Naar aanleiding van het nieuwe schooljaar publiceren we dit artikel opnieuw.
Geweld tegen leerkrachten is al lang geen zaak meer van rondvliegend bordkrijt. Karatetrappen, vuistslagen: het gaat er bijwijlen ruig aan toe. De schade is niet alleen lichamelijk, want ook doodsbedreigingen hakken er stevig in. ‘Ze woog hoop en al 45 kilo, maar ze hebben me met vijf man moeten bevrijden toen ze aan mijn hals hing.’
Het beeld blijft Stefaan (*) achtervolgen. De dreigende vuist, klaar om zich vol in zijn gezicht te planten. Naast de vuist het van woede vertrokken gezicht van de leerling die hem luttele seconden eerder was aangevlogen. Vier maanden later weet hij nog altijd niet wat hem het meest heeft getraumatiseerd. De stekende nekpijn na het incident, uitgerekend op de plek waar hij een jaar eerder werd geopereerd? Of toch de vernedering die lang na de aanval bleef nazinderen? “Het ging allemaal zo snel”, zegt de leraar metaalbewerking.
Stefaan: “Ik hield toezicht op de speelplaats, de bel was net gegaan. Een leerling van het derde vertikte het om in de rij te gaan staan. Geen jongen van mijn klas, maar ik kende hem wel. Ik had hem al twee keer aangemaand, zonder resultaat. Misschien had ik mijn derde aanmaning beter anders geformuleerd: ‘Hang nu eens niet de aap uit en ga op je plaats staan.’ Een beetje cru, ja, maar in een TSO-school in Antwerpen hoor je echt wel straffere taal. En ik denk niet dat het woord ‘aap’ verkeerd is gevallen.
“Ik stond op school bekend als een flapuit, iets wat door de leerlingen altijd werd geapprecieerd. Met die jongen had ik trouwens een goed contact, ik snap nog altijd niet waarom hij ineens door het lint is gegaan. De aanval trok natuurlijk de aandacht, zijn klasgenoten kwamen meteen rond ons staan. Potige jongens, terwijl ik zelf nogal klein van stuk ben. Het was erg intimiderend, ik werd ingesloten en als een speelbal heen en weer geduwd. De hele tijd hing die jongen aan mijn nek, terwijl hij me uitdaagde en met zijn vrije hand een vuist maakte. Ook de leerlingen van mijn eigen klas kwamen erbij, zonder een vinger uit te steken om me te helpen. Dat vond ik heel erg.”
Stefaan, die klacht indiende bij de politie, bleef wekenlang arbeidsongeschikt. Zijn ervaring zal op termijn doorsijpelen in de statistieken van het Agentschap voor Onderwijsdiensten, het officiële kenniscentrum van het Vlaams onderwijs. In december publiceerde AGODI cijfers over agressie tegen onderwijzend personeel. In het kalenderjaar 2016 werden 81 leerkrachten het slachtoffer van fysiek geweld met arbeidsongeschiktheid tot gevolg. In driekwart van de gevallen waren leerlingen de daders, maar elf keer werd die rol door ouders of andere familieleden gespeeld.
Veruit de meeste feiten werden in het secundair onderwijs gepleegd, al vielen er ook 19 slachtoffers op de lagere school te betreuren. Omdat sommige dossiers door het parket worden onderzocht, zijn er voor 2017 nog geen definitieve resultaten beschikbaar. De 81 cases uit 2016 gaven alvast aanleiding tot verontrustende krantentitels. ‘Agressie tegen leerkrachten bijna verdubbeld’, viel her en der te lezen. Dat klopt niet, zegt AGODI-woordvoerder Katrien Rosseel.
Katrien Rosseel: “Die conclusie werd getrokken door te vergelijken met 2015, een uitzonderlijk rustig jaar. 81 ligt dicht bij het meerjarig gemiddelde, en alleszins veel lager dan de 120 gevallen die in het topjaar 2007 werden geregistreerd.”
Reputatieschade
Geruststellend? Niet als je luistert naar Annie (*), gewezen directrice van een katholieke basisschool in Brussel, intussen rondreizend lerarenbegeleider in Vlaanderen.
Annie: “AGODI registreert alleen de zwaarste gevallen waarvan een proces-verbaal werd opgemaakt, of een dossier voor arbeidsongeschiktheid. Dat is slechts het topje van de ijsberg. In principe moet élk geval van agressie worden opgetekend, in sommige scholen ligt daarvoor een incidentenregister klaar. Maar dat gebeurt niet systematisch. Onder druk van de directie, die bang is voor reputatieschade. Of door zelfcensuur. Heel wat leerkrachten zien op tegen de administratie of twijfelen aan het nut van zo’n registratie. Sommigen voelen zich bovendien schuldig. Ook al hebben ze geen fout gemaakt, ze ervaren zo’n incident toch als een persoonlijk falen. Het blijft een enorm taboe in het onderwijs.”
Dat hebben we mogen ondervinden toen we op zoek gingen naar getuigen. Verschillende leerkrachten verklaarden zich bereid. Maar geen namen alstublieft, en de school mocht zeker niet herkenbaar worden getypeerd. Kathleen (*) – de pseudoniemen en asterisken stonden gelukkig afgeprijsd in de lokale supermarkt – zit al maanden thuis op doktersvoorschrift.
Kathleen: “Ik heb nochtans geen letsel opgelopen. Ik voel me ook niet ziek. Maar als ik alleen nog maar denk aan de school, begin ik al te hyperventileren.”
Kathleen gaf in het Stedelijk Onderwijs Antwerpen verschillende horecavakken in het BSO en TSO. Op een donderdag in november liep het mis.
Kathleen: “Het begon met een banale discussie. Ik vroeg één van de meisje om te stoppen met eten tijdens de les. Dagelijkse kost, ieder lesuur begint bij ons met een worsteling. Stop met gsm’en, frisdranken weg, haal die voeten van de bank. Vóór je aan de stof begint, ben je een kwartier politieagent aan het spelen. Dat is eigen aan de schoolpopulatie, vrees ik. Er zitten haast alleen allochtonen, vaak met een achtergrond van kansarmoede. Opvoeden begint thuis, luidt een oude wijsheid. Veel van onze kinderen hébben geen thuis, laat staan ouders die begaan zijn met hun opvoeding. Een moeilijk publiek. Ik heb eerder in het deeltijds onderwijs gestaan, waar onder meer jongens met een enkelband zaten. Veel dankbaarder dan zo’n klas meisjes uit het derde BSO schoonmaak of bejaardenzorg.
“Misschien had ze een slechte dag, maar dat meisje was na de les nog altijd boos. Toen ik haar gsm wilde teruggeven, die ik tijdelijk had geconfisqueerd, snokte ze die uit mijn handen, waardoor het ding op de grond viel. Toen is ze ontploft. Ze heeft me tegen de muur geduwd en een paar stompen in mijn maag verkocht. Ik was te verbouwereerd om te reageren.”
Handboeien
Klappen heeft Annie nooit geïncasseerd. Maar als verbale agressie een oosterse vechtsport was, dan droeg haar belager een zwarte gordel. Verwijten, persoonlijke beledigingen, tot en met onverholen doodsbedreigingen: hij beheerste het hele repertoire. Het speelde zich allemaal af op de lagere school in Brussel waar ze toen directrice was.
Annie: “Er golden in Brussel strikte inschrijvingsregels. Tot 31 januari konden broers en zussen worden ingeschreven, daarna werden de resterende plaatsen voor Nederlandstalige kinderen gereserveerd. We hadden alle ouders daarover een brief gestuurd, ook aan de Marokkaanse vader die al twee kinderen op onze school had. Toch heeft hij tot februari gewacht om zijn derde kind in te schrijven. Dat kon ik dus niet, de regels van het Lokaal Overlegplatform (LOP) stonden het eenvoudigweg niet toe. Hij wond zich op, ook al probeerde ik hem te helpen. Na de voorrangsperiode voor Nederlandstalige kinderen bleven er altijd wel enkele plaatsen over. Eén ervan was voor zijn dochtertje, dat kon ik beloven. Hij wilde niet luisteren en werd steeds agressiever, tot we er de politie moesten bijhalen. Dat tafereel heeft zich de volgende twee dagen herhaald, het kabaal was in de hele school te horen. De laatste keer heeft de politie hem met handboeien moeten afvoeren, voor het oog van de kinderen op de speelplaats. Het was een verschrikkelijke ervaring.”
Het voorval had nare gevolgen voor het schoolklimaat. Marokkaanse ouders trokken collectief partij voor de vader. Die had klacht neergelegd bij wat toen nog het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding heette.
Annie: “Een teleurstellende ervaring. Hun onderzoek was totaal partijdig, de medewerker had zijn conclusies al vóór ons gesprek klaar. Ik heb geen probleem met diversiteit, ik heb zelf twintig jaar voor de klas gestaan in Brussel, ik zou nergens anders kunnen lesgeven.”
Het is uiteindelijk nog goed gekomen met die vader, na een herstelgesprek met een bemiddelaar van de gemeente. Dat deze feiten zich bijna tien jaar geleden afspeelden, doet volgens Annie niks af aan hun relevantie.
Annie: “Integendeel. Ik hoor steeds meer verhalen van agressie, vooral verbaal. Dat laatste wordt vaak onderschat. Bedreigingen komen hard binnen, dat is psychische terreur van het zuiverste water. En denk vooral niet dat het om een grootstedelijk probleem gaat. Als lerarenbegeleider bestrijk ik intussen heel Vlaanderen. Ook in de provincie hoor ik in de lerarenkamer dezelfde verhalen. Leerlingen die hun leerkrachten afdreigen: ‘Wacht maar tot na de school, we zullen je wel weten te vinden!’ Het is ook zo gemakkelijk geworden, met de gsm trommelen ze zo hun vrienden bij de schoolpoort op.”
Zware hernia
Een tafereel in een provinciaal gelegen school voor buitengewoon onderwijs. We zien Sofie(*) spurten rond een tafel, een Curver-box vol gsm’s onder de arm geklemd. Haar achtervolger is een sprietig meisje van 15, bezeten door blinde razernij die werd uitgelokt door een correcte toepassing van het schoolreglement. Gsm’s worden tijdens de les door de leerkracht in bewaring genomen, het staat er zwart op wit. Het zou slapstick zijn, ware het niet dat het meisje Sofie te pakken kreeg en van achteren bij de hals greep.
Sofie: “Ze woog met moeite 45 kilo. Toch kwamen er vijf opvoeders aan te pas om haar van me af te trekken. Een echte natuurkracht.”
Sofie, al langer rugpatiënt, hield er een zware hernia aan over. Ondanks intensieve revalidatie is ze drie jaar later nog altijd arbeidsongeschikt. Haar verhaal is geen unicum. Personeel in het buitengewoon onderwijs – behalve leerkrachten gaat het voornamelijk om opvoeders – lopen een verhoogd risico. Veel hangt af van de populatie. Het sprietige meisje dat Sofie molesteerde, was niet toevallig een ‘type 3’.
Sofie: “Type 3’s zijn kinderen met zware gedragsstoornissen. Dat zijn probleemgevallen, zeker als er dan ook nog sprake is van een moeilijke thuissituatie. We kenden dat meisje, ze had tijdens het vorige schooljaar de boel al voortdurend op stelten gezet. De directie had de ouders daarom in juni meegedeeld dat hun dochter na de zomervakantie niet meer welkom was. Maar ja, hoe gaat dat. Toen de ouders na drie maanden nog geen alternatief hadden gevonden, hebben we besloten haar toch nog een kans te geven. Typisch onderwijs, we laten altijd het belang van het kind primeren.”
Sofie is niet de eerste die het aankaart: het veelbesproken M-decreet, waardoor kinderen met speciale zorgnoden op gewone scholen terechtkunnen, maakt de situatie niet eenvoudiger. Niemand die zich tegen het principe kant: kinderen met een beperking, handicap of stoornis moeten zoveel mogelijk in reguliere scholen worden opgevangen. Maar het decreet, in werking getreden op 1 september 2015, heeft een uittocht uit het buitengewoon onderwijs teweeggebracht. Vooral in het lager onderwijs, al laat de impact zich ook in het middelbaar voelen.
Sofie: “We zien onze sterkste leerlingen uitstromen. De licht mentaal gehandicapten van type 1 en de kinderen met een leerachterstand van type 8, die stappen over naar het beroepsonderwijs. Wij blijven achter met een restgroep van zware gevallen. Je kunt die niet allemaal over één kam scheren, maar het is wel die groep die het vaakst overgaat tot agressie.”
M-decreet
Bij de Broeders van Liefde, marktleider buitengewoon onderwijs in het katholieke net, wordt al wekenlang actie gevoerd tegen de geweldplaag. Kop van Jut zijn zowel onderwijsminister Hilde Crevits (CD&V) als haar partijgenoot Jo Vandeurzen, die als minister van wWelzijn bevoegd is voor de gehandicaptenzorg. Opvallend: de inrichtende macht, de directies en de vakbonden staan allen achter de actie, een zeldzaam verbond dat van grote urgentie getuigt. Tijdens de actiedag vorige week in Gent noteerden we de voornaamste grief: omdat de uittocht gepaard gaat met een afbouw van de personeelsomkadering, wordt het steeds moeilijker om met agressie om te gaan.
Het M-decreet zou overigens ook in het reguliere onderwijs voor de nodige overlast zorgen. Het plan voorziet weliswaar in allerlei begeleidingsmaatregelen om kinderen met hun beperking, handicap of stoornis te doen aarden in een gewone schoolomgeving. In de praktijk, zo hoorden we meermaals, werkt dat onvoldoende, zeker omdat de kinderen met hun specifieke noden vaak in klassen belanden waar al heel wat leerlingen een rugzak vol problemen meesleuren.
Het gevaar op veralgemeningen is groot. Het M-decreet geldt bijvoorbeeld ook voor slechtzienden en doven, doelgroepen die zelden met agressie jegens leerkrachten worden geassocieerd. Er valt nog heel wat te onderzoeken over dit thema, weet Delphine Franco als geen ander. De jonge pedagoge, deeltijds assistent aan de Universiteit Gent, werkt aan een doctoraat over agressiemanagement op school.
Delphine Franco: “Ik heb verwoed gezocht naar studies en data. Met weinig resultaat, ook in het buitenland werd er nauwelijks research gedaan. Betrouwbare cijfers zijn er al helemaal niet, er bestaat zelfs geen eensgezindheid over een definitie. Wat de ene school als agressie beschouwt, wordt in een andere school als een fait divers afgedaan.”
Haar doctoraat is nog lang niet klaar, maar Franco kan alvast enkele richtlijnen aanreiken die bruikbaar zijn voor zowel leerkrachten als directies.
Franco: “Leerkrachten moeten alerter worden voor tekenen van frustratie. Ook bij zichzelf, want agressie op school speelt zich af in een relatie tussen twee partijen. Het gebeurt dat leerkrachten de klas betreden met een vooroordeel tegen een bepaalde leerling, dat ze even voordien van collega’s in de lerarenkamer hebben opgepikt.
“Als het dan toch tot een incident komt, is de nazorg belangrijk. Natuurlijk moeten zowel de leerling als de leerkracht de correcte opvang en aandacht krijgen. Dat is een opdracht voor de directie en het team. Maar leerkrachten moeten incidenten ook bespreken met de klas. Doen alsof er niks is gebeurd, is de slechtste optie. Evalueer waar het is misgelopen, en zoek samen naar manieren om herhaling te voorkomen. Een gezond schoolklimaat is de beste preventie. Geef leerlingen bijvoorbeeld inspraak bij het opstellen van het schoolreglement, dat kan helpen om geruzie over smartphones in de klas te vermijden.”
'Terwijl ik daar ingesloten stond met die jongen aan mijn nek, kwam de directeur voorbij. Hij greep niet in en ontkende nadien alles'
Racismeklacht
Die nazorg laat wel eens te wensen over. ‘Ik ben ontzettend teleurgesteld in mijn directie’ zegt Sofie.
Sofie: “Ik heb geen enkele steun gekregen na het incident. We zijn intussen drie jaar verder. Nooit laten ze van zich horen of polsen ze hoe het met me gaat. En dan moet je weten dat ik dertig jaar in die school heb gewerkt, altijd met veel goesting. Buitengewoon onderwijs is iets bijzonders. De kinderen kunnen lastig doen, maar je krijgt zó veel terug. Voor velen was ik een tweede moeder.”
Ook Sofie heeft de verklaringen van Maggie De Block (Open VLD) gehoord. De federale minister van Volksgezondheid wil langdurig zieken zo snel mogelijk opnieuw aan het werk zetten. Als dat niet in hun vorige functie kan, dan moet de werkgever naar een aangepaste job zoeken. Het dynamiseren van langdurig zieken, ze moet er bitter om lachen.
Sofie: “Ik sta te springen om terug te gaan werken. Maar de directie houdt de boot af. Risico op discontinuïteit, luidt het: ze vrezen dat ik een voltijdse opdracht geen volledig schooljaar kan volhouden. Ze zouden natuurlijk aangepast werk kunnen zoeken, maar dat willen ze niet. Het is alles of niks, en dus vindt ook mijn huisarts het beter om me thuis te houden. Ik mis mijn werk verschrikkelijk, en ook financieel wordt het een zware dobber. Een uitkering is niet hetzelfde als een salaris, binnenkort val ik terug op 60 procent van mijn laatste loon. Vrienden die in de privé werken, snappen niet waarom ik zo word behandeld.”
Van heimwee naar hun school hebben Stefaan en Kathleen weinig last. Beiden zijn op zoek naar de uitgang, lichtelijk gedegouteerd. Niet zozeer door de agressie waar ze het slachtoffer van werden, wel door de manier waarop hun respectieve directies ermee omsprongen.
Kathleen: “Onmiddellijk na het voorval ben ik de trap opgelopen naar de onderdirecteur. Wat stel je voor dat ik doe, vroeg hij. Ik zei dat een schorsing van de leerling wel het minste was. De dag erna heb ik een uitstap van een andere klas begeleid. Vrijdag kwam ik terug op school, en wie zat er in mijn lokaal? Diezelfde leerling, met een vuile grijns op haar gezicht. De sfeer was ijzig, ik had de hele klas tegen. Toen ik ’s avonds eindelijk bij de directeur langs kon, kreeg ik het deksel op de neus. Hij schoof de schuld in mijn schoenen, en waarschuwde dat de ouders overwogen een klacht wegens racisme in te dienen.
“Mijn relatie met die directeur was al wat verzuurd als gevolg van een benoemingskwestie waarbij ik het verkeerde kamp had gekozen. Het zou kunnen dat dat meespeelde, ja. Maar het typeert ook de houding van heel wat schooldirecties. Ze zijn als de dood voor juridisch gedoe met ontevreden ouders. En vooral: ze willen geen leerlingen kwijt, want iedere kop telt voor de subsidiëring.”
Stamp in de rug
Net als Kathleen hoopt Stefaan op een overplaatsing naar het volwassenenonderwijs.
Stefaan: “Ik ben er al mee bezig. Als vastbenoemde heb ik al enkele uren kunnen omruilen, zodat ik één avond per week in het volwassenenonderwijs sta. Een klas met uitsluitend gemotiveerde leerlingen, wat een verademing.”
Stefaan weet intussen wat hem echt dwarszit. Het spook dat hem ’s nachts wakker houdt, het knagende gevoel dat zijn kinderen in die eerste weken na het spijtige voorval deed verzuchten dat hij er zo afwezig bijliep. Het heeft een naam en een gezicht, en die horen niet bij de balorige jongen die hem bij de kraag vatte en met zijn opgeheven vuist bedreigde. Het is het gezicht van de directeur dat hem blijft achtervolgen.
Stefaan: “Terwijl ik daar ingesloten in een kring stond met die jongen aan mijn nek, zag ik hem in een glimp, tussen twee schouders door. We hadden heel even oogcontact, ik dacht echt dat hij zou tussenkomen om me te helpen. Niet dus: tot mijn ontzetting draaide hij zich om en liep hij weer weg. Ik heb hem daar later mee geconfronteerd. Eerst ontkende hij dat hij iets abnormaals had opgemerkt, nadien veranderde hij zijn versie. Hij beweerde dat ik hem geruststellend had toegeknikt, als om te zeggen dat het maar een spelletje was, niks ergs aan de hand.”
De rol van de directeur werd een vast gespreksthema, bij de psycholoog die hem van zijn angststoornis probeerde af te helpen, en bij de particuliere preventiedienst waarmee zijn school structureel samenwerkt. Aanzetten tot herstelgesprekken liepen op niks uit.
Stefaan: “Op den duur trok hij mijn hele verhaal in twijfel. Die dreigende vuist had ik verzonnen, dat had hij zogezegd van verschillende leerlingen gehoord. Mijn belager heeft trouwens geen schorsing gekregen, noch enige andere sanctie. Ook dat was pijnlijk, het voelde als een stamp in de rug.”
Herstelbemiddelaars
Directies die de kop in het zand steken? Zou niet mogen, vernemen we bij koepelorganisatie Katholiek Onderwijs Vlaanderen.
Marijke Van Bogaert (woordvoerder) “We nemen agressie tegen leerkrachten heel ernstig. Als netwerkorganisatie ondersteunen en professionaliseren we onze directies om ermee om te gaan. In de eerste plaats door in te zetten op preventie, door een verbindend schoolklimaat te scheppen. Daar horen duidelijke regels bij, die consequent worden toegepast.
“Natuurlijk kun je niet alles voorkomen. Agressie op school kan heel veel verschillende oorzaken hebben, van een moeilijke thuissituatie tot psychische problemen. Een sanctiebeleid op zich volstaat niet, dat moet kaderen in een bredere opvoedingsstrategie. Vele scholen werken daarvoor samen met het CLB, en doen zo nodig beroep op vertrouwenspersonen die leerkrachten opvangen en een luisterend oor bieden aan alle betrokken partijen. Het Katholiek Onderwijs Vlaanderen heeft trouwens zelf gespecialiseerde herstelbemiddelaars in dienst, die op vraag van directies ter plaatse gaan om moeilijke situaties te helpen ontmijnen.”
Op het hoofdkwartier van het Gemeenschapsonderwijs noteren we een gelijklopend verhaal. Ook in het officiële onderwijsnet zet men maximaal in op preventie, met een sanctiebeleid dat kadert in een globale opvoedingsvisie. ‘Scholen vullen zelf in hoe ze met deze problematiek omgaan,’ zegt afgevaardigd bestuurder Raymonda Verdyck.
Raymonda Verdyck: “Maar we bieden ze wel een stappenplan aan als houvast. Gaat het om zware of lichte agressie? Is er sprake van frequente of incidentele agressie? Er liggen aangepaste scenario’s klaar naargelang de categorie. Ook voor echte crisissituaties, al is het steeds de directie zelf die beslist of de politie wordt ingeschakeld.
“Dat sommige slachtoffers zich door hun directie in de steek gelaten voelen, betreuren we ten zeerste. We hechten veel belang aan een gezond schoolklimaat, dus worden onze directies opgeleid om met ongewenst gedrag en agressie om te gaan. Maar bij een incident spelen ze een dubbele rol. Natuurlijk moeten ze klaarstaan om hun leerkrachten op te vangen en op alle mogelijke manieren te ondersteunen. Tegelijkertijd moeten directies een bemiddelende rol spelen en rekening houden met juridische en procedurele overwegingen, zeker als er politie aan te pas komt. Het is niet meer dan normaal dat ze ook met de dader en andere leerlingen gaan praten, agressie is immers altijd een relationeel gegeven. Soms hebben leerkrachten het daar moeilijk mee, omdat ze het gevoel krijgen onvoldoende gesteund te worden.”
Machete
We hebben dan toch een leerkracht gevonden die on the record praat: Claudia Urbina. Ze geeft cultuurvakken aan het KA Halle, een ASO-school met een sociaal tamelijk homogeen, zeg maar overwegend autochtoon Vlaams publiek. Brave kinderen, vernemen we, agressie stelt op deze school weinig meer voor dan de occasionele brooddoos die door de lucht vliegt. Het ergste wat ze zich kan herinneren, was de pint die ze over zich heen kreeg toen ze op de 100 dagenfuif de toog bemande en een dronken scholier een extra rondje weigerde. Urbina, in Chili geboren en met haar ouders voor Pinochet naar België gevlucht, heeft eerder onder meer als directrice in een Brusselse BSO-school gestaan. Daar snauwde een meisje haar in een kwade bui toe: ‘Ik ga een machete halen en je in duizend stukjes hakken.’
Toch is het niet als ervaringsdeskundige dat ze wil getuigen. Urbina is voorzitter van de commissie secundair onderwijs van de socialistische vakbond ACOD. Ze weet wat er leeft in het middelbaar in Vlaanderen.
Claudia Urbina: “Er is meer agressie tegen leerkrachten. Zowel fysiek als verbaal. Ik zie een lineaire verschuiving, in alle geledingen van het secundair onderwijs. Incidenten die zich vroeger haast uitsluitend in het BSO voordeden, duiken steeds vaker in het ASO op. Dat betekent niet dat er een nivellering aan de gang is, want intussen wordt het in het BSO nog erger.”
Urbina, gediplomeerd in de rechten en de criminologie, ziet verschillende verklaringen. Groeiende mondigheid van leerlingen, die helaas gepaard gaat met een afkalvend respect voor leerkrachten en andere vormen van autoriteit. Sociale vaardigheden die eroderen door overmatig gebruik van sociale media.
Urbina ”Het loopt niet alleen fout bij de leerlingen. Ook ouders gedragen zich steeds agressiever tegenover leerkrachten. De juridisering van het onderwijs is een reëel probleem. Op oudercontacten dreigen met procedures als de punten van zoon of dochter niet worden opgekrikt, dat is een vorm van psychisch geweld. En jawel, dat fenomeen manifesteert zich vooral op ‘witte’ scholen.”
Falende directies die onvoldoende steun verlenen aan belaagde leerkrachten? Het klinkt Urbina bekend in de oren.
Urbina: “Neem nu mijn school. Zevenhonderd leerlingen, negentig leerkrachten, twintig schoonmaaksters en onderhoudsmedewerkers plus nog een paar opvoeders. Dat is meer dan een kmo, dat is een groot bedrijf. En welk management staat daartegenover? Een directeur, een onderdirecteur en twee secretariaatsmedewerkers, dat zijn vier mensen voor wie een dag óók maar vierentwintig uur duurt. Sorry, maar met zo’n kader kun je onmogelijk een gezond humanresourcesbeleid voeren. Zorgen dat de kapotte verwarmingsketel wordt gerepareerd, achterstallige schoolrekeningen innen, dat soort besognes slorpt alle tijd en energie op. Niet alleen in onze school, en niet alleen in het GO. Het gebrek aan middelen is een probleem in het hele onderwijs in Vlaanderen.”
* De namen met een asterisk zijn schuilnamen.