trekken, en er een einde aan willen maken. Zo stel ik me dat voor. Klinkt hard, hè. Maar wees gerust. Ik heb geen last van depressies. Pas op, toen mijn vrouw vier jaar geleden stierf, heb ik wel een tijdlang diep gezeten. ‘Nu is het gedaan met mij’, dacht ik. Maar ik heb nog een dochter, met wie ik een sterke band heb. Zij heeft me overeind gehouden.”
Zelf hoopt hij 92 te worden, nog tien jaar erbij. Maar voor Jacques is het zo klaar als een klontje. “Als een oudere daar nadrukkelijk om verzoekt, om te mogen sterven, dan moet er geen ‘pisser’ van een dokter afkomen om hem dat uit het hoofd te proberen praten. Anders doet die persoon het zelf wel, en dan zal het wellicht minder netjes zijn. Ik heb zelfdoding meegemaakt in mijn familie. Bij een jonge neef. Waarom zou een oudere man of vrouw het niet doen?”
Wordt het dan niet riskant, als we niet massaal aan de kant van het leven blijven staan? Jacques: “Je bedoelt: geven we ongelukkige ouderen dan niet te snel op? Dat speelt inderdaad wel in mijn hoofd. Ze zouden alleszins moeten blijven investeren in rusthuizen, in zorg. Anders krijg je een barbaarse samenleving.”
En wat dan met het idee van ons lijden dragen? Of zoals broeder René Stockman eerder liet optekenen: “Respect voor het leven is absoluut en kan niet opgeofferd worden voor de autonomie van de patiënt.” Jacques: “Je lijden zelf dragen, tot op het laatste moment? Het is niet omdat een pastoor dat zegt – of een of andere tovenaar in de brousse, godbetert – dat je geen baas meer mag zijn over je eigen lijf. Ze moeten ons, ouderen, toch een zekere vrijheid laten. We moeten erover waken dat we ons niet té veel bij het handje laten nemen. (knikt eens naar het origami-tafereel en knipt een oogje)”
Ouwe zaag
Lijden als een plantje. Nee. Daar past Marguerite voor (85), daar moet ze Jacques gelijk in geven. Terwijl ze spreekt, legt ze haar kapsel in de plooi. “Ik heb dat aangevraagd: als ik erg ziek word, moeten ze mij er niet meer geforceerd doortrekken. Mij mogen ze een spuitje geven. (samenzweerderig) Ge weet wel hè, euthanasie. Het aller-allerlaatste, voor als ge daar ligt gelijk een voddeke.”
Dat er nu ook stemmen opgaan om ouderen uit het leven te helpen stappen bij levensmoeheid, is voor haar een brug te ver. “Geven we dan geen verkeerd teken, als we dat toelaten? Dat verontrust mij toch. Dan creëer je misschien een sfeer van: ‘Hier, ze zou ook beter tekenen, die ouwe zaag hier.’ (proest het uit) Ik wil maar zeggen: je kunt de mensen ook levensmoe máken. Dat zou toch erg zijn, mocht de samenleving daardoor veranderen, verkillen. Het is riskant, zeg ik u. Er zijn er die ervan gaan profiteren. Kinderen die wat sneller van hun ‘lastige’ ouders af willen: ‘Hier ma en pa, zet hier eens uw handtekening.’ Echt waar, ik zie dat gebeuren.”
Je moet Marguerite niks leren over het leven en lijden, ze heeft haar deel gehad. Ze verloor haar man op de dag van hun verhuizing naar een serviceflat. “Ik mocht alleen intrekken, daar zat ik dan tussen de meubeltjes.” En elke ochtend opnieuw, als ze haar hier uit bed tillen, doorstaat ze helse pijnen: “Ik heb een heupoperatie nodig, maar ze durven niet met mijn zwak hart. Ze zijn bang dat ik niet meer wakker word. Dan liever pijn, en dat ik nog leef.”
Leve het lange leven? Ze weet dat sommigen daar anders over denken. Marguerite: “Ze voelen veel minder pijn, schuifelen nog hele dagen met hun looprekje rond. Maar toch zeggen ze: ‘Het is genoeg geweest. We hebben het gezien.’ Zelf kan ik dat moeilijk vatten, ik leef daar te graag voor. Trouwens, hebben we het niet allemaal al gezien, op deze leeftijd? Het is niet dat ik nog voor grote verrassingen kom te staan. (gniffelt) Nee, ik zal wel wachten tot ze mij komen halen. Maar sommigen hebben dat geduld niet. Ze kijken er echt naar uit om te sterven, ze tellen af naar dat moment.”
Valt de beslissing tot euthanasie, geënt op psychisch ondraaglijk lijden, dan voelen de ouderen dikwijls berusting, merkt ergotherapeute Cristine Crommen op. “Je ziet hen naar dat moment toeleven, ze ogen gelukkiger zelfs. Omdat er eindelijk naar hen werd geluisterd. Hun wil is ingewilligd. Ooit gaf ik een bewoner, vlak voor zijn euthanasie, een relaxatiebad. Dat was zo’n schoon moment. Iemand in alle rust kunnen loslaten. Dat is iets wat beklijft, zoiets vergeet je nooit. Nu, gelukkig zijn het zeldzame gevallen waarbij het tot euthanasie komt. Ik ben zo blij dat we die cirkel van weemoed doorgaans vlot kunnen doorbreken.”
Cristine schuift de rolstoel van Cecile naar achteren, klaar om terug naar boven te gaan. De dame van 90 stopt haar gevouwen konijn en hondje in haar handtas. “Die moet ik zaterdag aan mijn zoon tonen”, glundert ze. Georgette en Marguerite volgen in haar spoor, Jacques blijft nog wat hangen.
Als we langs de cafetaria passeren, herkennen we een silhouet. Het is Pierre. Hij neemt een slok van zijn Westmalle Tripel, likkebaardt en steekt zijn duim omhoog. “Santé, hè!”