Interview
“Iedereen verplicht euthanasie op 67. Je kunt dat idee op een manier verkopen dat het logisch klinkt”
Schrijver Marcel Proust beantwoordde ze ooit in een vriendenboekje, nu geeft De Morgen er een eigenzinnige draai aan. Vijfentwintig directe vragen, evenzoveel openhartige antwoorden.Vandaag: Joachim Pohlmann (37), woordvoerder van Bart De Wever (N-VA) en auteur. Wie is hij in het diepst van zijn gedachten?
1. Hoe oud voelt u zich?
“Zoals ik ben, 37 jaar. (lacht) Een man van middelbare leeftijd. Mijn grootvader en mijn vader zijn allebei maar 62, 63 geworden. Logisch gezien ben ik al over de helft, dus in die zin ben ik een man van middelbare leeftijd. Nu, ik ben ook oud geboren. In mijn middelbareschoolperiode en aan de universiteit droeg ik kleren uit een ander tijdvak. (lacht) Ik was een wandelend anachronisme en ben dat altijd gebleven. Of ik daarom gepest werd? Nee. Ik was een buitenstaander en de anderen vonden het blijkbaar normaal dat ik wat apart was.
“Ik leef in een heel snel tempo. Ik heb een drukke job, ik schrijf boeken, columns voor De Morgen en volg ook een opleiding in het leger. Als ik nu overdramatisch wil klinken, zeg ik: ik ben mijn bucketlist aan het afwerken.”
Wie is Joachim Pohlmann?
- geboren op 16 januari 1981, in Lommel
- licentiaat politieke wetenschappen en antropologie (KU Leuven)
- was van 2006 tot 2013 speechschrijver van Bart De Wever en medewerker studiedienst N-VA
- sinds 2013 partijwoordvoerder en mediastrateeg van N-VA
- publiceerde twee romans: Altijd iets (2012) en Een unie van het eigen (2013)
- volgde een militaire basisopleiding als kandidaat-reserveofficier in Leopoldsburg
- woont met vriendin en zoon (1) in Borgerhout
- schrijft wekelijks een column in De Morgen
2. Wat vindt u een belangrijke eigenschap van uzelf?
“Mijn loyauteit en plichtsbesef. Ik ben enorm loyaal, zowel aan mensen als aan ideeën. Als ik de laatste twintig jaar overschouw, is er in mijn leven heel veel veranderd maar tegelijk ook niet. Mijn huidige vrouw is nog altijd het lief van twintig jaar geleden, ondanks een aantal onderbrekingen. (lacht) Ik behoor nog altijd tot de partij waarvan ik op mijn 16de lid ben geworden. Ik heb Bart (De Wever, red.) ontmoet toen ik 19 was en werk nog altijd voor hem.
“Zelfs als het moeilijk wordt, voel ik de plicht om voet bij stuk te houden, niet op te geven en gewoon door te gaan. Vandaag, in deze hypergevoelige en individualistische tijd, klinkt dat wellicht als verraad aan jezelf. Je moet zogenaamd altijd jezelf kunnen zijn en jezelf kunnen uitdrukken, terwijl dat voor mij niet zozeer van tel is. Ik ben geneigd om mij ten dienste te stellen van het grotere geheel. Een gezin, een idee, een gemeenschap. Ook al, en dat lijkt misschien paradoxaal, ben ik redelijk op mezelf. Zoals ik al zei: ik ben een buitenstaander. Ik kan niet goed om met groepen. Als ik in een groep zit van vier man heb ik al de neiging om mij mentaal terug te trekken. Eigenlijk ben ik een participerende observator.
“Of ik dan niet graag het woord voer? (lacht) Het hoort natuurlijk bij mijn functie, maar sociaal zijn is voor mij een opgave, dat gaat niet vanzelf.”
3. Wat is uw passie?
“Mijn passie is schrijven en politiek. Altijd al geweest, op alle mogelijke manieren. Voor ik woordvoerder was, werkte ik als speechschrijver en had ik veel meer tijd om te lezen en mij in teksten te verdiepen. Dat vond ik heel fijn, maar het was minder uitdagend dan wat ik nu doe. Ik heb dus wel een stukje van mijn passie opgegeven, maar in ruil heb ik zicht gekregen op de toppolitiek vanuit de cockpit. Ooit hoop ik wel weer meer te kunnen schrijven, want hoe dan ook: op mijn job als woordvoerder staat een houdbaarheidsdatum. Die druk hou je niet eeuwig vol.”
4. Wat is uw zwakte?
“Ik ben geen mensenmens. En ik kan heel hard zijn, zonder het zelf te beseffen. Ik mankeer een soort sociale gevoeligheid. Soms kan ik heel cassant zijn en mensen kwetsen, zonder dat ik dat wil. Ik ben te direct.”
5. Is het leven voor u een cadeau?
(lacht) “Neen, het is een opgave. Ik heb geen talent voor het leven, ook al klinkt dat misschien cru. Van jongs af aan lijd ik aan een gevoel van melancholie. Melancholie is op zich geen onaardige emotie, maar ze kan gevaarlijk worden als je erin begint te zwelgen. Als je niet oppast, verzuip je erin. Het heeft me dan ook heel wat tijd gekost om in te zien dat ik te veel in een andere tijd leefde, meer in het verleden dan in het heden, ook ideologisch en politiek. Het heeft jaren geduurd voor ik al die romantiek heb weten te bannen.
“Melancholie kan ik misschien het best omschrijven als een idealisering van iets wat niet meer bestaat. Zo herinner ik mij de zomer van het college naar de universiteit. We waren met alle vrienden van het middelbaar op Pukkelpop. Terwijl we naar het optreden keken, besefte ik: dit is de laatste keer dat we samen zijn, na Pukkelpop zal de groep uiteenvallen, ieder zal zijn eigen weg gaan. En het vreemde is: dat trieste besef van eindigheid schonk mij tegelijk een zeker genot.”
6. Welke kleine gebeurtenis kan u blij maken?
“De glimlach van mijn zoontje. Hij heeft een heel opgewekt karakter, net zoals zijn mama.”
7. Waar hebt u spijt van?
“Mijn vader is vroeg en plots gestorven. We hadden een gecompliceerde relatie. We hadden hetzelfde karakter, maar totaal verschillende visies op het leven en dat botste. Een typische vader-zoonrelatie, zou je kunnen zeggen. En normaal gezien komt dat weer goed. Je wordt ouder, je stelt je denken wat bij, maar die fase heb ik niet gehad. Zijn dood kwam te vroeg.”
8. Wat is uw grootste angst?
“Dat mijn vrouw of kind iets overkomt.
“Aanvullend: dat mijne kleine mijn karakter krijgt. (lacht) Ik benijd echt wel mensen die vrolijk in het leven staan. Ik zeg vaak tegen mijn vrouw: ik hoop dat hij zo blijft.”
9. Wanneer hebt u het laatst gehuild?
“Euhm. Dat moet ergens in augustus zijn geweest, toen mijn grootmoeder gestorven is. Vredig in haar slaap, zoals ze het gewild had. Toen ze naar de honderd ging, wist ik: ooit stopt het. Toch heeft haar dood er diep ingehakt. Ik was misschien wel voorbereid op de schok, maar niet op de pijn van het gemis.
“Een week lang ben ik elke avond van Brussel naar Geel gereden om haar lichaam te groeten. Ik ben geen professionele afscheidnemer. Een vrouw met wie ik zo’n innige band had, moest ik afgeven. Dat lag mij moeilijk.”
10. Wanneer bent u ooit door het lint gegaan?
“Hoe definieer je door het lint gaan? Je controle verliezen van angst, van woede? Ik word vaak woedend. Verbaal, ja. Al gooi ik ook weleens met dingen. (wijst naar smartphone) Dat kaske hier heeft al veel meegemaakt. Maar het is niet zo dat ik de controle volledig verlies, tenzij in momenten van dronkenschap. Niet dat dat zo vaak voorkomt, voor alle duidelijkheid. (lacht)
“Of ik moeilijk ben om mee samen te werken? Wellicht wel, ja. Maar mensen leren mij ook wel lezen. Ik ben voor de korte confrontatie. Aanslepende vetes ken ik niet. Mijn moeder zei altijd: ga nooit met ruzie naar bed. Met Bart kan ik weleens woorden hebben, maar dat is ook weer snel voorbij. Ruziemaken met Bart is moeilijk. Ik heb hem nog nooit zijn stem weten verheffen. Kwaad heb ik hem nog nooit gezien.”
11. Bent u een goede vriend?
“Ik ben niet iemand die er een massa vrienden op na houdt. Kwaliteit vind ik belangrijker dan kwantiteit. Ik heb een klein aantal vrienden die ik ken van het college en van Leuven, en dat is het zo een beetje. Nog altijd dezelfde groep van toentertijd. Het voordeel is dat je samen een lange weg hebt afgelegd. Je kent elkaar door en door en kunt veel van elkaar verdragen.
“Veel van mijn vrienden zitten in de partij. We hebben elkaar leren kennen toen de N-VA nog niet bestond en kwamen samen in een café in Leuven, Onder ten Toren. Matthias Diependaele, die daar tapte, Theo Francken, die op kot zat in de buurt, Sander Loones en ik.
“Hoe ik mijn relatie met Bart definieer? Die is door de jaren heen voortdurend veranderd. Eerst verhielden we ons als leraar-leerling, daarna als leermeester-leerjongen, later als collega’s en nu als professionele vrienden. Beste vrienden zou ik niet zeggen, daarvoor zijn we te verschillend. We hebben andere interesses. We delen natuurlijk wel een ideeënwereld, maar hebben al zo vaak contact dat we elkaar in onze vrije tijd niet nog eens hoeven te zien. Al is in ons vak vrije tijd relatief, natuurlijk. Zaterdag en zondag zitten wij elkaar nog te bellen en te sms’en. (lacht)
“Het voordeel van een vriendschapsband is dat je makkelijker je mening kunt ventileren zonder dat je bang moet zijn hoe je gaat overkomen. In de politiek kunnen discussies weleens emotioneel worden. Als je elkaar goed kent, til je er niet te zwaar aan en ben je het meteen weer vergeten.”
12. Welk kunstwerk heeft u gevormd of heeft een blijvende indruk nagelaten?
“Apocalypse Now. Een geniale film, misschien wel het laatste gesamtkunstwerk door onze beschaving gemaakt. Als kind keek ik al graag naar oorlogsfilms en Apocalypse Now was er een van, maar toen ik 17, 18 was, begon ik hem te bekijken als een metafoor voor oorlogswaanzin.
“Tijdens mijn studies antropologie moesten we Heart of Darkness lezen van Joseph Conrad, waarop Apocalypse Now gebaseerd is. Door het boek te lezen, merkte ik dat er nog zo veel meer lagen in steken en hoe waanzinnig goed die film wel is. Het is western, opera, poëzie, filosofie, literatuur,... alles ineen. Bijna wagneriaans. Hoe krijg je zoiets voor elkaar, vraag ik me af? Als je de making-of bekijkt, zou je kunnen concluderen dat het succes te danken is aan toevalligheden. Marlon Brando die zijn lijnen niet kende, waardoor ze die op de set hebben moeten verzinnen. Brando die te dik was, waardoor ze hem alleen maar in de schaduw konden filmen en je die zware contrasten krijgt. Maar ik geloof niet in toeval. Wel geloof ik dat je omstandigheden kunt creëren waarin je toeval afdwingt. De kunst bestaat erin het toeval te zien en naar je hand te zetten.”
13. Hebt u ooit een religieuze ervaring gehad?
“In de zin dat je je helemaal in de groep verliest, ja.
“Dat was in 1999, toen mijn ploeg NAC Breda tegen Ajax speelde, de laatste wedstrijd van het seizoen. NAC moest winnen om niet te degraderen, maar Ajax stond 1-2 voor. In de laatste 10 minuten maakte Earnie Stewart gelijk: 2-2. Heel het stadion veerde op, er was nog hoop. Maar het gebeurde niet. De scheids floot af. De spelers vielen uitgeput op de grond. We degradeerden.
“In alle verslagenheid hoorden we de spionkop ‘You never walk alone’ aanheffen. Eerst heel stilletjes, maar dan volgde heel het stadion, zo’n 19.000 man. Op dat moment word je meegezogen door de groep. Je verliest elke individualiteit. Een heel vreemd gevoel. Aantrekkelijk, maar tegelijk angstaanjagend. Want ik ben heel wantrouwig tegenover dat soort groepsdynamieken. Ik wil letterlijk altijd hoger gaan staan zodat ik het overzicht over de massa kan bewaren. Maar op dat moment voelde ik mijn weerstand afbreken.
“Daarom ook dat religie en politiek beter zo ver mogelijk van elkaar wegblijven. Als je terugdenkt aan Neurenberg, waar de partijdagen van de NSDAP werden gehouden, en je ziet die mensenmassa opgaan in de ideologie van het nazisme, kun je alleen maar besluiten dat dat soort religieuze ervaringen in de politiek extreem gevaarlijk en extreem fout is.”
14. Hoe kijkt u naar uw lichaam?
“Euhm, dat is grondig veranderd. Vroeger was ik een en al geest. Ik beschouwde mijn lichaam hooguit als de drager ervan. Tot de aanslagen in Parijs en Brussel mij bewust maakten van mijn lichamelijkheid. Ik ben dan ook beginnen trainen: eerst krachttraining, dan gewichtstraining en boksen, daarna ben ik het leger ingestapt. Door die oefeningen besef je dat je vrij veel van je lichaam kunt eisen, wat dan weer een weerslag heeft op je denken. Vroeger dacht ik heel erg cartesiaans: ik zag mijn lichaam en mijn geest volledig los van elkaar. Nu merk ik dat het communicerende vaten zijn. Dat je lichaam wel degelijk een invloed heeft op hoe je denkt en hoe je de wereld percipieert. En andersom.
“Waar ik wel een enorme afschuw van heb, is de cultivering en esthetisering van het lichaam. Wat voor nut heeft dat nu? Dat lijkt me puur narcisme.”
15. Wat vindt u erotisch?
“Sekssymbolen uit de jaren 60 en 70. Brigitte Bardot, Claudia Cardinale, Sophia Loren. Dat soort fotografie, die sensualiteit, die impliciete erotiek. Het suggestieve dat ze uitstralen. Tegenwoordig is het allemaal zo explosief in your face. Die vrouwen waren ook minder van plastic. Letterlijk en figuurlijk.”
16. Wat is uw goorste fantasie?
“Het plan-Pohlmann. Ik ga een onthulling doen. Enkele jaren geleden ben ik begonnen met het neerschrijven van een gedachte-experiment. Mocht alles wat je op Twitter over N-VA leest, nu eens écht waar zijn? Wat voor partij zou dat dan zijn? Ik ben dat idee gaan doortrekken tot in het absurde, in de zin van: hoe kunnen we de meest amorele politieke gedachten op zo’n manier uitleggen dat ze logisch beginnen te klinken en mensen bereid zijn om ze te geloven? Dat is ook wat Orwell beschrijft in 1984: hoe je via taal het aberrante reëel kunt maken.
“Ik heb al een hele lijst opgesteld met x aantal voorstellen die volstrekt amoreel zijn. Een voorbeeld? (scrolt door smartphone) De levensduurvermindering. Iedereen verplicht euthanasie op 67. Je kunt dat idee op een manier verkopen dat het logisch klinkt. Dat is begonnen met de hele discussie over de pensioenleeftijd. Stel je nu eens voor dat iedereen moet werken tot hij doodvalt. In plaats van arbeidsduurvermindering levensduurvermindering. Het is totaal amoreel, maar je vergrijzingsprobleem is opgelost, je gezondheidszorgprobleem is van de baan, je realiseert enorme besparingen in de begroting. Je moet het maar uitleggen. Dat is het fascinerende en tegelijk verwerpelijke van taal.
“Nu, dit voorbeeld is nog redelijk beperkt in zijn absurditeit. Het wordt alleen maar absurder en absurder. Een ware dystopie. Ik zou er dus graag aan toevoegen dat ik niet van plan ben om het plan-Pohlmann ooit daadwerkelijk uit te voeren. Want ik kan me de kop op de voorpagina van De Morgen al voorstellen.” (lacht)
17. Welk dier zou u willen zijn?
“Laat mij maar een vos zijn. Ik ben opgegroeid in een bosrijke omgeving en vond opgezette vossen als kind al fascinerend. Een mooi dier, sluw, en met een elegante staart.”
18. Hoe was de relatie met uw ouders?
“Toen ik afgestudeerd was, is mijn vader gestorven. Mijn ouders hadden een restaurant, maar na de dood van mijn vader is mijn moeder ermee gestopt.
“Mijn ouders waren babyboomers, soixante-huitards. Ze stonden nogal vrij in het leven, minder gehinderd door loyauteit en plichtsbesef en dat botste weleens. Vooral met mijn vader, omdat wij dezelfde karakters hadden. Hij was heel uitgesproken, koppig. Ik herinner me dat we altijd heel heftige discussies hadden, maar op het eind zijn we ermee opgehouden omdat het altijd ambras werd. Dat hoort bij het opgroeien, neem ik aan. Elke generatie zet zich af tegen de vorige. Ik heb een periode gehad dat ik de soixante-huitards de schuld gaf van alles wat fout ging in de samenleving, maar met de jaren zie je natuurlijk in dat die erfenis niet in haar geheel slecht was.
“Mijn moeder was minder uitgesproken dan mijn vader. Ze probeerde mij op subtielere wijze te sturen, wat ook beter werkte. Zo heeft ze ervoor gezorgd dat ik uiteindelijk niet naar de cadettenschool ben gegaan, wat ik toch graag gewild had. Maar goed, dat is het leven.”
19. Hoe definieert u liefde?
“Ik heb er niet meteen een antwoord op. Ik weet eigenlijk niet of er een sluitende definitie van bestaat. De liefde die ik voel voor mijn zoon is een andere soort liefde dan voor mijn vrouw, die ook weer een andere soort liefde is dan voor mijn moeder. Geef mij een jaar en ik geef jullie een definitie. (lacht) Sommige definities klinken wel leuk, maar zodra je er dieper over begint na te denken, doorprik je ze snel. Op deze vraag ga ik mijn joker inzetten. Mag dat?”
20. Hoe zou u willen sterven?
“Vredig in mijn slaap. Zoals mijn grootmoeder.
“Kennen jullie die film, Johnny Got His Gun? Waarin een soldaat die getroffen is door een granaat al zijn zintuiglijke vermogens verliest en enkel nog met zijn hoofd ‘SOS kill me’ in morse op zijn kussen kan slaan. Gevangen komen te zitten in je lichaam, het locked-insyndroom, dat moet een verschrikking zijn.
“Wat ik zou kiezen als laatste avondmaal? De pejenstoemp met worst van mijn grootmoeder.”
21. Wat is voor u de hel op aarde?
“Gevangen zitten in oorlogsgebied, gescheiden zijn van je naasten en niet weten wat hun lot is. De belegering van Aleppo, erger wordt het niet. De Holocaust moet de hel geweest zijn, maar dat kan ik mij moeilijker voorstellen. De wreedheid ervan gaat je inlevingsvermogen zo ver te boven dat het niet meer te bevatten is.”
22. Hebt u zichzelf ooit betrapt op racistische gevoelens?
“Als kind wel ja, maar toen was ik te jong om me ervan bewust te zijn. In het vijfde studiejaar heb ik een klasgenoot ‘mottige Turk’ genoemd omdat we ambras hadden op de speelplaats. Verder niet, ik heb nooit iemand gediscrimineerd.
“De term racist wordt vandaag zo gemakkelijk gebruikt dat hij zijn betekenis aan het verliezen is. Het woord is onderhevig aan inflatie. De betekenis ervan verschuift voortdurend, waardoor mensen naast elkaar gaan praten. Liesbeth Homans heeft ooit half Vlaanderen over zich heen gekregen met haar uitspraak: ‘racisme is relatief’. Een oud vrouwtje dat overvallen is en daardoor een angst heeft ontwikkeld, is nog iets anders dan een huisbaas die pertinent weigert om aan mensen met een andere huidskleur zijn huizen te verhuren. Dat zijn twee verschillende realiteiten. Is dat een racistische uitspraak van Homans? Neen. De bron wordt aangevallen. Mocht een onverdachte bron exact dezelfde woorden gebruiken, het zou anders gepercipieerd worden. It’s all in the eye of the beholder.”
23. Wat betekent geld voor u?
“Een middel om mijn gezin een vorm van autonomie te geven. We wonen in Antwerpen, maar nu we een kind hebben, lijkt het ons wel makkelijker om dichter bij de familie te gaan wonen. Daarom ga ik nu het huis van mijn grootmoeder in Geel overnemen. Dat moet helemaal verbouwd worden, dus het zal serieus wat kosten. Daarvoor werk ik eigenlijk, voor de rest interesseert geld me weinig.”
24. Wat is uw vreselijkste vakantieherinnering?
“Die heb ik niet. Ik ben geen reiziger. Als we op vakantie gaan, bezoeken we de familie van mijn vrouw in Bretagne of gaan we naar Berlijn. Dat klinkt saai, hè. (lacht) Ik ga graag naar de diepte. Berlijn vlooi ik helemaal uit, tot op de vezels. Naarmate je vertrouwd raakt met een plek, begin je ook op het ritme ervan te leven. Ik verkies de diepe ervaring boven de oppervlakkige indruk.
“Tja, hoe ga ik uit dit interview komen, begin ik me nu af te vragen.” (lacht)
25. Wie zou u hier uw gedacht willen zeggen?
“Zoals ik al zei, ik zeg te veel mijn gedacht en vaak op een botte manier. Zonder dat ik zelf besef hoezeer ik anderen daarmee kan kwetsen. Ik kan iemand pakken waar het pijn doet. Onbedoeld, hè. Ik moet er echt aan werken.”