interview
Koen Crucke: “Liefdesverdriet is het ergste wat je kunt meemaken”
Schrijver Marcel Proust beantwoordde ze ooit in een vriendenboekje, nu geeft De Morgen er een eigenzinnige draai aan. Vijfentwintig directe vragen, evenveel openhartige antwoorden. Vandaag: zanger en acteur Koen Crucke (66). Wie is hij in het diepst van zijn gedachten?
1. Hoe oud voelt u zich?
“21 jaar. Da’s heel raar. Ik ben 66. Als ik in de spiegel kijk, denk ik: je kunt wel wat liegen. Ik heb nog al mijn haar, ik ben nog niet grijs. Fysiek ben ik in topvorm. Vol energie – ik ga hout vasthouden. Ik voel mij echt niet mijn leeftijd. Dat komt ook omdat ik voortdurend bezig ben met andere projecten. Ik kijk altijd vooruit. Nooit achterom. Volgend jaar speel ik de travestietenrol van Zaza in La cage aux folles (in een regie van Stany Crets, gebaseerd op het gelijknamige toneelstuk van Jean Poiret uit 1973, red.). In 2020 vertolk ik een mooie operarol (in een regie van Frank Van Laecke, red.). Ik omring mij ook graag met jonge mensen. Is dat uit bescherming om niet oud te willen worden? Ik weet het niet.
“Toen ik dik was, kon ik me soms wel oud voelen, maar sinds dat gewicht weg is, ben ik een heel ander mens. Als jonge gast, toen ik Jan (Gheysens, de man van Koen, red.) leerde kennen, woog ik 52 kilo. Ik acteerde, ik danste, ik zong in operettes, ik was slank. Maar toen de opera gestopt is in 1988, ben ik een bourgondisch leven beginnen leiden. In mijn café in Gent heb ik in een weekend eens negen flessen champagne in m’n eentje leeggedronken. Allemaal traktaties van klanten. Ik was wreed populair. ‘Allez kom, nog een glaaske champagne’, zeiden ze. ‘Neem toch een Appletiser’, zeiden mijn garçons, maar ik kon toch niet faken? Op den duur begin je dus mee te drinken gelijk een hoer hè. (hilariteit)
“Na een tijdje was dik zijn mijn handelsmerk geworden. Net zoals bij Margriet (Hermans, red.). Wij waren de twee gezellige dikkerdjes op tv. Maar ik voelde mij niet goed in m’n vel. Iemand die zegt: ‘Ik ben dik en ik voel me goed’, geloof ik niet. Ik heb ooit 130 kilo gewogen en ik voelde me nóóít goed. Ik viel in slaap achter het stuur. Ik zat tegen je te praten en viel in slaap. Uiteindelijk ben ik naar de dokter gestapt en die zei: ‘Je moet minstens 30 kilo vermageren, anders ben je binnen het jaar dood.’ Ik ben dus beginnen diëten, want ik wil nog lang leven hè. Als mijn leven ervan afhangt, bijt ik door. Nu sta ik elke dag op de weegschaal. Mijn gewicht is een obsessie geworden.”
Wie is Koen Crucke?
* geboren op 11 februari 1952, in Ledeberg
* volgde een kappersopleiding
* zong als tiener bij orkesten , kreeg op zijn 17de een contract bij de Opera van Gent
* was eerste tenor buffo bij de Opera van Gent, Opera voor Vlaanderen en de Vlaamse Opera
* groeide uit tot tv-persoonlijkheid, had met Tijd voor Koen een eigen programma en dook op in programma’s als Zeg eens euh!
* speelde de rol van kapper Alberto in Samson & Gert
* was van 2001 tot 2006 gemeenteraadslid voor VLD in Gent
* publiceerde boeken over diëten en koken, o.a. 33 kilo later
* is getrouwd met manager Jan Gheysens, ze hebben een volwassen adoptiezoon
2. Wat vindt u een belangrijke eigenschap van uzelf?
“Wel, mijn doorzettingsvermogen. Ik heb niet graag mensen die dingen half doen. Ik ga graag met mensen om die diezelfde drive hebben als ik. Ik wil er altijd geen honderd, maar twééhonderd procent voor gaan. Dat wordt niet altijd in dank afgenomen. Maar ik ben wie ik ben, hè. (zingt) I am who I am! I am my own special creation!” (bulderlach)
3. Wat is uw passie?
“Zingen. Op mijn 16de ben ik beginnen zingen in het koor van de opera. De directeur had mij een aria uit Het land van de glimlach (operette van de Oostenrijks-Hongaarse componist Franz Lehár, 1929, red.) horen zingen en bood mij een contract aan: 10.000 frank (250 euro) in de maand! Ik belde naar mijn moeder en ze zei: ‘Doe dat jongen, ge zijt ermee van ’t stroate’. (lacht)
“Mijn ouders konden ook allebei prachtig zingen. Mijn vader heeft mijn moeder trouwens leren kennen toen ze stond te zingen op een biljarttafel in de Boudewijnstraat (Gentse volkse uitgaansbuurt, red.). Dat talent heb ik dus van mijn ouders, maar ze hebben mij nooit gestimuleerd om zanger te worden. Je kon daar je brood niet mee verdienen in die tijd. Dus voor mijn moeder was het een eer dat eur zeune in den opera ging goan zingen, hè.
“Na zes maanden kreeg ik al een solistencontract. Ik heb alle rollen gezongen die in mijn mogelijkheid lagen. Ik was tenor-buffo, hè, een beetje de grapjas. Maar later heb ik ook serieuze rollen gezongen, zoals Cassio in Otello (opera van Verdi, red.) of een van de drie ministers in Turandot (opera van Puccini, red.), tot de opera in ’88 dichtging en we op straat stonden. Toen ben ik met mijn televisiecarrière begonnen. Het lichtere genre. Ik zou nooit iets anders willen doen. Zingen en acteren is mijn passie. Het is het schoonste vak ter wereld.”
4. Is het leven voor u een cadeau?
“Nee. We hebben niet gevraagd om op de wereld te komen. Ik denk dat een kind eerder een cadeau voor de ouders is. Ik denk dat de kunst erin bestaat om je leven tot een goed einde te brengen. Wat er in de verpakking zit, moet je zelf invullen. Het leven is absoluut geen cadeau, neen. Het leven is niet altijd zo mooi.”
5. Welke kleine, alledaagse gebeurtenis kan u blij maken?
“Oooo. Jan en ik slapen niet meer samen. Al een tijdje niet meer, omdat we allebei weleens durven schnurken. (hilariteit) Maar ’s ochtends, het eerste wat hij doet, is mijn ontbijt klaarmaken. (lachje) En dan word ik wakker en knuffelen en kussen we mekaar intens. Dat is een schoon moment om de dag mee te beginnen. En voor we naar bed gaan zeg ik: ‘Slaapwel en tot morgen hè’, zo van ‘je gaat er toch nog zijn, hè’. Hoe ouder je wordt, hoe dichter je toch bij dat moment komt dat het gedaan kan zijn. Ik ben ontzettend bang om Jan te verliezen.
“En wat me ook heel veel plezier doet, is het dagelijkse telefoontje van onze zoon, Stefaantje (Stefan Meert, adoptiezoon van Koen en Jan, red.). Hij is intussen een man van 44, maar elke avond wenst hij ons slaapwel. Elke avond.”
6. Wat is uw zwakte?
“Altijd alles goed willen doen. En erkenning willen krijgen voor wat ik doe. Mijn eergevoel dus. Maar dat is de zwakte van elke artiest, denk ik.”
7. Waar hebt u spijt van?
“Je ne regrette rien. Gelijk mijn idool Edith Piaf. ‘Ni le mal / ni le bien / tout ça m’est bien égal.’ Ik heb goeie dingen gedaan en slechte dingen, maar ik heb alles gedaan met volle overgave. Met al mijn gevoel, met al mijn intensiteit. Dus nee, je ne regrette rien.”
8. Wat is uw grootste angst?
“Mocht er met Jan of met onze zoon iets gebeuren. Dat overleef ik niet.”
9. Wanneer hebt u het laatst gehuild?
“Eergisteren, tijdens Niet schieten (film van Stijn Coninx over de Bende van Nijvel, red.). Jan Decleir houdt daar een monoloog van tien minuten, alleen met die camera’s op hem gericht. En echt, ik heb tien minuten zitten wenen. Als ik iemand zo meesterlijk zie acteren, barst ik in tranen uit.
“Wenen doet deugd, maar ik ween veel te weinig. Ik heb zelfs niet kunnen wenen toen mijn moeder gestorven is. Heel raar. Ik stond klaar om te vertrekken naar een optreden toen mijn zus belde. Een uitverkochte sportzaal met duizend man zat op mij te wachten. Wendy Van Wanten deed het voorprogramma, ik weet het nog altijd heel goed. En mijn zus zei: ‘Ma is dood’. Het eerste wat ik zei was: ‘Amai. Ze heeft ook een slecht moment uitgekozen.’ Nja, dat was het eerste wat in mij opkwam. (lacht) Ik ben het podium opgegaan en heb gezegd: ‘Maatje, ’t is voor u dat ik zing.’ Ik heb anderhalf uur alles gegeven, ben van de scène gegaan en ben ingestort. Maar ik heb niet gehuild. Ik heb mijn verdriet eruit gezongen.”
10. Wanneer bent u ooit door het lint gegaan?
“Goh, ik ga vaak door het lint hoor. (lacht) Godverdikke. Toen ik nog in Gent woonde, nam ik eens de trein naar Antwerpen voor een kerstshow met Samson & Gert. Ik zat in eerste klasse om wat op m’n gemak te zijn. Zegt die conducteur tegen al die kinders die opstappen: ‘Kijk, Alberto zit daar!’ Godverdikke! Ik ben doar deur ’t lint gegoan! (lacht) ’k Peins dat die kindjes allemaal onder de bank kropen van schrik.
“Ook professioneel. Ja natuurlijk! Als ik voel dat ze er met hun klak naar smijten, begin ik te roepen en te tieren. Dan ben ik echt een diva en komen al mijn vedetteallures naar boven. (lacht)
“En thuis kan ik er ook wat van. Gisteren had Jan een hele fles Picon laten vallen. Ik begon zodanig te rrrrroepen tegen hem dat hij begon te beven. Toen dacht ik: kalmeer, Crucke, kalmeer! Waarop Jan: ‘Alstublieft, hè, word maar weer rap 48 kilo dikker.’ (lacht) Want door te vermageren is er energie met hópen vrijgekomen. (lacht)
“Zingen, schrijven, repeteren, ik moet altijd bezig zijn. En nu heb ik er een nieuwe passie bij: taarten bakken. Om de veertien dagen ga ik naar Spermalie in Brugge om patisserie te leren maken. Met tien dames. (lacht) Telkens drie uur en drie kwartier. Jan en mijn buurvrouw moeten die taarten dan opeten. Ik eet alleen maar een klein stukje om te proeven of het lekker is. En als het niet lekker is, vliegt het de vuilbak in.”
11. Welk kunstwerk heeft een blijvende indruk op u nagelaten?
“‘Vissi d’arte’ uit Tosca van Puccini, gezongen door Montserrat Caballé. Ik ga jullie dat eens laten horen. Meesterlijk. (imiteert geluidloos en met brede gebaren) Niemand doet haar dat na. Zelfs de grote Maria Callas niet. Caballé zingt dat in één adem. Daar moet je ne peirdenasem voor hebben, zeggen ze in Gent. (lacht) En een ongelooflijke techniek. Ze heeft het ooit voor mij gezongen toen ik haar interviewde in Barcelona.
“Hoewel ik heel veel bewondering heb voor Piaf, breekt dit alles. Caballé rookte en dronk voor ze op scène ging, hè. Maar die aria er zo perfect uit krijgen. Uniek. Magistraal.”
12. Hebt u ooit een religieuze ervaring gehad?
“Religie is voor mij iets waar mensen soms zot en hysterisch van worden. Het enige wat mij fascineert, is het boeddhisme. Het christendom en de islam handelen ‘in naam van God of Allah’. Het boeddhisme niet. Ik vind dat veel mooier en veel interessanter en zou mij daar graag meer in willen verdiepen.
“Als ik sterf, wil ik geen pastoor aan mijn bed. Ik wil met de katholieke Kerk niets te maken hebben. Zij aanvaardt mij ook niet om wie ik ben!”
13. Hoe kijkt u naar uw lichaam?
“Soms een beetje met gemengde gevoelens. Ik ben slank, maar door zo veel te vermageren hangt mijn huid wel een beetje. Ik ben al eens naar een plastisch chirurg geweest, maar toen hij begon te expliqueren wat hij allemaal ging doen, dacht ik: jongens toch, is dit wel de moeite? Je bent een maand of vier uit circulatie omdat je niet toonbaar bent. Ik smeer wel elke dag crèmekes, ik onderhoud mijn lichaam, maar zou het dus wel graag wat strakker willen.
“Op mijn haar ben ik trots. Je mag eraan trekken, hoor (lacht), het is geen pruik. En het valt ook niet uit. Touchons du bois!”
14. Wat vind u erotisch?
“Ik ben zeker geen seksfilmkijker. Dat is altijd hetzelfde. Erotisch vind ik schone beelden van schone naakte mannen. En ik heb erotische gevoelens als ik onder de douche sta. Als ik dat warm water over mijn lichaam voel lopen, prikkelt er iets.”
15. Wat is uw goorste fantasie?
“Ik fantaseer niet. Ik ken te veel fantasisten. Geloven die nu echt hun eigen leugens, vraag ik mij dan af. Fantaseren hoe het nu zou zijn om met die of die te gaan slapen, nee dat doe ik niet.”
16. Welk dier zou u willen zijn?
(lacht) “Ne schuune, gruute walvis. Baas over de zee.”
17. Hoe was de relatie met uw ouders?
“Schitterend en daar ben ik zo blij om. Ik was een vroegbloeier, of hoe noemen ze dat. (lacht) Ik ben me beginnen schminken toen ik een jaar of 13 was. Met Clearasil (lacht), tegen de puistjes. Ik legde dat er zo dik op dat het precies schmink was. Op school pestten ze mij daarmee.
“En thuis? Mijn moeder heeft altijd geweten dat ik homo was. Ik herinner me nog goed dat ik met een vriend thuiskwam, ne vree schone Duits. ‘En’, zei mijn pa, ‘ge weet toch dat da nen homo is!’ Waarop ik zei: ‘En ge weet toch wat ik ben! Ook nen homo!’ ‘Wadde?’ riep mijn pa. En mijn moeder: ‘Pa, alstublieft, zijt stil, zijt stil, ik weet dat al lang.’ ‘Oe, gij weet dat al lang?’ ‘Een moeder voelt dat’, zei ze. Mijn vader wilde mij naar de psychiater sturen. En ik vloog bij de zeescouts, ‘om meer man te worden’. Die mens is er eigenlijk nooit in geslaagd. (lacht)
“En hij heeft dat ook aanvaard. Want toen ik Jan leerde kennen, hebben mijn ouders hem onmiddellijk geaccepteerd. Ze hebben mij het leven laten leiden dat ik wilde.
“Mijn ouders hebben me ook alle kansen gegeven. Ze hadden het niet breed en ze hadden soms miserie – er zijn tijden geweest dat mijn vader werkloos was – maar er stond altijd eten op tafel. We hebben nooit honger gehad.
“Mijn vader was een ontzettende scheefpoeper – ik zal het dus van iemand geleerd hebben. (lacht) Toch zijn mijn ouders altijd samen gebleven. Mijn moeder was een schone vrouw, maar heeft nooit een andere man gehad. Als een vent probeerde, gaf ze hem een blafte op z’n tote.
“Ze was ook zeer intelligent. Op haar 88 jaar keek ze niet naar VTM, ze wilde Canvas of Eén zien. En ze las de Humo en De Morgen. Niet De Gentenaar of Het Laatste Nieuws of Story.
“Mijn vader is gestorven in 1996. Mijn moeder tien jaar later. Na zijn dood is ze niet meer naar buiten geweest. Ze is blijven zitten in haar appartement tot ze stierf. Naar een optreden van mij kwam ze niet meer. Maar ze keek naar mijn shows op de televisie, ze luisterde naar de radio, ze volgde alles wat ik deed. Ze kookte zelf nog haar potje. Op een avond voor dat concert in die sportzaal kreeg ik een telefoontje van mijn zus: ons moeder zat dood in haar zetel. Met haar schoonste kleed en al haar juwelen aan. Ze moet een vermoeden gehad hebben. Kaarsrecht zat ze.”
18. Hoe definieert u liefde?
“Wat is liefde? Ik peins altijd aan dat liedje van Piaf. ‘C’est l’amour qui fait qu’on aime’. ‘C’est l’amour qui fait rêver / c’est l’amour qui veut qu’on s’aime / c’est l’amour qui fait pleurer / dans l’amour il faut des larmes / dans l’amour il faut donner.’ Liefde kan veel teweegbrengen, maar je kunt het niet vastpakken, je kunt het niet uitleggen, je moet het voelen.
“Ik heb altijd veel succes gehad, maar onenightstands interesseerden me niet. Het was nooit puur voor de seks. Ik was direct verliefd. (lacht) Ik ben op twee mannen erg verliefd geweest. Pijnlijk verliefd. Maar het is telkens afgesprongen omdat ik te hebberig was. Je moet mensen loslaten en dat heb ik nu wel begrepen. Daarom wil ik niet meer verliefd worden. Liefdesverdriet is het ergste wat je kunt meemaken. Dat wens ik niemand toe, het is nog erger dan pijn in je heup. En ik wil het mijn man ook niet meer aandoen. Jan is de liefde van mijn leven. Altijd geweest. En hij zal dat altijd blijven. De anderen kwamen altijd maar op de tweede plaats.”
19. Bent u een goede vriend?
“Ja, ja absoluut, een trouwe vriend, maar ook: een gevaarlijke vriend. Als ze mijn vriendschap bekladden, dan is het gedaan. Ik kan veel toegeven, maar als ze echt op mijn hart trappen, als ze van mij profiteren, dan is het gedaan. Want vrienden kan je op je ene hand tellen en ze staat nog niet vol, hè. Dat is een uitdrukking, maar ook de realiteit. Vijf echte vrienden die voor je door het vuur zouden gaan, die heb je niet.”
20. Hoe zou u willen sterven?
“Het liefst van al op de scène. Mourir sur scène! Allez, niet op de scène, dat wil ik het publiek niet aandoen, maar een staande ovatie krijgen, van de scène gaan en je laatste snik geven. (kirrend) Oeee aaaaa! ‘Is ’t ie duud? Is ’t ie duud?’
“Ik heb dat een keer meegemaakt, in Tosca. Die tenor zong de ziel uit zijn lijf. De wachters wilden hem weer naar ’t gevang sleuren, maar hij maakte zich kwaad en bleef maar zingen. Tot hij de coulissen binnenkwam en viel. Een jonge vent hè. Ik zei: ‘Oei, oei, oei, die speelt zijn rol tot in zijn loge.’ (staat recht, imiteert) Ik ging naar hem toe en zei: ‘Allez, arrête, c’est fini!’ Maar hij was echt dood! Een hartinfarct! Fantastisch toch, hè. Zo willen artiesten toch allemaal hun laatste snik geven! Maar ja, mochten we daarover kunnen beslissen. Het zal misschien wel m’n bedde worden. (lacht)
“Wat ik zou wensen als laatste avondmaal? Aaaaaah. Koeientong in maderasaus met champignons en een frietje en een lekske mayonaise daarbij. (lacht) Mijn moeder kon dat verschrikkelijk goed klaarmaken. En een goed glas champagne achteraf.”
21. Wat is voor u de hel op aarde?
“Onverdraagzaamheid. Mensen die andermans mening niet respecteren.”
22. Hebt u ooit racistische gevoelens gehad?
“Ja, natuurlijk. Als je IS bezig ziet, dan denk je toch: ‘Verdomsche bruine smeerlappen!’ ’t Is toch waar? (op dreef) Onschuldige mensen opblazen! In naam van Allah! Ambeteer ons nie met u geluuf!
“Ik zou mezelf absoluut geen racist willen noemen, maar zulke gedachten heeft iedereen toch wel een keer. Daar ben ik eerlijk in. Ik ben kwaad op hypocrieten.”
23. Wat betekent geld voor u?
“Ik heb alles wat ik wil. Een schuun appartement hier, een schuun appartement in Oostende voor mijn zoon, ik rij met een Mercedes. Ik denk dat ik dat verdien. Ik heb er hard voor gezongen en gespeeld. Van mijn pensioen moet het niet komen. Ik heb goed gespaard. Mijn man heeft het geld goed beheerd. Geld is een gemak. We gaan eten als we goesting hebben, we kopen cadeautjes en mijn kleerkast, ik durf ze niet open te doen. (lacht) Ik mag niet naar de winkel gaan of ik koop nieuwe hemden, nieuwe kostuums, nieuwe showkleren. En geere iets wat blinkt.” (lacht)
24. Wat is uw vreselijkste vakantieherinnering?
“Citytrips doe ik graag. Maar vorig jaar zijn we voor tien dagen naar Sharm El Sheikh (Egyptische badplaats, red.) geweest met de gasten. Goh, ik heb me daar steendood verveeld. Ik dacht in m’n eigen: wat zit ik hier te doen? Stefaan lag hele dagen aan ’t strand, Mathieu ging gaan duiken, en Jan en ik ’s ochtends gaan ontbijten, ’s middags iets gaan eten, ’s avonds iets gaan eten, daarna aan de bar, weer met een glaaske op gaan slapen. Van miserie ben ik beginnen fitnessen.” (lacht)
25. Wie zou u eens uw gedacht willen zeggen?
“Koning Albert. Ik zou hem op de hoogte van een Duitse bottine brengen. (lacht) Pas op, ik heb al geestige gesprekken met hem gehad, hè. Ik heb er zelfs al tien minuten mee staan klappen in de Comme Chez Soi. In de wc. Er kwam iemand neevest mij staan. En ik keek zo (kijkt recht naast zich) – zo heb ik niet gekeken (kijkt schuin naar beneden, hilariteit). En ik verschoot zodanig dat ik zei: ‘Proficiat’. Want hij was juist uit de kliniek voor zijn hartoperatie. En hij tegen mij: ‘Ik ken u.’ En ik: ‘Ik ken u ook.’ (hilariteit) En hij: ‘Ja, de kinderen en de kleinkinderen kijken naar Samson & Gert.’ Ik zei: ‘Ja, dan zijn wij naamgenoten, Albert en Alberto.’ (lacht) Achteraf vroeg mijn zoon mij: ‘Waar heb jij zo lang gezeten boven?’ Ik zei: ‘Ik ben bezig geweest met de keuning.’ (hilariteit)
“Maar nu zou ik hem toch, godver, eens mijn gedacht willen zeggen. (op dreef) Ze trekt toch op u, zou ik willen zeggen, ze trekt toch op u! Dat is toch een Saksen-Coburg! Komt er nu toch een keer voor uit, laat dat bloedstaalke toch een keer pakken. ’t Is uw dochter! Laat u daar toch niet aan kennen. Paola heeft ook schief geluupe. Maar vriendelijk hè, zonder hem uit te maken, hij doet nog altijd wat hij wil. Maar het is niet omdat hij koning geweest is, dat hij geen DNA-test moet doen, wat is dat nu. We zijn allemaal burgers, Belgische burgers, dat zou ik willen zeggen. Stop die komedie!
“Stoute muile, da’s mijn handelsmerk.” (lacht)