Het Groot Onderhoud
Ex-superflik: "Bij de Antwerpse politie is de machocultuur terug"
Hij versloeg de Albanese maffia, werkte voor het Vlaams Blok en werd veroordeeld voor slagen en verwondingen. Nu werkt hij als vrijwilliger bij de ambulance in Borgerhout. Ja, ex-superflik Bart Debie (42) is een ander man geworden. Maar hij ziet het bij de Antwerpse politie weer de verkeerde kant opgaan. "Ik hoop dat het niet uit de hand loopt."
"Ik heb vroeger dingen verkeerd gedaan”, zegt Bart Debie. “Dat wil ik gerust toegeven. Ik ben er af en toe een beetje te hard tegenaan gegaan. Daarom wil ik nu iets terugdoen. Ik wil mensen helpen, voor mij is dat een kans om iets goed te maken. En dat geeft mij veel voldoening. Toen ik flik was, kreeg ik nooit applaus. Nu gebeurt het dat mensen mij eens goed vastpakken om mij te bedanken. Dat doet deugd.”
Er was een tijd dat zowat heel Vlaanderen hem kende. In de jaren 90, toen hij als superflik met succes de Albanese maffia in Antwerpen te lijf ging. Samen met de huidige Antwerpse politiebaas Serge Muyters speelde Bart Debie destijds de hoofdrol in de realityshow Het leven zoals het is. Het ging er stevig aan toe in die dagen. “Ze noemden ons de bezems”, zegt Debie. “Het Schipperskwartier moest koste wat het kost opgekuist worden en dat hebben we gedaan. Ik heb vaak mijn leven gewaagd.”
Zijn blitzcarrière bij de politie liep slecht af. In 2003 werd hij beschuldigd van slagen en verwondingen en aanzetten tot racisme – reden genoeg voor Filip Dewinter om hem in dienst te nemen als adviseur voor het Vlaams Blok. In 2008 werd hij veroordeeld. Nog drie jaar later, na de aanslagen van Anders Breivik, vielen de schellen hem van de ogen en kapte Bart Debie ook definitief met de politiek.
En toen begon zijn nieuwe leven. Vandaag runt de ex-superflik een bedrijf dat medisch materieel verkoopt en EHBO-cursussen organiseert in bedrijven. Maar zijn echte passie is mensen helpen, zegt hij. Debie werkt als vrijwilliger voor de ambulance in Borgerhout – net die buurt waar hij vroeger de orde moest handhaven. “Ik ben vandaag een ander man”, zegt hij. “En ik ben u heel dankbaar dat u eens naar mijn verhaal komt luisteren. Want dat verleden blijft mij achtervolgen. Ik verwacht geen applaus of vergiffenis, maar ik zou wel graag van dat slecht imago verlost raken. Want dat beeld van vroeger blijft maar hangen. Dat is de pest met het internet, natuurlijk: Google never forgets. Wie mijn naam opzoekt, krijgt meteen dat verleden voorgeschoteld. Ik geraak er niet van af. Straks wordt Dutroux nog sneller vergeven dan ik.”
Op een Humo-interview na was Debie de laatste jaren niet meer in de pers te bespeuren. Tot hij twee weken geleden opdook in een kort, maar opmerkelijk artikel in Gazet van Antwerpen. Na botsingen tussen jongeren en politie had de Antwerpse burgemeester Bart De Wever (N-VA) beweerd dat het al 20 jaar hetzelfde is, met dezelfde jongeren en in dezelfde periode, bij het einde van de ramadan. En dat klopt niet, zei Debie in Gazet van Antwerpen.
“Ik ken die buurt al 20 jaar”, zegt hij terwijl hij de koffie laat aanrukken in zijn woonkamer in Lint. “Ik heb jarenlang als agent in Borgerhout gewerkt, nu werk ik er als ambulancier. En ik kan u verzekeren dat het daar veiliger is dan ooit. Er zullen vast problemen zijn, maar wij moeten veel minder dan vroeger uitrukken om slachtoffers van een vechtpartij te verzorgen. Het gaat daar beter dan ooit, in tegenstelling tot wat u in de krant soms leest.”
Vergelijk eens met 20 jaar geleden.
Bart Debie: “Alles is verbeterd in Borgerhout. De straten zijn properder, de huizen worden beter onderhouden. Ook wat jongeren betreft, zie ik een groot verschil. Begin jaren 90 werden veel jongeren nog niet goed opgevolgd door hun ouders, ze spraken de taal niet, er waren soms culturele wrijvingen. Dat is vandaag helemaal anders. Die gasten spreken beter Antwerps dan u en ik samen. Dat zijn echte Belgen.”
Dus De Wever slaat ten onrechte alarm?
“Hij beweert dat Borgerhout al jaren dezelfde problemen heeft. Dat is vreemd, want het is de eerste keer dat hij dat zegt. Waar was hij de voorbije vijf jaar? Wat hij zegt, klopt niet. Ik zie maar één reden voor zijn uithaal: het zijn volgend jaar verkiezingen en hij wil de rechtse kiezer paaien. Hij heeft zelfs gezegd dat hij wil onderzoeken of hij die jongens het land kan uitzetten. Waar haalt hij dat? Dat zijn gewoon Antwerpse tieners.”
Hoe verklaart u de opstootjes dan?
“Die jongeren worden constant in de gaten gehouden door de politie, pleintjes hangen vol camera’s. Zij voelen zich bekeken. Nu is dat niet erg als je niets verkeerd doet, maar daarbovenop zien ze om de twee minuten ook een politiewagen passeren. Dat werkt natuurlijk enorm op de zenuwen. Voor mij is het een déjà-vu, want zo was het toen ik begon als flik: geen wijkwerking, het enige wat de politie deed, was door de wijk rijden in een combi. Wel, die tijd is helemaal terug. Het gaat weer helemaal bergaf.”
Hoe hebt u dat destijds zien veranderen?
“Het was hoofdcommissaris Luc Lamine die dat destijds heeft veranderd. Hij stuurde wijkteams op pad. Te voet. Wij wandelden door de wijken, ik heb nog mee voetbal en basketbal gespeeld. Ik kende de meeste jongeren bij de voornaam. En dankzij onze contacten werden problemen soms automatisch opgelost. Zo had ik een goede band met een Turkse man die veel gezag had in de moskee. Als wij in de wijk een probleem hadden met Turkse jongeren, dan belde ik naar die man en het werd opgelost.”
Hoe dan wel?
“De ouders van de probleemjongeren werden in de moskee aangesproken op het gedrag van hun kinderen. Dat werkte goed. Nu, zelf heb ik dus geen problemen met allochtone jongeren. Integendeel. Ik ben vannacht nog met de ambulance een ladderzatte autochtone Belg gaan ophalen in Hoboken. En wie had ons gebeld? Wie was bij die man gebleven tot wij er waren? Twee allochtone jongens. Dat lees je nooit in de krant.”
Maar op de Sinksenfoor is er wel degelijk gevochten met de politie.
“Er is met eieren gegooid, heb ik gelezen. Vreemd, dat zullen dan onzichtbare eieren geweest zijn, want ik was die dag op de Sinksenfoor, omdat een zwangere vrouw onwel geworden was in een attractie, en ik heb geen eieren gezien. Als flikken of hulpverleners vaak last hebben van agressie, moeten ze zich misschien eens afvragen hoe dat komt, en of het niet aan hen zelf ligt. Ik zie dat ook in het ziekenhuis: mensen die zelf verzuurd of agressief reageren, krijgen vaak vijandige reacties.”
Maar de politie moet toch kunnen ingrijpen?
“Uiteraard. En geweld tegen de politie is uit den boze. Maar agenten moeten er ook mee leren leven dat de tijden veranderd zijn. Als een 13-jarige je begint te filmen, moet je niet meteen in de aanval gaan en die jongen met vier man onderuit schoppen. Met zo’n macho-aanpak loopt het nogal snel uit de hand. Het probleem is ook dat die agenten nog erg jong zijn en levenservaring missen. Ik was zelf ook een snotneus toen ik begon. Met wat levenservaring kun je situaties beter ontmijnen zonder geweld.”
Is het probleem ook niet dat agenten tegenwoordig overal vandaan komen?
“Dat is zo. Sinds de politiehervorming hoef je niet meer te wonen in de stad waar je werkt. De Antwerpse agenten komen soms uit Limburg, of van de kust. Die kennen de stad dus niet. En dat leidt tot misverstanden. Ik heb het onlangs zelf nog meegemaakt. Ik doe met de ambulance een interventie in Borgerhout. Binnen de korste keren worden wij omringd door honderd allochtonen. Die kwamen ons helpen, voor alle duidelijkheid. Maar op de beelden van de politiecamera’s leek het alsof wij belaagd werden.”
En schoot de politie u te hulp?
“Er kwam vrij snel een combi aan, ja. Met de bedoeling om ons te ontzetten. Wat dus niet nodig was. Gelukkig kon iemand vrij snel duidelijk maken dat iedereen aan het helpen was, en dat wij niet werden belaagd, of dat was daar een serieuze aflap geworden.”
Een wat?
(lacht) “Een vechtpartij, een aflap, noemden wij dat vroeger.”
Laten we het eens over vroeger hebben. Waarom bent u destijds flik geworden?
“Ik studeerde geneeskunde, toen thuis het geld op was. Ik heb niet zo’n aangename jeugd gehad. In mijn tweede kandidatuur ben ik moeten stoppen, om te gaan werken. Ik was nogal sportief en had, onder meer in de fitness, een paar vrienden die bij de politie waren. Zij hebben mij aangespoord om ook agent te worden. Ik weet nog dat ik stage deed in de Gasstraat in de Antwerpse Seefhoek: de baas was daar een alcoholist die de hele dag door dronk. Op een dag had hij zelfs een milieubox vol sangria meegebracht.”
Dat waren tijden.
“In alle opzichten. De bijnaam van dat kantoor was Stalag 27, een verwijzing naar de concentratiekampen van de nazi’s. Als er ergens een vechtpartij was, dan gingen die agenten dat even oplossen met de harde hand: met een aflap in het café, waar nooit een proces-verbaal van werd opgesteld. De officieren gingen naar de seksbars: als wij aan het patrouilleren waren, zagen we hen soms dansen op de toog. Dat kon toen allemaal nog. Onder korpschef Luc Lamine is dat allemaal veranderd.”
U maakte snel carrière toen.
“Veel te snel. Dat heeft later in mijn nadeel gespeeld, omdat ik veel collega’s over het hoofd was gesprongen. Ik werd adjunct-commissaris toen ik nog maar 24 was. Samen met Serge Muyters moest ik de Albanese maffia en de prostitutie aan het Falconplein aanpakken. Iedereen wist dat Debie niet bang was van de Albanezen, en dus gaf Léona Detiège, die toen burgemeester was, ons de opdracht om dat op te kuisen.”
Waarom was u niet bang van de Albanezen?
“Dat weet ik niet. Ik ben nooit bang geweest. Nog altijd niet.”
Beheerste u een gevechtssport?
“Nee. Ik deed aan korfbal.”
Pardon?
(lacht) “Dat is een fysiek heel harde sport, hoor. “Ik ben nog jeugdinternational geweest. Ik vond dat geweldig. Soit. Die Albanezen, dus. In die tijd was Victor Hoxha de baas van de Albanese maffia. Er ging geen week voorbij zonder schietpartij of afrekening in het milieu. Wij hebben dan, met toestemming van de burgemeester, een database aangelegd van elke Albanees die rondliep in het Schipperskwartier.”
Qua etnisch profileren kan dat tellen.
“En met de toestemming van burgemeester en parket. Wij sloten elk weekend de hele hoerenbuurt af, om iedereen te controleren. Daar hielden wij een gigantisch bestand aan over, de database van Debie. De privacycommissie heeft dat later onmogelijk gemaakt, maar toen kon het en heeft het zijn nut bewezen.”
Lamine werd destijds wel eens bedreigd door de maffia. U ook?
“Absoluut. Toen mijn dochtertje voor het eerst naar de crèche ging, stond daar de hele dag een auto met Albanezen voor de deur. Toen heeft het parket hard gereageerd: van die familie zijn alle huizen en bankrekeningen in beslag genomen. De leider heeft later nog op mijn bureau liggen huilen. Toen was het gedaan met de dreigementen. Maar het was een harde tijd. Ik droeg 24 uur op 24 een wapen. Als ik met mijn vrouw ging eten, deed ik dat met de Glock onder mijn jas.”
Ooit mensen gedood?
“Twee keer. Wettige zelfverdediging. De tweede keer had ik net met Serge Muyters een huiszoeking gedaan in een pand waar minderjarige prostituees zaten. Op het moment dat we de deur willen openbreken, komt er een wagen recht op ons af gereden. Ik sprong opzij, maar Muyters bleef staan. Als ik toen niet had geschoten, was mijn collega er niet meer geweest. Daar is hij me altijd dankbaar voor geweest.”
Hebt u nu nog contact met hem?
“Af en toe chatten we eens. Wij waren goed bevriend, maar door mijn veroordeling is die vriendschap onmogelijk gemaakt. Ik beschouw hem als een correcte flik, maar ik vrees dat de kwaal van vroeger terug is. De machocultuur: ik zie jonge agenten met twee voeten in dezelfde val trappen als ik destijds. Je denkt dat je het voor het zeggen hebt en je je alles kunt permitteren. Deze week zag ik nog een wagen van het Snelle Respons Team een jongen omverrijden. (grijnst) Dat is niet echt een correcte arrestatietechniek.”
Zegt de man die werd veroordeeld voor slagen en verwondingen.
“Ik ben in 2008 veroordeeld, dat is juist. En mijn straf zit er al lang op. Maar dat proces was een farce. Ik ben sindsdien al mijn vertrouwen in justitie kwijt. Dat is heel erg om te zeggen, maar het is zo.”
U bent toch niet zomaar veroordeeld?
“Het is allemaal begonnen op 11 februari 2003, een dag die ik nooit zal vergeten. Ik ben met mijn team op pad als we op de boordradio horen dat er een probleem is in de Justitiestraat: een dronken man die bloempotten van de vensterbanken sleurt. Een doordeweekse interventie, peanuts. Wij rijden ernaartoe, stappen uit, en ineens stopt er een auto met een paar Turken, gewapend met loden staven en baseballbats. Die hebben we gearresteerd, en ik moet toegeven: dat verliep niet zo zachtaardig.”
U zou onderweg naar het politiekantoor tegen uw manschappen gezegd hebben dat u ‘dat lammeke’ weleens zou ‘slachten’, en vervolgens een arrestant met zijn hoofd tegen de verwarming geslagen hebben.
“Dat werd mij ten laste gelegd, juist. Het probleem is alleen dat ik daar helemaal niet was, ik ben toen niet mee gereden naar het politiekantoor. Ik ben in eerste aanleg dan ook vrijgesproken. Voor het Hof van Beroep, waar ik werd veroordeeld, heeft de man die ik zogezegd geslagen zou hebben, getuigd in mijn voordeel. Maar in het vonnis is daarvan niets terug te vinden. Ik ben trouwens ook veroordeeld voor het aanzetten tot racistische uitspraken. Ze hebben mij gepakt op alles wat ze maar konden bedenken.”
Waarom zouden ze dat gedaan hebben, als er geen reden was?
“Ik geloof niet in complottheorieën, maar twee dingen speelden in mijn nadeel: het feit dat ik sinds 2004 actief was bij Vlaams Belang, en het feit dat ik gepromoveerd ben na de politiehervorming. De ex-rijkswachters in mijn team hadden niet graag dat hun baas een flik was. In mijn dossier zit het sms-verkeer van een aantal onder hen dat ze mij zouden ‘flikken’ en ‘een kloot afdraaien’. Zo hebben ze over elke gewelddadige arrestatie die mijn team ooit heeft gedaan, beweerd dat ik het altijd was die geweld gebruikte.”
Uw bijnaam was naar verluidt Bart Penalty, vanwege uw feilloze traptechniek.
“Onzin. Die bijnaam bestond niet.”
Filip Dewinter noemde u zelfs Robocop.
“Nog zo’n compliment. Vreselijk. (zucht) Werd er soms bij een arrestatie te veel geweld gebruikt? Ja, dat geef ik grif toe. Maar die veroordeling deugde niet. Al toen ik in 2004, na mijn aanhouding, twee nachten in de cel zat, is mijn wereld ingestort. Patrick Janssens, die toen burgemeester was, wilde niet eens naar mij toe komen om mijn schorsing te tekenen. Erwin Pairon, toen schepen voor Groen, heeft dat dan gedaan. Hem ben ik eeuwig dankbaar. Die pakte mij vast en zei dat hij niet geloofde wat mij ten laste werd gelegd.”
U zei het daarnet al: in 2004, na uw aanhouding en schorsing, ging u aan de slag bij het Vlaams Blok. Waarom deed u dat?
“Ik zat zonder job. Via Rob Verreycken deed Filip Dewinter mij het voorstel om voor hem te komen werken. Het Vlaams Blok zat toen in volle transitie naar Vlaams Belang, naar aanleiding van het racismeproces. Dewinter vertelde mij dat hij verruimers nodig had: mensen zonder Vlaams-nationalistische achtergrond met een bepaalde expertise. Bij mij was dat veiligheid en justitie. Ik werd goed betaald en geloofde echt dat Vlaams Blok een fatsoenlijke partij wilde worden, in al mijn stomme naïviteit.”
In Humo vertelde u ooit dat in die partij nog altijd gegrapt wordt over Hitler.
“Ik heb retraites meegemaakt in Zuid-Frankrijk waar medewerkers van Dewinter naziliederen zongen. Op de verjaardag van Hitler – nonkel Marcel, zoals ze hem noemen – gaat een aantal Vlaams Belangers altijd uit eten om te vieren. In Duitsland heeft Jan Penris, die in het Vlaams Parlement zit, eens hakenkruisen gevormd met kaarsen in een kerk. Buiten deed hij de Hitlergroet naar voorbijgangers. Kunt u zich dat voorstellen?”
Is dat vandaag geen verleden tijd?
“Dat weet ik niet. Tom Van Grieken, de huidige voorzitter, doet alsof hij witter dan wit wast, maar ik ken zijn vader. Die werkte vroeger ook bij de politie. Ik herinner mij nog goed dat hij mij ooit eens om raad vroeg. Hij wist niet wat hij moest aanvangen met zijn zoon, die de hakenkruisvlag in zijn slaapkamer had opgehangen.”
Dat is een zware beschuldiging, die u eerder in Humo hebt geuit.
“Juist, en Van Grieken heeft mij toen aangeklaagd voor laster en eerroof. Hij doet maar, ik weet wat ik zeg. Ik weet nu dat ik nooit had mogen geloven dat die partij fatsoenlijk rechts zou worden. Daarom heb ik op een bepaald moment ook beslist om informatie over Dewinter en de partij door te spelen aan de staatsveiligheid.”
Wat de vorige baas van de staatsveiligheid ooit heeft ontkend.
“Dat zal wel. Ik weet wat ik gedaan heb. Ik was te gedegouteerd van wat ik allemaal zag. Zo heb ik ooit een congres in Brussel moeten organiseren met ene Björn Larsson, een Canadees die in heel Europa anti-islambewegingen sponsort. Op die bijeenkomst waren politici en lobbyisten van over de hele wereld aanwezig, inclusief een joodse man die openlijk zei dat we alle moslims maar beter naar de gaskamer kunnen sturen. Zelfs Anke Van dermeersch was toen gechoqueerd. Maar Dewinter glunderde. En Paul Belien ook.”
Paul Belien, die gehuwd is met ex-VB’ster Alexandra Colen, is altijd de netwerker achter het Vlaams Blok geweest. Vandaag is hij de man achter Geert Wilders.
“Toen ook al. Hij was ook de man die het contact met Larsson had gelegd. Die Larsson had trouwens nog iemand anders geïnspireerd. Ik krijg nog kippenvel als ik eraan denk: in 2011 vermoordt Anders Breivik in Noorwegen tientallen jongeren. In het manifest dat hij geschreven had, stonden alle mensen die aanwezig waren op dat congres in Brussel. Dat weet ik omdat het manifest ook in de mailbox van Filip Dewinter terechtkwam en ik het voor hem moest uitprinten. Toen is voor mij een morele grens overschreden.”
Officieel was u toen al uit de partij gezet. Eind 2010 had u op Facebook gejuicht omdat het erg slecht ging met de gezondheid van wijlen Marie-Rose Morel.
“Ik ben toen inderdaad uit de partij gezet, maar bleef achter de schermen voor Dewinter werken. En ik heb nooit gejuicht omdat Marie-Rose Morel ziek was. Wat men mij en mijn toenmalige vrouw kwalijk nam, waren twee berichten op Facebook. Wij hadden in die tijd een fitnesszaak in Brussel en hadden eindelijk, na heel veel gedoe, een attest voor de brandveiligheid gekregen. Daarop had ik aan mijn vrouw op Facebook laten weten: zet de champagne maar koud.”
Is dat zo, ja?
“Dat is absoluut zo. Ik weet nog dat ik de dag na dat bericht arriveerde bij de fractie in het Vlaams Parlement. Iedereen was totaal verbouwereerd. ‘Wat heb je toch gedaan?’, vroegen ze. Ik zweer u dat ik mij van geen kwaad bewust was. Maar Frank Vanhecke heeft mij officieel uit de partij laten zetten.
“Achteraf bekeken had ik nooit bij die partij mogen terechtkomen.
“Maar goed, ik heb de staatsveiligheid een paar jaar lang de agenda en mails van Dewinter gegeven, dus ik heb iets teruggedaan. Zoals ik dat nu ook probeer, als vrijwilliger bij de ambulance.”
U vraagt veel van mij, en van de lezer. Moeten wij alles geloven wat u vertelt?
“Ik besef dat ik de perceptie tegen heb. Maar perceptie is iets vies. Ik heb tot mijn scha en schande moeten ondervinden dat de pers een mens kan maken en kraken. Er zijn artikels over mij verschenen met de grootste leugens, dat ik arrestanten zou hebben gefolterd en noem maar op. Ongelofelijk. Ja, ik was een harde flik, maar ik ben nooit de man geweest die de pers van mij heeft gemaakt. Daarom ben ik ingegaan op uw vraag om een interview. Ik zoek de media niet op, maar ik wil wel de waarheid eens vertellen.”
Speelt dat verleden u nog altijd parten?
“Onlangs nog, toen ik voor mijn zaak een lening vroeg bij de bank, omdat ik een ander bedrijfje wilde overnemen. Alles was in orde, tot iemand in het hoofdkwartier in Brussel aan de plaatselijke bankier liet weten dat hij geen zaken mocht doen met Bart Debie. In het ziekenhuis maakte ik het onlangs ook nog eens mee: een dokter die mij aansprak op wat ze allemaal over mij op internet had gelezen. Ik heb haar geantwoord dat ik mijn leven al aan het wagen was toen zij nog met de blokjes speelde.”
Dat is natuurlijk geen argument.
“Ik wil mijn leven van vroeger niet verheerlijken, ik vraag ook geen medelijden, maar ik vraag wel begrip voor de context: ik was jong, ik maakte snel carrière en ik kreeg van mijn bazen de opdracht om de boel op te kuisen. Dat heb ik gedaan, en daarbij zijn soms klappen gevallen. Dat was de machocultuur van toen. Die groepsdynamiek is enorm, het is moeilijk om daar tegenin te gaan.”
En die is dus terug, denkt u.
“Die machocultuur is helemaal terug. En als ik de straffe taal van Bart De Wever hoor, dan voorspelt dat weinig goeds. We hebben die sfeer eerder ook meegemaakt, 15 jaar geleden.”
Bedoelt u de rellen in Borgerhout na de moord op islamleraar Mohamed Achrak?
“Ja, die herinner ik mij nog goed. Nog voor de moord op Achrak was de sfeer in de stad enorm gespannen, vooral tussen politie en allochtone jongeren. Ik weet nog dat Léona Detiège, toen burgemeester, zei dat ze geen enkele Marokkaan meer op straat wilde zien. (grijnst) Qua etnische profilering kon dat ook wel tellen.”
Tijdens de rellen stonden Dyab Abou Jahjah, toen leider van de AEL, en uw chef Luc Lamine oog in oog. Deed Abou Jahjah toen moeite om de boel te bedaren, of stak hij het vuur aan de lont, zoals sommigen nog altijd beweren?
“Toen dacht ik dat hij het vuur aanstak. Maar hoe het echt zat, durf ik niet te zeggen. Ik heb nooit met hem gepraat, dus ik probeer niet te oordelen. Na de recente uitspraken van Bart De Wever over allochtone jongeren ben ik wel bang dat de sfeer opnieuw sterk kan verslechteren. Ik hoop maar één ding: dat het niet opnieuw uit de hand loopt.”
Wat moet er gebeuren om de sfeer te verbeteren?
“Investeer opnieuw in wijkpolitie. Zorg dat al die agenten goede sociale vaardigheden hebben. Behandel mensen met respect. En betrek die jongeren in positieve projecten. Ik geef een voorbeeld waar ik zelf aan wil meewerken. Waarom organiseren we op al die pleintjes geen EHBO-cursussen voor die gasten? Dan leren ze iets bij en kunnen ze meehelpen als er ergens iets gebeurt. Daar wil ik graag mee mijn schouders onder zetten.”
U wil de wereld verbeteren.
(lacht) “Ik wil iets terugdoen. Ik kom bijvoorbeeld ook in contact met vluchtelingen of mensen die illegaal in het land zijn. Die mensen zijn vaak uitgeput en ziek van de lange tocht en de ontberingen. Onlangs heb ik nog een baby kunnen helpen van een moeder die geen Nederlands sprak. Zij moest mij alles met handen en voeten uitleggen. Maar het is gelukt, we hebben haar kind gered. Een ongelofelijk gevoel. Daar doe ik het voor.”