InterviewDe vragen van Proust
‘Ik heb haar niet meer gezien tot ze overleden is. De ziekte schrikte me af’: waar heeft Titus De Voogdt spijt van?
Schrijver Marcel Proust beantwoordde ze ooit in een vriendenboekje, nu geeft De Morgen er een eigenzinnige draai aan. Zevenenentwintig directe vragen, evenveel openhartige antwoorden. Vandaag: acteur Titus De Voogdt (43). Wie is hij in het diepst van zijn gedachten?
1 Hoe oud voelt u zich?
“Ik ben 43 en voel mij ook zo. Het is gek, maar men heeft mij al vaker omschreven als een oude ziel. Ik snap wel waarom. Er heeft altijd al een zekere bompa in mij gezeten. Als kind al luisterde ik heel graag naar verhalen van vroeger.
“Tegelijkertijd schat men mij jonger in dan ik ben. Ook wanneer ik personages creëer voor op scène, merk ik dat die altijd jonger zijn. Ik voel mij dus een oude ziel in een klein jongetje. Dat zijn twee uitersten die elkaar in evenwicht houden. Een soort yin en yang.”
2 Wat vindt u een kenmerkende eigenschap van uzelf?
“Ik heb een goed fotografisch geheugen, een goed oriëntatievermogen en vormelijk inzicht. Ik heb de indruk dat mijn hersenen en mijn ogen goed samenwerken. Als er één iets is dat sterk ontwikkeld is bij mij, is het mijn zintuiglijkheid. Ik ben heel gevoelig voor licht en geluid en hou van mooie vormen. Niet voor niets heb ik beeldhouwen gestudeerd. Met mijn handen bezig zijn, knutselen, creëren, daar is het mij altijd om te doen geweest.”
BIO * Vlaams acteur * Geboren in 1979 in Gent * Studeerde beeldhouwkunst aan Sint-Lukas in Gent * Begon zijn acteercarrière met een rol in Bernadetje van toneelgroep Victoria (1996). Later actief bij hetpaleis, BRONKS, Compagnie Cecilia * Films (onder andere): Anyway the Wind Blows, Steve + Sky, Ben X, Small Gods, Broer, King of the Belgians, Rosie & Moussa * Was ook te zien in tal van tv-series, zoals Plan B, De dag, De twaalf en Beau Séjour * Woont met partner en dochters in Gent
3 Wat is uw passie?
“Theater. Wat niet wegneemt dat ik ook graag mijn geld verdien door te werken voor tv of film. Iets maken voor op de planken is altijd een uitputtingsslag. Je komt jezelf telkens opnieuw tegen: ‘Wie ben ik?’, ‘Wat wil ik vertellen?’ Je moet ook heel goed in groep kunnen en willen werken. Dat is heel fijn, maar vergt toch veel. Niet alleen van mezelf, maar ook van mijn gezin, want ik ben dan vaak weg en zit voortdurend met mijn hoofd ergens anders.
“Wanneer je werkt voor film of tv daarentegen, stap je in het project van iemand anders. Dat is een luxueuze positie. Ik vind het heel leuk om geregisseerd te worden. Want dan voer je uit en kun je wel nog iets toevoegen, maar de verantwoordelijkheid is veel beperkter. Daardoor is de beloning natuurlijk ook minder groot.
“Het mooie aan theater is dat je, omdat je zo intens samenwerkt, elke keer opnieuw vriendschappen opbouwt. De tournees, het onderweg zijn, het leven on the road, dat is telkens een feest voor mij. Ook die chemie die elke avond opnieuw ontstaat wanneer je voor een zaal van 250 mensen speelt, die emoties, die reacties, dat stuwt je vooruit. Dat is zo inspirerend. Bij film of tv heb je dat niet. Je hebt geen publiek, of beter: je ziet het niet. Iedereen die op de set naar jou staat te kijken, staat daar in de hoedanigheid van zijn eigen functie.
“Wat ook fijn is, is dat je in het theater makkelijker kan falen. Als het vandaag niet goed is, zorg je dat het morgen wel marcheert. Weken na de première kun je nog scènes schrappen of toevoegen. Theater is iets wat blijft leven. Dat kruipt onder je vel.”
4 Wat drijft u?
“Maken. (overtuigd) Alles wat te maken heeft met ‘maken’. En dan zelfs nog meer manueel dan schrijven of spelen. Iedereen heeft zo wel zijn stokpaardje waar hij aan ligt te denken voor hij in slaap valt. Bij mij is dat heel vaak het oplossen van een praktisch probleem.
“Ik vind ook graag dingen uit. That’s what keeps me going. Naar speciaalzaken mailen of fietsen op zoek naar het juiste onderdeel. Ervoor zorgen dat de dingen weer in elkaar passen. Wat kapot is, lijmen. Vaak zetten vrienden of familie iets af bij mij met de boodschap: ‘Als jij het niet kan maken, is het voor de vuilnisbak.’ (lacht) Iets herstellen geeft mij enorm veel voldoening.”
5 Hoe was uw kindertijd?
“Idyllisch. Ik ben opgegroeid in Sleidinge. Op den buiten, op een oud boerderijtje. Mijn ouders zijn geen boeren maar hebben wel altijd dieren gehouden en groenten gekweekt. We hadden een grote tuin met stallen. Alles waar je als een soort van jonge Mowgli van droomt, eigenlijk. Ik heb daar alleen maar goede herinneringen aan. Misschien ook omdat ik een onbezonnen kind was.
“Mijn ouders zijn gescheiden toen ik een tiener was. Wat impliceert dat ze de jaren daarvoor niet zo’n gelukkig huwelijk hadden. Maar ik heb daar zelf nooit veel last van gehad. Er was veel ruimte bij ons thuis. Mijn moeder werkte ’s nachts en mijn vader overdag. Zij gingen daar eigenlijk goed mee om, tot het niet meer ging.”
6 Heeft u soms heimwee?
(denkt na) “Heimwee is niet het juiste woord, maar ik ben wel nostalgisch en doe er alles aan om vaak buiten te zijn. Na dit interview ga ik straks met een vriend nog wat vissen in het kanaal. Ik werk graag in mijn tuin en af en toe ga ik naar Nieuwpoort om met mijn boot te gaan varen. En er is ergens een cabaneke in de Ardennen waar ik steeds naartoe mag. Als ik een vrije dag heb, trek ik de natuur in. Maar heb ik heimwee naar vroeger? Nee dat niet. Ik ben wel blij dat ik het beleefd heb.”
7 Vindt u het leven een cadeau?
“Absoluut. Elke dag. Zelfs op de mindere dagen. Ik kan natuurlijk niet zeggen dat het leven voor iederéén een cadeau is, maar ik besef heel goed dat het voor mij wel zo is. Gewoon door een speling van het lot. Waar ik geboren ben, waar ik terechtgekomen ben. Op dat vlak kan ik niets beters wensen. Ik word graag wakker ’s ochtends.”
8 Welke kleine alledaagse dingen kunnen u blij maken?
“Een gesprekje met iemand die ik niet ken waar ik iets van leer. Gek genoeg gebeurt dat vaker als ik niet in mijn eigen stad ben. Misschien omdat ik er dan meer open voor sta. Ik merk dat ik sneller iemand aanspreek of aangesproken word wanneer ik ergens vreemd ben. Twee mensen die elkaar kruisen en van gedachten wisselen, daar word ik vrolijk van.”
9 Wat biedt u troost?
“Twee uiteenlopende dingen. Ik kan enerzijds heel veel troost halen uit alleen zijn. Eventjes een halve dag voor mezelf nemen om alles op een rijtje te zetten. Niet per se om diep over iets na te denken, maar gewoon om de dingen eens te laten passeren. Anderzijds bieden mensen mij ook troost. Het kunnen delen. Met mijn lief, met een vriend, met een collega. Of gewoon simpelweg onder de mensen zijn. Ik kan heel sociaal zijn als ik er zin in heb. (lacht) Ik zit vol tegenstellingen.”
10 Wat was de moeilijkste periode in uw leven?
“Geen enkele. Dat meen ik echt.”
11 Wat is uw zwakte?
“Karakterieel kan ik soms nogal stroef zijn. Zo flexibel als mijn lijf altijd geweest is, zo stroef kan mijn brein soms zijn. Ik heb er moeite mee wanneer het scenario op het laatste moment verandert. En dat kan om de banaalste dingen gaan. Ik kan me moeilijk aanpassen.
“Of als ik in een discussie een stelling inneem, merk ik dat ik soms te veel oog heb voor mijn eigen mening en te weinig luister naar die van anderen. Het duurt bij mij altijd net iets langer om het geweer van schouder te wisselen en om iemand anders’ punt in te zien. Mensen die minzaam zijn en open kunnen staan, vind ik bewonderenswaardig. Mijn invalshoek mag soms wat breder zijn.”
12 Waar hebt u spijt van?
“Van niets, behalve één ding. Het is zo dat ik vroeger een tante had. Tante Marie-Lou. Zij was kinderloos en woonde in Amsterdam. Mijn zus en ik gingen daar heel vaak logeren tijdens vakanties of verlengde weekends. Zij was zowat onze suikertante. Rond mijn veertiende kreeg ze kanker. Ik kon daar niet goed mee om. Die ziekte schrikte mij af. Mijn zus heeft mijn tante nog vaak bezocht, maar ik heb haar eigenlijk niet meer gezien tot ze overleden is. Mocht ik één ding kunnen omdraaien, zou het dat zijn.”
13 Wat is uw grootste angst?
“Ik heb geen angsten. Nooit gehad. Ook niet als kind. Natuurlijk wel als ik bijvoorbeeld kolen moest gaan halen in het kolenhok. Dan was ik bang dat er een muis uit zou springen. (lacht) Maar echte angsten heb ik niet. Ik ga nogal onbevreesd door het leven.
“Als kind was dat letterlijk zo. Mijn ouders stonden te schreeuwen op het grasperk omdat ik over de nok van het dak wandelde of op de schoorsteen zat. Ik klom in de hoogste bomen en sprong met mijn fiets overal over. Intussen is die roekeloosheid wat verminderd, tenzij er een motor onder mijn gat zit. Ik heb mijn motorrijbewijs, maar ben niet van plan om er een te kopen, omdat ik weet dat mijn roekeloosheid het zal overnemen van mijn verstand.”
14 Wanneer hebt u het laatst gehuild?
“Ik huil regelmatig voor de tv en het liefst met de meest onnozele dingen eerst. Als K2 een nieuw K3’tje heeft gevonden of bij een sportprestatie, terwijl ik niet eens zo van de sport ben, schieten de tranen mij in de ogen. Alsof die toch af en toe klaar zitten en bij het minste excuus de nooduitgang vinden.”
15 Wanneer bent u ooit door het lint gegaan?
“Nooit. Always in control. Ik ken dat niet. Zelfs niet in een vlammende ruzie. Als er iets misgaat, is mijn eerste reactie altijd kalm blijven. Alsof de plomb springt. Ik kan ook echt met open mond staan kijken naar mensen die wel door het lint gaan. Gelukkig mag ik dat af en toe eens spelen op scène.” (lacht)
16 Wat is uw vroegste herinnering?
“Ik vind het echt ongelooflijk dat er mensen zijn die daarop kunnen antwoorden. Geen idee wat mijn vroegste herinnering is. Ik heb wel herinneringen, maar die worden alleen maar waziger. Ik betrap er mij ook vaak op dat mijn herinnering dan toch gewoon een foto uit een fotoalbum blijkt te zijn.”
17 Wat hing er aan de muur van uw tienerkamer?
“Niets. Mijn muren waren schuin. Ik zat op de zolderkamer, dus daar kon niets hangen. (lacht)
“Er was wel één recht stuk en daar hingen twee geitenschedels, helemaal beslagen met metaal, die mijn moeder uit Nepal voor mij had meegebracht. Ik weet trouwens niet waar die gebleven zijn. Dat vind ik jammer.
“Mijn moeder maakte elk jaar een grote verre reis van een maand of twee. Dan waren wij alleen thuis met ons vader. Dat was plezant. Ik heb daar goede herinneringen aan. Dan veranderde het menu. En onze kleren van kleur als ze gewassen werden.” (lacht)
18 Hoe definieert u liefde?
“Volgens mij moet er een soort symbiose zijn. Je moet elkaar aanvullen en ondersteunen. Je moet er zijn voor elkaar als het nodig is, maar je moet elkaar ook los kunnen laten. En samen proberen het mooiste leven te leiden dat je kan leiden.”
19 Voelt u zich aan iemand schatplichtig?
“Ja, absoluut. Maar niet aan één iemand. Ik ben niet idolaat. Voor mij is het leven een leerschool. Ik probeer zo veel mogelijk bij te leren. Op die manier ben ik aan heel veel mensen schatplichtig. Mijn ouders, die me toch de juiste waarden hebben meegegeven. Mijn vrouw, die een geboren moeder en familiemens is. Van haar heb ik veel geleerd over hoe te leven, over hoe je tijd in te delen voor jezelf en voor je gezin, over hoe je kinderen op te voeden.
“En aangezien ik geen opleiding als acteur heb gekregen, ben ik ook schatplichtig aan mensen als Eric De Volder, Arne Sierens en Alain Platel, die mij toen ik jong was geïnitieerd hebben. Van Arne heb ik bijvoorbeeld geleerd hoe je een creatief proces opbouwt. Wat een theatertekst kan zijn. Daarnaast ook aan al mijn collega’s die meer ervaring hadden. Gewoon door samen te spelen en onderweg te zijn.
“Ik hoop natuurlijk dat al die mensen ook iets van mij geleerd hebben. Al zijn het maar flauwe mopjes of weetjes over de natuur. Dat is het fijne aan het leven, toch? Het is een soort van kruisbestuiving.”
20 Welk boek heeft een bijzondere betekenis voor u?
“Toen ik een jaar of tien was, heb ik met mijn moeder in Londen Het SAS Survival Handboek van John Wiseman gekocht. Wiseman was lid van de Britse Special Forces en dat boek was een soort bijbel van het survivalisme. Hij vertelt welke planten giftig zijn, hoe je vallen moet maken of een iglo bouwen. Ik heb dat boek tientallen keren van voren naar achteren gelezen. Er is geen enkel ander boek dat ik al zo lang heb en nog altijd eens vastpak om te kijken hoe je die bepaalde knoop nu weer maakt. Of gewoon uit nostalgie, om nog eens naar die mooie plaatjes te kijken. (lacht)
“Ik heb als kind ook heel graag Papillon gelezen van Henri Charrière. Onlangs heb ik zelfs nog eens Robinson Crusoe herlezen (van Daniel Defoe, red.). De avonturenroman is een genre waar ik echt mijn hart aan kan ophalen. Ik vind dat onze wereld zo klein is geworden. Alles is met elkaar verbonden en je kan overal naartoe vliegen. Je hebt ook overal bereik.
“Toen ik tijdens een tournee Vancouver bezocht, dacht ik dat zo’n Canadese stad in British Columbia wel helemaal anders zou zijn, maar die verschilt niet veel van alle andere westerse grootsteden. Op avontuur gaan op de schaal waarop een Robinson Crusoe dat deed, dat kan niet meer. De nostalgicus in mij droomt daar wel van. Daarom ben ik ook graag op zee. Daar is niets. Je bent afhankelijk van je materiaal en je eigen inzicht. Je vangt ondertussen ook je eigen voedsel. Er zijn geen regels of wetten. Er liggen wel wat gevaren op de loer, dus je moet je verstand gebruiken. Dat kan mijn week wel boosten, zo’n dagje op zee.”
21 Hebt u ooit een religieuze ervaring gehad?
“Ik ben een van de meest atheïstische mensen die er zijn, denk ik. Dus nee, totaal niet.”
22 Hoe voelt u zich in uw lichaam?
“Goed. Ik heb een prima gestel. Mijn lichaam is het beste gereedschap dat ik ooit gehad heb. Ik probeer er goed zorg voor te dragen, maar ben geen gezondheidsfreak. Ik ben gewoon gezegend met een goede fysieke conditie. Daar ben ik moeder aarde of wie daar ook verantwoordelijk voor mag zijn, heel dankbaar voor.”
23 Wat vindt u erotisch?
“Iemand die blind kan typen. (lacht) Die rechte houding ook. Iemand die blind aan het typen is, ondertussen aan het nadenken is en ook nog een gesprek kan voeren: wow!
“Zelf kan ik al met moeite deftig schrijven met een stylo. Laat staan zonder fouten. Dus iemand die blind kan typen, dat is het summum. (lacht) Er zijn nog dingen die ik erotisch vind, maar ik verklap er maar eentje.”
24 Wat is de meest bijzondere plek waar u ooit de liefde bedreven hebt?
“Die is niet bijzonder genoeg voor de gazet.”
25 Hoe zou u willen sterven?
“Plots, oud en gelukkig. Ook het liefst met niet te veel smerigheid of in duizend stukjes uit elkaar zodat ze mij moeten gaan zoeken. Ik hoop dat mijn tijd nog lang niet komt, want ik heb echt nog veel te doen en bij te leren. Ik zou ook graag hebben dat het gebeurt op een fijne dag. Dat je denkt: o, nee, vandaag of wat? En dan is het gedaan.”
26 Waar droomt u nog van?
“Als ik iets mag dromen, dan droom ik dat het mijn dochters goed mag gaan in hun leven. Het is een grote verantwoordelijkheid om kinderen op de wereld te zetten in deze tijd. Het is wel wat. Zolang zij oké zijn, is dat voor mij al heel veel.”
27 Wat zou u wensen als laatste avondmaal?
“Ik ben een foodie. Ik hou van delicatessen en maak heel graag ingewikkelde dingen klaar. Maar als laatste avondmaal wil ik graag macaroni met kaassaus en hesp, mijn lievelingsgerecht dat mijn moeder speciaal voor mij maakte.
“Als ik mijn jongste dochter vraag wat ze wil eten, zegt ze ook altijd: macaroni met kaassaus en hesp. Soms maak ik het met tegenzin, omdat het niet gezond is. Maar toch denk ik elke keer weer: het smaakt mij. (lacht) Dat mogen ze mij geven en dan wil ik plots, oud en gelukkig, doodvallen.”