GetuigenisDie ene patiënt
Een hulparts op de spoed over de patiënt die zijn leven veranderde: ‘We hadden alles geprobeerd, maar de baby was onder onze handen gestorven’
Artsen en verpleegkundigen vertellen over de patiënt die hun leven voor altijd veranderde. Deze keer: hulparts op de spoed Soufian el Bouazati.
‘Het was Kerstmis, mijn dienst was net begonnen toen de verpleegkundige me kwam waarschuwen: er was een baby binnengebracht en het ging niet zo goed. De moeder was drie dagen eerder op de huisartsenpost geweest omdat haar kind het benauwd had en niet wilde drinken. Nu zat ze op onze spoeddienst. Toen ik kwam was de kinderarts al bezig.
“Een halfuur later werden de zorgen van de verpleegkundige waarheid: op de monitor zagen we de hartslag van de baby snel dalen. Ik begon direct met hartmassage, ik omvatte de borstkas en duwde met mijn duimen op het borstbeen. Op de foto die we hadden laten maken was een vergroot hart zichtbaar, de baby leed aan hartfalen. Met medicijnen probeerden we het hart weer op gang te krijgen.
“De kinderarts had al overlegd met het nabijgelegen academische ziekenhuis en hield telefonisch contact met de kinderintensivist, die in de ambulance met spoed onderweg was naar ons ziekenhuis. Mijn handen begonnen te verzuren, maar er was geen tijd om daar aandacht aan te geven. We stonden er met een heel team omheen, iedereen voelde de spanning rond het bed.
“Na een halfuur arriveerde de intensivist. We probeerden andere medicijnen om het hartje weer op gang te brengen. Mijn handen verkrampten en ondertussen voelde ik de kleine borstkas in mijn handen steeds stugger worden. En al die tijd was het gezicht van de baby vlakbij. Toen ik niet verder kon, nam een collega de reanimatie over. De kinderarts sprak ondertussen met de moeder.
“Vlak daarna keek de intensivist ons aan en vatte samen wat we allemaal hadden gedaan. Hij kwam tot de conclusie dat we niets meer konden doen en vroeg ons of we het ermee eens waren dat we de reanimatie zouden staken. We hadden alles geprobeerd, maar het was tevergeefs geweest. De baby was onder onze handen gestorven.
“Toen reageerde de moeder, die al die tijd achter in de kamer had gezeten en alles had gezien. Ze duwde iedereen opzij en pakte haar kind stevig vast. Op dat moment brak ik. Ik had zelf een baby die net zo oud was, ze leken op elkaar. Ik realiseerde me dat het mijn kind had kunnen zijn dat daar lag. Ik sloot mezelf op in de koffiekamer en liet mijn emoties gaan. Emoties die ik geen plaats kon geven, want als arts mag je toch niet huilen?
“Iedereen was verslagen. Veel tijd hadden we niet, andere patiënten hadden onze zorg nodig. Aan het eind van mijn avonddienst moesten we opnieuw een patiënt reanimeren, een oudere dame van tweeëntachtig jaar. Ze was benauwd en op de monitor zagen we haar hartslag plots stoppen. Ook haar konden we niet redden. Maar ik voelde geen emotie meer. Het contrast tussen mijn gevoelens was groot die avond.
“Die nacht heb ik nauwelijks geslapen. Ik bleef me afvragen of we meer hadden kunnen doen, of we het anders hadden moeten aanpakken. ’s Morgens vroeg schrok ik wakker met het gezicht van het kindje voor ogen en alles wat er was gebeurd speelde zich opnieuw in mijn hoofd af.
“Ons vak is emotioneel zwaar, we maken veel tragische gebeurtenissen mee. Die kunnen we niet allemaal met ons meedragen. Om helder en rationeel te kunnen blijven nadenken sluiten we ons af. Dat kan heel lang goed gaan totdat een gebeurtenis te dichtbij komt. Dat is het moment dat je bezwijkt, dat heb ik die avond ervaren.
“Een jaar later had ik met Kerstmis weer dienst. Er werd een zeventigjarige man binnengebracht die we met succes konden reanimeren. Maar mijn gedachten dwaalden af naar dat kindje van toen. Sindsdien is geen kerst meer hetzelfde.”
De getuigenissen in deze reeks komen uit het boek Die ene patiënt van journaliste Ellen de Visser.