Interview
Lidewij Nuitten: ‘Vanaf mijn peutertijd herinner ik mij een sfeer van agressie, haat en geweld’
Schrijver Marcel Proust beantwoordde ze ooit in een vriendenboekje, nu geeft De Morgen er een eigenzinnige draai aan. Vierentwintig directe vragen, evenveel openhartige antwoorden. Vandaag: documentairemaker Lidewij Nuitten (28). Wie is zij in het diepst van haar gedachten?
1. Hoe oud voelt u zich?
“Ik heb het gevoel dat ik tussen twee hoofdstukken in mijn leven sta. Achtentwintig is in mijn ogen niet echt meer de leeftijd van een meisje, maar ook nog niet echt vrouw. Ik zit daar tussenin. Dertig worden leek me lang vreselijk, maar daar heb ik nu rust in gevonden. Op veel momenten voel ik me trouwens leeftijdloos, wanneer ik de zon zie opkomen, bijvoorbeeld, of wanneer ik in zee zwem.”
2. Wat vindt u een belangrijke eigenschap van uzelf?
“Ik denk dat ik een heel sterk innerlijk kompas heb, een heel sterk buikgevoel waar ik heel goed naar luister als het nodig is. Als ik voel dat ik iets moet maken, mag letterlijk de hele wereld op zijn kop staan, ik zál het maken. Niet dat ik overloop van zelfvertrouwen, mijn lichaam dicteert me gewoon dat ik het moet doen. En als ik iets wil doen zoals het in mijn hoofd zit, moet het ook gebeuren zoals het in mijn hoofd zit. Daarom werk ik ook het liefst alleen. Ik merk, en vind dit jammer van mezelf, dat ik te weinig vertrouwen in het kunnen van anderen heb, zeker als het om een project gaat waar ik mijn hart en ziel in gooi.
“Voor Waar is Mark? bijvoorbeeld, heb ik alles zelf gedaan: camera, geluid, regie, scenario, montage. Voor mij werkt dat perfect, maar het is niet per se de meest gezonde manier van werken. (lacht) Wat ik wel nodig heb, is een klankbord, dat is goud waard.”
3. Wat is uw passie?
“De eerste vraag die je vaak aan mensen stelt is: wat is jouw job? Je vraagt dat omdat wat iemand doet die persoon definieert, waardoor je op een bepaalde manier naar hem of haar gaat kijken. Dat is stom, want een beroep vertelt niet per se alles over een persoon. In mijn geval wel. Mijn documentaires zijn wie ik ben. Ik kan leven en werk niet scheiden en vind dat ook niet erg.
“Je creëert ook niet tussen negen en vijf. Ik creëer vooral als ik op mijn fiets zit, in mijn bed lig, aan het mediteren ben, aan het wandelen ben. Ik heb geen knop die je aan- of uitzet.”
4. Hoe was uw kindertijd?
“Ik ga dat proberen uit te leggen zonder in detail te treden omdat ik niemands integriteit wil schaden. Ik ben opgegroeid in een gezin met twee broers. Vanaf mijn peutertijd herinner ik mij een sfeer van agressie, haat en geweld; mijn moeder die de situatie machteloos onderging; mijn vader die beroepshalve vaak uithuizig was en de problemen thuis niet onder ogen kon of durfde zien.
“Ik wil daar wel bij zeggen dat ik die situatie normaal vond omdat ik erin ben opgegroeid. Wat ik nu vooral probeer, en misschien is dat een levenslang proces, is te vergeven. Want zolang ik niet kan vergeven, kan ik ook niet vrij zijn. Zo belemmer ik mezelf, want er kruipt enorm veel energie in kwaad blijven en wrok blijven koesteren. Dat wil ik niet.
“Ik heb mijn moeder jarenlang enorm ongelukkig gezien en zien lijden, want zij had bovendien het chronischevermoeidheidssyndroom, wat het natuurlijk niet makkelijker maakte. Ik heb veel pijn en verdriet van haar overgenomen. Daarom kan ik soms heel apathisch zijn, want als je zoveel agressie meemaakt, ga je jezelf afsluiten. Maar ik kan ook extreem gevoelig en emotioneel zijn, omdat ik al op een te vroege leeftijd te veel pijn van een volwassene heb overgenomen.
“Ik geloof ook dat de mensen die je het hardst pijn doen je grootste leermeesters zijn. Zou je me nu vragen: we gaan terug naar je geboorte, 1992, zou je in dezelfde familie en in dezelfde omstandigheden willen terugkeren? Ik zou waarschijnlijk net hetzelfde kiezen, want ik ben eruit gekomen zoals ik nu ben en ben daar heel blij mee. Mijn ouders zijn nu ook mijn beste vrienden, omdat we samen veel doorstaan hebben en zielsverwanten zijn. Maar het is niet omdat ik hen nu beter begrijp, dat vergeven makkelijk zou zijn.”
5. Wat is uw zwakte?
“Ik heb het altijd als een zwakte ervaren om mezelf kwetsbaar op te stellen. Ik heb er altijd alles aan willen doen om geen loser te zijn. Pas nu begin ik te beseffen dat je kwetsbaarheid tonen eerder een sterkte dan een zwakte is.
“Omdat letterlijk bijna alle banale handelingen in mijn kindertijd, zoals eten, in de auto zitten, tv-kijken... een strijd waren, heb ik nog altijd de reflex om een strijd te maken van dingen die totaal geen strijd hoeven te zijn. Dat is wellicht een onderliggende reden waarom ik liever alleen werk, omdat ik die onnodige confrontatie met anderen dan vermijd.
“Rond mijn zestiende drong het tot mij door dat er niemand zou zijn die me gelukkig zou maken, dat ik het dus zelf moest doen. Daardoor ben ik een loner geworden. Ik wilde niet meer afhankelijk zijn van anderen en dat is me ook gelukt, maar misschien ben ik wat te sterk naar het andere uiterste overgeheld. Op den duur reken je niet meer op anderen en zonder je je te veel af.
“Het gekwetste kind in mezelf, dat ik lang niet heb willen zien, omarmen, is wat ik nu probeer te doen. Ik ben gelukkig nooit in een patroon van zelfhaat terechtgekomen, want dat zou het ongetwijfeld een stuk moeilijker hebben gemaakt. Ik heb vroeger van dichtbij bij anderen gezien, onder anderen bij mijn mama, hoe destructief een gebrek aan eigenwaarde kan zijn. Dus ik ben heel blij dat ik nooit die weg ben opgegaan, wat ik voor een groot stuk ook aan haar te danken heb. Van jongs af aan zette zij mij ’s avonds voor de spiegel en vroeg ze om haar woorden te herhalen: ‘Ik ben Lidewij en ik mag er zijn.’ Wat een mooie mantra eigenlijk.”
6. Welk boek heeft voor u een bijzondere betekenis?
”Toen ik zestien was, kwam het boek La solitudine dei numeri primi uit (‘De eenzaamheid van de priemgetallen’, van de Italiaanse schrijver Paolo Giordano, red.). Dat heeft mij zo diep geraakt dat ik twaalf jaar later nog tranen in mijn ogen krijg wanneer ik eraan terugdenk. Het gaat over twee jonge, solitaire zielen die moeilijk aansluiting vinden bij anderen. Ze delen een kindertijd die een diepe droefheid verbergt. Hun mistroostige bestaan wordt opgefleurd wanneer ze een zielsverwant in elkaar vinden. Ik weet nog hoe blij ik voor hen was.
”Maar het verhaal eindigt niet zoals ik had gewild. Want Mattia en Alice, de twee hoofdpersonages, blijken zoals tweelingpriemgetallen voor elkaar te zijn, getallen enkel en alleen deelbaar door zichzelf, die heel dicht bij elkaar in de buurt komen, maar elkaar net niet raken omdat er een getal tussen hen in staat. Net zoals vijf en zeven. Er staat een barrière tussen hen in, waardoor ze samen niet gelukkig kunnen zijn. Ook mijn ouders zijn tweelingpriemgetallen. En ondanks alles wat er gebeurd en niet gebeurd is, ben ik dankbaar dat ze nog samen zijn. Dat ze het getal dat tussen hen in staat, soms weten te omarmen. Dat de liefde de pijn soms overstijgt.”
7. Hoe zou u liefde definiëren?
“Jezelf accepteren is voor mij de hoogste vorm van liefde en daaruit kan al de rest voortvloeien. Dat is een work in progress, natuurlijk.” (lacht)
8. Wat is een misvatting over u?
“Dat ik heel empathisch zou zijn. Bon, dat klopt wel, maar ik ben vooral empathisch als ik een aspect van mezelf in het verhaal van anderen herken. Dan kan ik extreem empathisch zijn, dan voel ik het bijna te hard. Als witte mens kan ik bijvoorbeeld niet weten hoe het is om racistisch behandeld te worden, maar wat ik wel herken is datgene wat aan de basis ervan ligt: puur onrecht.
“Ik weet wat het is om niet geloofd te worden. Ik weet hoe het voelt wanneer mensen zeggen dat de agressie die je meemaakt wel nog zal meevallen. Dat het allemaal wel niet zo erg zal zijn. Dat is iets wat de achtjarige versie van mezelf heel sterk herkent en daardoor kan ik me soms heel goed inleven in anderen.
“Ik herinner me bijvoorbeeld ook dat ik ooit in de kamer van mijn mama ging kijken of ze nog ademde. Ik weet niet waarom ik dat deed. Misschien omdat ik haar zag lijden en bang was dat ze het niet meer aankon. Als kind weet je niet goed wat reëel is, en wat niet.
“Tegelijk kan ik ook ontzettend apathisch zijn. Een voorbeeld: als iemand sterft, voel ik soms helemaal niets, ook al heb ik met die persoon contact gehad. Het gebeurt vaak: als de meesten droevig zijn of iets vreselijk vinden, voel ik er niet veel bij. Anderzijds kan ik me wel een ongeluk blèten om iets waar de meeste mensen geen halve traan voor laten.”
9. Is het leven voor u een cadeau?
“Ik zou vooral willen antwoorden dat er veel cadeaus op je pad kunnen komen, maar je moet er wel voor openstaan.”
10. Wanneer hebt u het laatst gehuild?
“Sinds het idee vorige zomer in me opkwam om naar Mark op zoek te gaan, heb ik vaak gehuild. Telkens als ik me probeer voor te stellen hoe het zou zijn om plots weer oog in oog met hem te staan, van het idee alleen al dat ik hem misschien ooit zal terugzien, moet ik huilen. Vreemd toch hoe een herinnering zulke sterke emoties kan oproepen.”
11. Wat vindt u erotisch?
“Een brede lach, dat had de kleine Mark uit mijn herinnering ook. Als sommige mensen lachen is het net alsof de hemel opentrekt. Ik kan soms echt bij wijze van spreken verliefd worden op een lach. Je hebt mensen die geboren zijn met een lach. Ze stralen. Volgens mij zijn dat misschien wel de mensen met de grootste pijn in zich, dat staat daar los van.
“Ze moeten natuurlijk ook een schone kop hebben, anders zou ik het niet erotisch vinden.” (lacht)
12. Bent u ooit door het lint gegaan?
“Als kind heel vaak. Ik heb zelfs op een gegeven moment uit woede mijn absolute lievelings-dvd van Amélie Poulain zo hard tegen de muur geknald dat hij volledig in stukken vloog. Maar nu overkomt mij dat niet meer. Je wordt daar ook zo moe van, van door het lint te gaan.”
13. Wat is uw grootste angst?
“Mijn grootste angst is om afgewezen te worden en daar ben ik nog maar onlangs achtergekomen. Daardoor lukt het me nu hoe langer hoe meer om de bevestiging die ik bij anderen zoek uit mezelf te halen, waardoor die angst ook kleiner wordt.”
14. Welke kleine, alledaagse gebeurtenis kan u blij maken?
“In mijn sabbatjaar destijds heb ik mij voorgenomen om één jaar lang, 365 dagen, iets merkwaardigs te noteren dat op mijn pad kwam, iets waar ik vrolijk van werd. Je zou denken: elke dag? Maar elke dag gebeurt er wel degelijk iets waar mijn oog op valt. Bijvoorbeeld, wat ik echt fantastisch vind: de zon die doorbreekt in een pikzwarte lucht, waardoor je een clair-obscureffect krijgt. Een buschauffeur die zijn hand opsteekt naar een collega. Op straat lopen en iets opmerken dat ik nog nooit had gezien. Door de modder stappen als een koe en erin wegzakken. Expres verloren raken in een bos en zonder gsm de weg terugvinden. Een voorbijganger die naar je lacht. Naar de stilte in mijn huis luisteren.
“Voilà, dit was een korte bloemlezing van de dingen die Lidewij Nuitten gelukkig maken.” (lacht)
15. Welk moment zou u graag herbeleven?
“De kostbaarste momenten in het leven zijn juist momenten die je niet kunt herbeleven anders zouden ze hun waarde verliezen.
“Maar er is er wel één dat ik graag als toeschouwer vanaf een tribune zou zien. Ik moet een jaar of negen geweest zijn en voetbalde graag. Op een dag waren we aan zee, op het strand, en er ontstond een wedstrijdje. Er kwamen almaar meer kinderen bij, maar ik kreeg geen enkele pass omdat ik een meisje was, ook al rende ik de hele tijd als een gek heen en weer. Als jongen geef je namelijk geen pass aan een meisje, omdat je dan gezichtsverlies lijdt.
“Op een bepaald moment, ik zie het nog in slow motion voor mij, liep ik naar de tweede paal, terwijl een jongen met een jommekeskapsel met de bal aan de zijlijn kwam. Als hij naar mij passte, had ik hem maar binnen te tikken. Ik zie hem nog naar mij kijken en denken: ik weet dat gij dat kunt. Het maakte hem helemaal niet uit of ik nu een jongen of een meisje was. Ik scoorde en dacht: niet alle mannen zijn assholes.” (lacht)
16. Wat is uw vroegste herinnering?
“Ik heb lang nagedacht of ik hier wel eerlijk op zou antwoorden. En ik ga eerlijk antwoorden, want anders dan een aantal maanden geleden maakt het me niet meer uit wat mensen denken. Mijn vroegste herinnering, en je mag er mee lachen zoveel je wilt, gaat terug tot de middeleeuwen. Vorig jaar heb ik een soort van healingsessie gedaan, omdat ik zo hard met mijn hoofd tegen de muur liep dat ik wel hulp moest zoeken. Ik voelde dat ik moest onderzoeken waar al mijn pijn en verdriet vandaan kwamen.
“Zo ben ik naar mijn jeugd teruggekeerd, maar ook nog veel verder, omdat het allemaal zo diep zat. Toen heb ik ontdekt dat mijn ziel al veel ouder is dan dit leven. Maar wat ik precies heb meegemaakt in de middeleeuwen, dat wil ik voor mezelf houden.”
17. Wanneer hebt u het laatst gelogen?
“Over wat ik tijdens mijn zoektocht naar Mark allemaal heb meegemaakt. (lacht) Ik kan goed liegen, maar niet goed zwijgen. Gelukkig zaten we in lockdown, zodat niemand me te veel vragen kon stellen.”
18. Hebt u ooit een religieuze ervaring gehad?
“De allergrootste religieuze ervaring van mijn leven was vorige zomer in Armenië. Je moet weten dat er heel oude kloosters zijn in Armenië, het is ook een beetje de bakermat van het christendom.
“Op een dag gingen we zo’n klooster bezoeken, maar onze reisleider had die ochtend weer eens anderhalf uur op zich laten wachten, waardoor ik al mijn kas had opgevreten, omdat ik het gevoel had dat ik van alles aan het missen was. De zon scheen en ik ben zonverslaafd, dus ik wilde niet te lang in dat klooster blijven.
BIO
• documentairemaker • geboren op 28 februari 1992 in Lier • studeerde journalistiek aan de Erasmushogeschool in Brussel • begon in 2013 te werken bij Iedereen beroemd • werd in 2015 bekend met Mijn straat, waarin ze aanbelt bij alle bewoners van haar straat in Schaarbeek • schreef eind 2019 een druk gedeelde open brief aan de 17-jarige Mehdi, die omkwam nadat een politiewagen hem had aangereden • maakte begin 2020 voor demorgen.be de documentaire Mijn naam is Lidewij • maakte dat jaar ook de tv-reportage Tussen Eupen en Oostende
“Maar toen ik naar buiten wandelde, gebeurde er iets vreemds: de conciërge, een rare man die met niemand sprak, pakte opeens mijn arm vast en troonde mij mee naar een zijbeuk, die toegang gaf tot een kapel met een kruisvormig raam. Exact op het moment dat ik daar binnenstapte, viel het licht perfect symmetrisch door dat kruis op het altaar. Wooow! Nu, ik ben een echte symmetriefreak en als ik beelden maak moeten die tot op de millimeter symmetrisch zijn.
“Die religieuze ervaring heeft me dus geleerd dat ik altijd op het juiste moment op de juiste plaats ben, en dat ik helemaal niets mis, want als ik ’s morgens op tijd was vertrokken zoals ik had gewild, dan had ik nooit in die ene seconde dat licht zo boenk op dat altaar zien vallen. Die man was een soort boodschapper.”
19. Hoe voelt u zich in uw lichaam?
“Goed eigenlijk, en met heel die corona nog beter. Ik ben gezonder en evenwichtiger gaan eten, omdat ik er ook meer tijd voor neem, en ben ook minder gaan drinken. Sowieso heb ik nooit complexen over mijn lichaam gehad. Zonder pretentie vind ik dat ik best nog een mooi lichaam heb. Ik ben ook niet groot, en daar ben ik heel blij mee, omdat je dan niet opvalt. Je kunt wel opvallen door je mond open te doen, maar omgekeerd lukt dat niet: als je groot bent, kun je er niet voor zorgen dat ze je niet zien.
“Ik ben ook wat milder voor mijn lichaam geworden, want er zijn periodes geweest waarin ik mezelf verplichtte om twee uur aan een stuk zonder ophouden te zwemmen of om elke dag anderhalf uur te gaan lopen zonder een dag over te slaan. Nu heb ik daar wat meer balans in gevonden.”
20. Wat is uw goorste fantasie?
“Op dit moment heb ik geen gore fantasieën, maar ik heb er massa’s gehad over een huisgenote met wie ik een half jaar heb samengewoond. Een Française, uit Parijs. Telkens als ik aan dat wijf terugdenk, komt mijn haar overeind. Aaaagh, ik haatte haar! Telkens als ze de trap nam, dacht ik: nu ga ik er een toef tegen geven, zodat ze al haar botten breekt. Ik was heel vindingrijk in het zoeken naar manieren om haar in het ziekenhuis te doen belanden. Ook fantaseerde ik dat ik wat louche vrienden zou zoeken en omkopen om haar sacoche te stelen zodat ze niet meer binnen zou raken en op straat zou moeten slapen.
“Maar sinds ze weg is, heb ik geen gore fantasieën meer gehad.” (lacht)
21. Bent u een goede vriend?
“Ik denk dat ik een betere vriend aan het worden ben, ook wel een beetje door corona. Ik ben lang een atypische vriend geweest. In die zin dat ik vroeger nooit het initiatief nam om af te spreken. Ik kan heel lang niets van mij laten horen en ben daar blijkbaar altijd mee weggekomen, wat bewijst dat ik echt wel goede vrienden heb. Maar nu probeer ik daar toch verandering in te brengen en af en toe eens te vragen hoe het met hen gaat.”
22. Hoe zou u willen sterven?
“Met zicht op zee. Punt. Liefst de Noordzee. Voor de rest geen specifieke wensen.”
23. Wat zou u willen als laatste avondmaal?
“Euh. (denkt lang na) Ik vind dat ik nu echt een weloverwogen antwoord moet geven, want het is zo belangrijk. (lacht) Goede friet met mayonaise. De beste die er is. Keikrokant vanbuiten, maar malse patat vanbinnen. En dat aan de Noordzee. Champagne past niet goed bij frieten, bier ook niet. Ik drink geen cola meer, maar op dat moment kan er wel een cola bij. Daarna een goede, vettige boer en dan sterven: dood, klaar.” (lacht)
24. Wat zou u nog graag realiseren?
“Ik heb niet echt een bucketlist. Ik heb niet zoiets van: die berg wil ik nog beklimmen. Ik werk wel al vijf jaar aan een docu en zit nu halverwege, dus die zal pas over vijf jaar klaar zijn. Die wil ik echt afmaken, omdat het een soort van levenswerk is.
“Voor de rest wil ik proberen zoveel mogelijk in het nu te leven. Elke dag dat het lukt, is goed voor mij. Laat maar komen.” (lacht)
In Waar is Mark? gaat Lidewij Nuitten op zoek naar de jongen op wie ze als achtjarig meisje verliefd was. Vanaf 16 februari elke dinsdag om 21.25 uur op Eén.