InterviewVakantieliefde
‘Dougy houdt niet van zoenen, en doet niet alsof, hij houdt wel van mij’
Corine Koole sprak met twee mensen die in een zomer smoorverliefd op elkaar werden. Hoe ging het verder? En hoe kijken ze daar nu op terug? Vandaag: Elly (55) en Dougy (59) en hun zomer van 2019.
Elly
“Vorig jaar rond de lente werd ik ontslagen bij het bedrijf waar ik al tweeëndertig jaar werkte. Er was een reorganisatie, en ik was overtallig. Wat moest ik, op mijn leeftijd? Ik was gehecht aan mijn werk, gehecht aan de routine die het met zich meebracht. Ik zocht mijn dochter op in Madrid, maar dat was niet helemaal wat ik wilde. Nu had ik de tijd en het geld om zes weken weg te gaan, waarom ging ik niet eindelijk eens naar Nieuw-Zeeland?
“Ik kocht een ticket en een nieuwe rugzak, maakte een tussenstop in Kuala Lumpur en ontmoette bij de bushalte van het vliegveld in Queenstown een Amerikaanse die me uitnodigde te komen logeren bij een vriend van haar. Ha, zo gaat dat dus als je alleen op reis bent, dacht ik opgewonden. Tweeëndertig jaar hadden mijn dagen zich volgens hetzelfde ritme afgespeeld, nu zei ik klakkeloos ‘ja’ tegen een volslagen vreemde.
“De bus bracht me via een prachtige route langs zee naar een oud huis aan het einde van een landtong, veertig meter van de branding. De Amerikaanse kwam me halen en zei: vanavond eten we met z’n vieren, we hebben de nieuwe buurman ook uitgenodigd. En die avond at ik geroosterde hazelnoten en inheemse groenten, dronk wijn en rookte joints met twee Amerikanen en een echte Kiwi met handen waaraan je kon zien dat hij zijn leven lang hard had gewerkt.
“De volgende ochtend gingen we met z’n allen bomen planten, buurman Dougy zei in zijn Kiwi-accent: ‘The first thing I thought of this morning, was you’. Ik wist niet hoe te reageren, ik was niet naar Nieuw-Zeeland gekomen om een man te vinden, maar om de vrijheid opnieuw te ontdekken.
“Toch fascineerde hij mij. Ik merkte dat hij niet zomaar aan het strooien was met vleierijen, hij zei gewoon wat hij meende, zonder bijbedoelingen en toen hij aankondigde de volgende dag als vrachtwagenchauffeur bij een steengroeve te gaan werken, bood ik aan mee te gaan. Die dag heb ik acht uur lang naast hem gezeten, dit keer maakte hij een opmerking over mijn borsten, die hij mooi vond. En opnieuw klonken zijn woorden zo eenvoudig eerlijk – alsof ie een compliment maakte over een jurk – dat ik eerder geamuseerd dan beledigd was.
“We reden heen en weer tussen de steengroeve en een bouwplaats; hij vertelde over de boerderij op een hoogvlakte in Nieuw-Zeeland waar hij was opgegroeid; ik vertelde over de boerderij waar ik was geboren; wij deelden de ervaringen van dood en leven tussen de dieren en het gewas, al had ik nog nooit zoals hij schapen geslacht en geschoren. Hij zei: wat spreek je goed Engels. Hij zei: het eerste wat me opviel was je haar. Hij wist alles van helikopters, vliegtuigen, auto’s, hij kon alle voertuigen niet alleen bedienen, maar ook repareren.
“We spraken over Monty Python en Blackadder, luisterden naar U2 en ik raakte verbaasder en verbaasder. Hoe was het mogelijk dat een man aan de andere kant van de wereld zo op mij kon lijken. Achttienduizend kilometer hadden ons gescheiden, maar nu citeerden we samen lachend Life of Brian. Die avond sliep ik bij hem. Voor de kachel lag as, op tafel lagen papieren, er stond een vies bord, er lag een schaar, en hij deed geen enkele poging het te fatsoeneren voor mijn onverwachte komst. We knuffelden. Meer is die eerste nacht niet gebeurd, we hebben zelfs niet gezoend. Dat kwam een dag later pas, toen ik hem durfde te vertellen dat ik – geloof ik – verliefd aan het worden was. Ik was verrast door de opeenstapeling van toevallige ontmoetingen en gebeurtenissen die me naar hem hadden geleid.
“Hij vroeg me mee op een tocht over South Island, met meren waar gletsjers in uitmondden, met water zo blauw als het blauwste blauw. We aten crackers met kaas en dronken wijn, hij nam me mee naar een rugbywedstrijd en we leefden het leven van twee jonge backpackers en toen het voor mij tijd werd om naar Nederland te gaan, bracht hij me naar het vliegveld in Dunedin.
“Hij had het ineens druk met iets met zijn zoon, ik kon maar beter vertrekken. Een klopje op mijn schouders, bye love, toen draaide hij zich om en liep weg. Geen zoen, geen omhelzing, geen ‘ik hou van je’. Even was ik in de war, maar ik begreep dat ook dit gebrek aan romantische conventies deel uitmaakt van de ongedwongenheid waar ik razendsnel van was gaan houden. Dougy houdt niet van zoenen, en doet niet alsof, hij houdt wel van mij. We bellen nu een jaar elke dag. Als ik wakker word, zit hij met een whiskeytje aan zijn rommeltafel, dan mopperen we samen over Trump en tellen de dagen tot we elkaar weer kunnen zien. Hij gaat verhuizen naar een boerderij en vroeg ‘ga je mee’ en ik denk dat ik ‘ja’ zeg. Opnieuw, zonder alle consequenties te willen overzien.”
Dougy
“Die dag twaalf maanden geleden had ik de hele dag gewerkt, was moe en voelde er weinig voor om op de uitnodiging van de buren in te gaan om bij een etentje kennis te maken. Maar ik had ook geen zin om te koken voor mezelf, dus ik ging toch. Ik zag Elly zitten, dat wil zeggen, ik nam haar waar. Op een of andere manier zat ik aan tafel niet op de juiste plek om haar te kunnen aankijken en toen we klaar waren met eten ben ik snel naar huis gegaan; ik moest de volgende dag weer om vijf uur op.
“’s Ochtends werd ik wakker met een heel levendige gedachte aan haar. Gek, ik had haar zeer vluchtig ontmoet, wist niet of ze groot of klein was, maar daar zat ze en was niet weg te krijgen: levensgroot in mijn hoofd. Aan het einde van de dag besloot ik haar dan maar eens goed te gaan bekijken, ze was met haar vrienden bomen aan het planten en in haar grote overall zag ze er prachtig uit met een big fat ass. We begonnen te praten en bleken veel overeenkomsten te hebben. We groeiden allebei op op een boerderij. We keken dezelfde films en hielden van dezelfde jarentachtigmuziek, wie anders dan zij luisterde anno 2019 nog naar ‘Endless Road’ van de Time Bandits? De hele dag had ik de connectie gevoeld, en nu voelde ik die nog sterker.
“Maar het was meer dan die gemeenschappelijkheid, meer dan haar mooie lijf. Ik woonde alweer jaren alleen, ik hield van op mezelf zijn, maar achteraf durf ik te zeggen dat de liefde er sneller was dan het besef dat ik van haar hield. Er wordt weleens beweerd dat iedereen geboren wordt met een bepaald aantal grote liefdes in het vooruitzicht, ik was ervan overtuigd dat ik de mijne allemaal al had opgebruikt. Maar dit gebeurde gewoon. Later zou Elly zeggen: ik geef je er nog honderdduizend liefdes bij.
“Ze logeerde in het Captain’s House, een wit, houten huis op een landtong waar honderdvijftig jaar geleden de loods de grote schepen de haven binnenleidde. Een historische plek. Ze was zo grappig, en babbelend, en ze zag er zo gezond en fit uit, ik begon ernaar uit te kijken met haar te vrijen. En toen ze aanbood een dag mee te gaan in mijn truck stemde ik toe, al was het maar om haar bij daglicht weer wat beter te kunnen zien.
“Wat ik zeggen wil: ik liet alles gewoon gebeuren, zonder vooropgezet plan of idee van wat hoort en niet hoort. Niemand, ook zij niet, had het vreemd gevonden als ik had gezegd dat ik me ongemakkelijk voelde bij de aanwezigheid van een vreemde in mijn vrachtwagencabine.
“Maar it just happened, zonder wil, zonder druk. Zonder bedoeling. En het mooie was: in die ruige truck vol rotsblokken gingen de gesprekken gewoon verder. Zittend naast elkaar hoorde ik ons ineens praten over seks en groepsseks, een dag na onze eerste kennismaking. Niet op een intimiderende manier, maar uit nieuwsgierigheid en de behoefte onze gedachten aan elkaar te scherpen. Ik, die nooit over intimiteiten praat, met niemand.
“En zo ging het verder, ik hoefde alleen maar toe te geven aan wat het lot kennelijk in petto had. We reden in haar huurauto door het Zuidereiland, songteksten schoten door mijn hoofd, she is the woman I want, en hoewel het al winter werd in Nieuw-Zeeland was het prachtig weer. We rookten marihuana in het mistige landschap, ik hoorde U2 en de Time Bandits en reed met haar over eindeloze wegen. We liepen over het strand, ze vertelde over haar overleden zus en ik omhelsde haar. Beiden huilden we, ik huil nooit.
“Ik geloof niet in een voorzienige kosmos, noch in wonderen, maar dit alles was nooit gebeurd als we beiden niet bereid waren geweest de mogelijkheden te herkennen toen die zich voordeden. Ik, de eenzelvige Kiwi in een uithoek van Nieuw-Zeeland in een rommelig vrijgezellenhuis en zij de keurige mevrouw uit het bankwezen. Na haar ontslag had ze somber kunnen worden, maar ze greep de kans iets totaal anders te gaan doen en reisde naar de andere kant van de wereld. Een klassiek voorbeeld van serendipiteit: hoe je bij volslagen toeval een gelukkige ontdekking doet. We bellen elkaar iedere dag, en praten over familiedingen, simpele intieme conversaties die ik in de drieëntwintig jaar van mijn huwelijk nooit had.
“Maar laten we eerlijk zijn: ik ben verknocht aan dit land met de koeien en schapen en de ruimte en Elly heeft een prachtige plek in Nederland. Hoe brengen we die twee werelden samen? Het feit dat ze door heel die coronatoestand hier niet naartoe kon dit voorjaar, viel me zwaar. Ik mis haar. Niet de romantiek, daar kan ik makkelijk zonder, ik mis haar.”