Zaterdag 10/06/2023

Dagboek

Lust en liefde in tijden van lockdowns: ‘Waarom zit Bradley Cooper niet op Tinder?’

‘Nee’, gil ik, ‘ik word gek van die digitale tweedimensionale shit, Dat appen en videobellen! Ik wil een échte knuffel.’ Beeld Studio Ski
‘Nee’, gil ik, ‘ik word gek van die digitale tweedimensionale shit, Dat appen en videobellen! Ik wil een échte knuffel.’Beeld Studio Ski

Met de versoepelingen komt er ook weer hoop voor ons datingleven. Cabaretière Michèlle Schimscheimer (37) hield de voorbije twee jaar een dagboek bij over haar dappere pogingen om in tijden van lockdown liefde te vinden, en gunt ons een inkijkje.

Michèlle Schimscheimer

1. Plassen in een pannetje

Ik plas in een melkpannetje. Mijn broek trek ik een stukje naar beneden, ik hurk een beetje en hou het pannetje onder mijn kruis. Dan laat ik het lopen. Het melkpannetje leeg ik in de gootsteen en ik spoel alles netjes af. De gordijnen moet ik niet vergeten dicht te doen. Al helemaal niet ’s avonds. Anders kunnen de overburen me zien. Een eigenaardig beeld, zo’n volwassen vrouw plassend boven een pan.

Mijn huisgenote heeft corona, zo liet ze me net weten. “Ik ben ziek!”, joelde ze snotterig door het trappengat. “Nu aan ’t testeeee!” Even later schelde ze op een toon alsof ze de bingo had gewonnen: “Ja! Corona!”

Onhandig. Want nu kan ik onze gedeelde wc en badkamer voorlopig niet gebruiken.

Maar ook niet leuk voor haar. Ik mag mijn huis­genote graag. Het is een prettig schepsel.

En we delen veel. We zijn allebei 37, al jaren single in de stad, en branden beiden graag patchoeli-olie. De zoete, houtige aardelucht karakteriseert ons huis. Het patchoelihuis noem ik het dan ook. Ook werken we beiden in de creatieve sector. Zij maakt films, ik theater.

Michèlle Schimscheimer. Beeld Anne Claire de Breij
Michèlle Schimscheimer.Beeld Anne Claire de Breij

Best ongezellig om haar gezelschap de komende tien dagen te moeten missen. Maar af en toe zet ik een pannetje soep voor haar neer op de trap en dat heeft toch best nog iets gezelligs.

Zodra ik het hoorde, heb ik een coronatest aan huis laten bezorgen. En een fles wijn. De test was gelukkig negatief. De fles wijn lekker.

2. Eenzaamheid

Ik kan de slaap niet vatten. Ik wijt het aan de eenzaamheid; die lockdown duurt te lang. Had ik een fijn iemand om tegenaan te kruipen, was het waarschijnlijk anders – als hij niet snurkt tenminste.

Ik denk de hele tijd: ik wil gewoon dat Bradley Cooper bij me komt liggen. Die knappe Bradley, met zijn zwembadblauwe ogen en die kuiltjes in zijn wangen. Dat hij gebiologeerd naar me kijkt, me door mijn haren streelt, en dan iets zegt als: “Wat ben je toch mooi”.

Waarom zit Bradley Cooper niet op Tinder?

Het is inmiddels alweer half 3 ’s nachts en stap nog maar eens uit bed. Een plas in het pannetje gedaan, een crackertje met kaas gemaakt en op de bank gekropen. Louis, de rode kater, ligt ook op de bank. Ik voel weinig binding met de kat. Het voelt als vreemdgaan. De poes waar ik werkelijk van hou, Maxipoes, heb ik niet kunnen meenemen van mijn vorige woning naar hier. Ik mis haar elke dag.

Louis de kat snuffelt aan mijn notitieblok.

Zijn baas is naar Spanje vertrokken en nu zit Louis met mij opgescheept, een eenzame vrouw met kattenbindingsangst. Ik vind het zielig dat mijn hart voor hem aarzelt. Ik aai met mijn pen over zijn hoofd. Hij spint wellustig. Zelfs dat vindt hij heel fijn. Net zo wanhopig op zoek naar liefde als ik.

Hoe moet ik nu kakken? Weet ik niet. Misschien bij de buurvrouw? Mocht de nood echt te hoog worden, zal ik aan Louis moeten vragen of ik van zijn kattenbak mag gebruikmaken.

3. Een Tinderdate

Ik probeer Tinder. Dat wil ik liever niet, mensen ontmoeten via datingapps. Het is een akelig startpunt. Liever ontmoet ik mensen in een natuurlijke leefomgeving. Aan het werk, in de kroeg, lallend met vrienden, depressief bij de bushalte of swingend op een dansvloer. Dat is wat een mens prettig maakt om naar te kijken. Maar we leven in lockdown. Er zit niks anders op. Zo ontmoet ik Johnny. Met een eigenwijze blik staat hij met een biertje in zijn hand op de foto. ‘Ik heb mijn eigen huis gebouwd’, staat in hoofdletters boven aan zijn profiel. Na een kort gesprek in de chatroom, kom ik erachter dat hij aan een van de mooiste landelijke lanen aan de rand van de stad woont.

“Kom je anders een kampvuur maken?”, vraagt hij.

“Bij jou thuis?”, informeer ik.

“Ja, waar anders? Alles is dicht”, zegt hij.

Dat wil ik liever niet. Maar hij heeft gelijk. We leven in lockdown. Er zit niks anders op.

Ik rijd zijn straat in en zie de lieflijke authentieke huizen, elk uniek in zijn soort, alsof de tijd er even heeft stilgestaan. De weg opgetrokken uit glad asfalt heeft plaatsgemaakt voor ouderwetse klinkers. Zo trilt mijn autootje naar zijn adres.

Johnny zou het weleens kunnen zijn, denk ik verheugd, de idyllische omgeving in mij opnemend. Een sterke vent die zijn eigen huis bouwt, met gemak een plank ophangt, die hout hakt en vuur maakt.

Ik moet ver zijn straat inrijden om op zijn adres uit te komen. Hier ben ik nog nooit geweest. Hoe verder ik doorrijd, hoe minder huizen er staan, en hoe vaker ze afgewisseld worden met grimmig braakliggend terrein.

Aangekomen bij zijn adres zie ik een huisje staan, of een huisje is het niet, het is een bouwval, een krot. Een verzameling afval aan elkaar geïmproviseerd met nietpistool en grove nagels. Een vuilniszak achter een gebroken ruit bibbert in de wind. Misschien moet ik omkeren. Maar ik parkeer mijn auto en loop naar het huis. Ik klop aan zijn deur.

Ik lust geen bier. “Ja lekker”, zeg ik en ik neem het biertje aan. Beeld Studio Ski
Ik lust geen bier. “Ja lekker”, zeg ik en ik neem het biertje aan.Beeld Studio Ski

Johnny laat me binnen. Op de achtergrond klinkt monotone techno.

“Wil je een biertje?” Hij steekt een blikje naar me uit.

Ik lust geen bier. “Ja lekker”, zeg ik en ik neem het biertje aan.

Ook vanbinnen is het huis afschuwelijk. “Wauw, dus dit is je huis!”, zeg ik enthousiast.

“Lees je weleens?”, vraag ik.

“Nee, nooit.”

“Vind je dit leuke muziek?”

“Nou ja, je moet wat hè?” Hij neemt een slok van zijn bier, steekt een sigaret op.

‘Woon je hier al lang?’

“Nou, twee jaar of zo.”

“O lang.”

“Nou, niet zo lang.”

“Nee, niet zo lang.”

Praten met Johnny gaat moeilijk.

Ik kijk naar zijn handen. Die zijn prachtig, maar er zit wel van alles onder zijn nagels. Een geheel eigen biotoop. Wie zouden daar wonen, wat speelt zich daar allemaal af?

“Waar denk je aan?”

“Nergens aan.”

Dan is het heel lang stil. Johnny zegt niks.

“Het is niet echt weer voor een kampvuur hè?”, zeg ik.

“Nee.”Johnny klopt zijn vlakke hand op de lege plek naast hem op de bank. “Kom je anders niet even gezellig naast me zitten?” Ik wil naar huis, en ga naast hem zitten. Johnny begint me te zoenen. Ik wil naar huis.

4. Lockdownlust

Ik probeer een vibrator. Het is mijn eerste. Lilly, staat op de verpakking. Lilly de vibrator. Lilly de neppiemel. Had Lilly niet beter Peter of Bert kunnen heten? Een mannennaam? Of is dat dan weer ouderwets van mij?

Samen liggen we in bed. “Lilly,” vraag ik, “wil je even over mijn rug kriebelen?” Maar Lilly zegt niks. Geeft geen kik. “Of wil je eventjes mijn voet aaien? Ah toe. Simpelweg een knuffel?”

“Nee, ik kan alleen je leegtes vullen en dan trillen,” zegt Lilly, “breng me maar in”.

Lilly werd me aangeraden door een vriendin. “Heb je dat nog nooit gedaan?”, gierde ze door het scherm van mijn telefoon. “Nee”, gilde ik, het schaamrood op mijn wangen.

Maar ik heb geen keus. Ik moet wel. Er heeft zich in deze eindeloos durende lockdown iets in mij opgehoopt en het baant zich op steeds vreemdere manieren een weg naar buiten.

Opmerkelijk was het al te noemen dat ik het warm kreeg toen mijn regisseur over het lekkende voegwerk van zijn schoorsteen begon. Normaliter totaal ongeïnteresseerd in bouwvakkers- en aannemerswerkzaamheden smachtte ik naar elk detail. “Vertel meer, vertel meer”, hijgde ik door de telefoon.

En alsof dat al niet raar genoeg was, stuurde ik diezelfde avond met mijn dronken kop berichten naar een collega uit het theater. Stomdronken stuitte ik al scrollend over Instagram op een promobeeld van zijn nieuwe show.

Daar stond hij achteloos in de stromende regen. In een kletsnat rokkostuum met het haar in de war keek hij met stoere ogen in de lens. Ik maakte een screenshot, appte het naar hem en voegde er nog twee audioberichten aan toe, midden in de nacht.

“Wat sta je daar nou in de regen? Je bent helemaal nat. Hoe kom je nou zo zeiknat?”, sprak ik poepeloerezat met dubbele tong in, mijn vingers duwend in de klamme aarde van de plantenbakken op mijn vensterbank.

Geen reactie.

Maar toen ik met de groenteboer flirtte terwijl hij mijn aardappels in zijn schilmachine wierp, en ik me afvroeg of die knul wel meerderjarig was, begreep ik dat ik op gevaarlijk gebied terrein kwam. Ik zou opgepakt kunnen worden. Michèlle Schimscheimer een taakstraf wegens lockdownlust.

Ja, wat ben ik al die volwassen jaren van mijn leven kinderachtig geweest. Waarom heb ik het niet eerder een kans gegeven? Alle vrouwen hebben zo’n Lilly. Het is tijd om volwassen te worden. Ik heb een huis, een auto voor de deur en een carrière. “Kom op,” maande ik mezelf, “en dan nu een vibrator! Normaal doen!”

En bovendien, we leven in een hyperindividualistisch tijdperk. Alles moeten we alleen kunnen.

Misschien heb ik wel nooit meer iemand nodig. En dat allemaal dankzij Lilly. Een compleet onafhankelijke vrouw. Hoe geweldig zou dat zijn!

Mijn Haagse vriendin had ik ooit eens verteld dat ik probeerde om porna te kijken, dat is vrouwvriendelijke porno, want gewone porno is het meest afschuwelijke dat ik ooit heb gezien. In hoog tempo werden er fallussen, vingers en andere dingen in gaten geduwd. Maar zelfs ook bij de zachtere porna werd ik enkel vervuld van walging bij het zien van geslachtsdelen van totale vreemden. Ze adviseerde me nog een erotische podcast.

Ik probeerde het allemaal. Niks werkte.

Maar ook nu ik zo met dat fluorroze ding in mijn schede lig, weet ik het zeker: dit gaat hem niet worden, ik moet menselijk contact.

Best zonde van die vibrator. Ik heb het al niet ruim. Je kunt zo’n ding natuurlijk niet op een tweedehandssite zetten.

Instapmodel vibrator, zo goed als nieuw. Slechts één keer gebruikt, weinig tot geen gebruikssporen. Niet klaargekomen, bieden vanaf 10 euro.

5. Branco de toyboy

Ik app Branco. “Heb je zin om weer eens een glas wijn te drinken?” Wat ik natuurlijk niet vraag omdat ik een glaasje wijn met hem wil drinken. Branco was ooit mijn toyboy. Of misschien beter gezegd: ik zijn toygirl. Met een baksteen in mijn maag stuur ik het bericht. Drie jaar lang heb ik hem al niet gezien.

Het was altijd erg goed vrijen met Branco. Dagen lagen we in bed, we sliepen de dag stuk als baby’s. Maar hij wilde zich niet aan me binden, had altijd meerdere vriendinnetjes. Als succesvol fotograaf vloog hij de hele wereld over. Hij had geeneens een huis, verbleef altijd in suites van protserige hotels.

Ik kon Branco nooit krijgen, hij glipte als een aal tussen mijn vingers door. Maximaal tien uur mocht ik met hem doorbrengen. Dat was de afspraak. Waarna hij een taxi liet voorrijden om me weer zachtjes zijn hotelkamer (en leven) uit te dwingen.

Waar is mijn zelfrespect?, dacht ik vaak als ik me weer eens tegen hem aan vlijde, maar hij lag en rook zo lekker, ik kon hem niet weerstaan. Nadat we samen waren geweest, was ik weken in de war. Terwijl Branco alweer elders was, bezig met een andere vrouw op een ander continent.

 toen ik met de groenteboer flirtte terwijl hij mijn aardappels in zijn schilmachine wierp, en ik me afvroeg of die knul wel meerderjarig was, begreep ik dat ik op gevaarlijk gebied terrein kwam. Beeld Studio Ski
toen ik met de groenteboer flirtte terwijl hij mijn aardappels in zijn schilmachine wierp, en ik me afvroeg of die knul wel meerderjarig was, begreep ik dat ik op gevaarlijk gebied terrein kwam.Beeld Studio Ski

Lust en liefde, leerde ik van hem, dat is niet per se één. Terwijl, mijn lust ís altijd liefde. Daar zit niks tussen. “Als je iemand zoent, vind je diegene toch lief?”, sprak ik overtuigd van mijn gelijk. “Nee hoor”, zei hij. Hij kon vrouwen neuken die hij haatte, legde hij uit. Ik lachte erom, maar ik huilde.

Per ongeluk zag ik Branco praten in een filmpje op internet — per ongeluk nadat ik hem overal had gegoogeld per ongeluk. Hij werd geïnterviewd op een fotografiebeurs. Het leek of mijn hart door mijn onderbuik zakte toen ik hem weer zag. Ik was altijd erg verliefd op hem, en het zal, ben ik bang, nooit meer overgaan. Ik bekeek het filmpje opnieuw en opnieuw. Het balkje op de tijdlijn telkens weer terugschuivend naar het moment waarop hij aan het woord was.

Branco heeft tijd en wil me zien. Over zestien dagen, zo laat hij weten. Dan is hij even in Nederland en mag ik langskomen in zijn hotel. Hij waarschuwt me wel, de hotels zijn allerminst gezellig. De bars en restaurants in de hotels zijn ook gesloten. Al het meubilair staat opgestapeld in hoeken, als een plaats delict omwikkeld met rood-witte afzetlinten. Nou ja, dan zit er niks anders op dan alleen maar met hem in bed te liggen, begrijp ik. Een feestelijk vooruitzicht. Ik tel de dagen.

Er is een kamertje in mijn hoofd waar hij in zit. Dat kamertje zat ergens in de backstage van mijn hoofd, verstopt achter andere vakjes, maar het staat nu weer op de voorgrond. Roodgloeiend. Er komen gedachten uit, ze sijpelen overal door. Als zwarte olie dringt het door in mijn leven. Ben ik in gesprek met iemand, is daar ineens weer iets wat uit dat vakje komt drijven. “Sorry, wat zei je?” En als ik ga slapen komt het vakje met volle kracht opzetten, neemt het mijn hele hoofd over en lig ik urenlang wakker. Dan denk ik aan hem, zijn hand over mijn benen. Mijn hoofd op zijn schouder. Een kus in mijn nek.

Als de zestien dagen bijna voorbij zijn en er berichten verschijnen dat we weer gaan versoepelen, pingt mijn telefoon. Het is een appje van Branco. ‘Lieverd, het ziet ernaar uit dat ik niet kan afspreken nu alles weer opengaat. Het moet even een andere keer.’

6. Beste vriend Pablo

Ik bel mijn beste vriend. Pablo heet hij. Pablo heeft een mooie donkere huid en is altijd slim en grappig. Witty noemen ze dat in het Engels. Maar ik geloof dat er geen Nederlandse vertaling voor bestaat. Hij is wel een beetje druk. Neurotisch. Hij wil altijd heel veel. Koken, films maken, zelfhulpboeken lezen.

Soms word ik er moe van. Dan zeg ik: “Anders hou je even op met lullen over wat je wil doen en ga je het gewoon doen!”

Dan moet hij lachen. Belt hij me een uur later terug om te onderstrepen wat een goeie vriend ik ben. Je beste vrienden zeggen immers de dingen die je niet wil horen.

Hij neemt op. Staat weer iets druks te doen, in de ene hand een camerastatief, in de andere een pollepel. “Ik ben aan het huilen!”, zeg ik maar meteen, zodat hij niet schrikt van mijn hoofd. Mijn hele gezicht staat scheef, mijn huid onder de rode vlekken van het zilte tranennat.

“Wat is er, Shell?”

“Kun je alsjeblieft hierheen komen voor een knuffel?”

“Wat is er dan?”

“Ik wil een knuffel!”

“Wanneer?”

“Nu!”

“Hier”, krijg jij een knuffel, hij maakt een fictieve knuffel door de camera van zijn telefoon.

“Nee!”, gil ik. “Ik word gek van die digitale tweedimensionale shit, dat videobellen en appen! Ik wil een echte knuffel, kun je alsjeblieft hierheen komen? Dan krijg je 50 euro.”

“50 euro?” Hij lacht. “De meter begint pas te lopen bij 100, als ik überhaupt al kan.”

“Jaaaaa heel funny, maar please!”

“Jeetje Shell, wil je zo afhankelijk zijn?”

“Wat is dat toch met iedereen! Telkens als ik zeg dat ik liefde nodig heb, dan ben ik afhankelijk!”

“Shell, je moet eerst van jezelf leren houden voordat iemand an…”

Ik hang op.

Pablo belt niet veel later terug. “Ja?”

“Hé lieverd. Ik ben aan het koken en je mag ook hierheen komen, bij me eten. Niet voor seks of zo, dat bedoel ik niet. Maar ik heb wel soep.”

Goed.

Ik stap maar eens op de fiets.

Michèlle Schimscheimer, Het gedoe dat liefde heet, ­Alfabet, 256 p., 19,99 euro.

Nu belangrijker dan ooit: steun kwaliteitsjournalistiek.

Neem een abonnement op De Morgen


Op alle artikelen, foto's en video's op demorgen.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar info@demorgen.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234