InterviewFreya Van den Bossche
‘Het verschil tussen ons en Groen is gewoon te groot geworden om samen één programma te kunnen schrijven’
Bijna tien jaar werkte ze in de luwte, maar vandaag staat Freya Van den Bossche (48) weer vooraan op het politieke toneel. Al wil ze naar eigen zeggen vooral ten dienste van haar partij en haar idealen staan. ‘Je moet jonge mensen tijd geven om te groeien.’
Dat ze een plek op de tweede lijn heeft en dat he-le-maal prima vindt, zal ze in de loop van ons gesprek zeggen. Weer op het voorplan komen, staat niet met stip op haar verlanglijstje. Wat er ook van zij, ook vanop de achtergrond trekt Freya Van den Bossche alle aandacht naar zich toe.
Dat bleek vorig weekend weer eens, toen socialisten en liberalen Voor Gent officieel boven de doopvont hielden, hun gezamenlijke lijst waarmee ze in 2024 naar de gemeenteraadsverkiezingen trekken. Eén blik op het tafereel volstond om het te weten: Freya Van den Bossche is helemaal niets verleerd.
Ze lacht voluit wanneer we haar daarop wijzen. “Mijn paarse jas, hè? Ik heb die al een tijdje en heb hem zonder nadenken aangetrokken toen ik thuis vertrok. Maar zondagochtend hadden we eerst nog ons ledencongres, zij moesten nog beslissen of ze Voor Gent wel zouden zien zitten. En plots besefte ik: shit, als ik daar toekom met een paarse jas, gaan ze denken dat het allemaal al in kannen en kruiken is en hun stem er niet meer toe doet. Terwijl zij het wel degelijk waren die beslisten. Gelukkig had ik nog een neutrale jas in de auto liggen. Maar voor de foto’s later op de dag heb ik hem wel weer aangetrokken. Ah ja.” (lacht)
BIO
* geboren in Gent in 1975 * werd in 2003 werd voor het eerst federaal minister * was nog voor haar 30ste o.a. vicepremier en minister van Begroting * Vlaams minister tot 2014 * houdt zich in het Vlaams Parlement vooral bezig met Jeugdzorg en geestelijke gezondheidszorg * is samen met Eva Vettenburg, heeft twee dochters en een zoon
U hebt wel wat overtuigingskracht nodig gehad om de Gentse socialisten voor Voor Gent te doen stemmen. De Jongsocialisten en ook oud-burgemeester Daniël Termont waren allerminst enthousiast.
“Er was zeker scepsis. Er zijn een aantal kritische kanttekeningen gemaakt. Dat is prima, zo hoort dat wanneer je inspraak organiseert.
“Het scenario waar ik het meest bezorgd over was, was er eentje waarin een kleine meerderheid de samenwerking goedkeurde. Dan heb je het gevoel: dit is met lange tanden, maar de statuten bepalen wel dat de meerderheid heeft beslist. Gelukkig heeft 83 procent uiteindelijk voor gestemd. Dat is een heel duidelijke, ja. Een groot deel van de vakbond is tegen gebleven, maar Daniël en de Jongsocialisten waren nu helemaal overtuigd van de samenwerking, op basis van de inhoud van het akkoord dat voorlag.”
Eerlijk: die inhoud is niet om van achterover te vallen. Voor Gent is voor een leefbare, gezonde, veilige stad. Wie is dat niet?
(scherp) “Wij willen investeren in het sociale middenveld. Wie is daar niet voor? N-VA. Zij hebben recent nog in de gemeenteraad gepleit om die subsidies af te schaffen. Dat zijn subsidies waarmee wij bijvoorbeeld vrijwilligers deur aan deur laten gaan om mensen te helpen bij het aanvragen van isolatiepremies. Dat zijn initiatieven met vrijwilligers die bij oudere mensen op bezoek gaan en boodschappen doen, omdat zij vereenzamen. U zegt dat iedereen voor datgene staat waar wij voor staan? Zeker niet dus.
“Ik kon over onze visietekst onmiddellijk zeggen: hier staat het beleid van N-VA lijnrecht tegenover. Gent is een belangrijke cultuurstad. Kijk wat N-VA met cultuur doet in Antwerpen. Allee zeg, foto’s van de muur halen omdat de inhoud hun niet zint, dat zou in Gent nooit passeren.
“Het is niet aan mij om grote uitspraken te doen over samenwerken zolang er geen verkiezingen zijn geweest. Maar dat N-VA geen partner is die goed matcht met het DNA van Gent, dat mag ik toch wel duidelijk stellen.”
Het is wel bijzonder om te lezen dat jullie alles beter gaan maken: jullie willen discriminatie aanpakken, wonen betaalbaarder maken, minder regelneverij voor ondernemers. Verbeter ons als we ons vergissen, maar besturen liberalen en socialisten Gent niet al bijna vier decennia?
“Wacht, wacht. Het is niet omdat dat onze ambitie is, dat er in het verleden nooit wat aan gedaan is. Ik betwist sterk dat wij nog geen initiatieven tegen discriminatie nemen in deze stad. Wij hebben al tweeduizend van onze inwoners training voor omstanders gegeven: daarbij leer je wat je kunt doen als iemand met racisme of ander ongewenst gedrag wordt geconfronteerd. Praktijktesten, wij doen die steevast, terwijl er steden zijn die weigeren dat te doen. Kijk naar Antwerpen, waar het racisme welig tiert. Wij zeggen ook: de zorg wordt in Gent op geen enkel moment geprivatiseerd. Ook dat is een belangrijk verschil met Antwerpen.
“Vanzelfsprekend is er een logische lijn in ons bestuur van de afgelopen decennia, maar we willen toch elke keer een aantal stappen verder gaan.”
Mathias De Clercq beklemtoonde bij de voorstelling dat de alliantie met Vooruit een keuze is vanuit het hart en vanuit overtuiging. Maar uiteindelijk is hét doorslaggevende argument, zowel voor hem als voor jullie, toch heel duidelijk: de macht verzekeren?
“We moeten daar niet flauw over doen, wij willen impact hebben met Vooruit. Voor Gent heeft uiteraard de ambitie om te besturen zodat we de dingen kunnen veranderen en beter kunnen maken, punt. Dus dat heeft zeker meegespeeld in onze beslissing.”
Vooruit had in Gent geen sterk boegbeeld meer, zeker niet aangezien Conner Rousseau niet wilde verhuizen. Vooruit zou verdwijnen in een strijd tussen De Clercq en Filip Watteeuw.
“De kans bestond dat onze leden er toch voor gekozen hadden om met een aparte lijst op te komen, en dan waren wij ook klaar geweest. Alleen zou de kans op meebesturen en wegen op een akkoord veel kleiner zijn geweest.
“Als je mij nu vraagt: was je alleen naar de kiezer gegaan, zouden jullie dan vooruitgegaan zijn? Ik kan dat natuurlijk niet exact voorspellen, maar ik durf toch te zeggen: ja. We hebben de wind in de zeilen. Sinds de vorige verkiezingen zijn we volgens de peilingen verdubbeld.”
N-VA lust u niet, maar de groenen kregen ook al een veeg uit de pan. Voor Gent wil empathischer besturen, minder dogmatisch en minder ideologisch verkrampt. Een duidelijke boodschap aan uw coalitiepartner.
“Het is niet omdat we niet meer in een kartel zitten, dat we niet meer kunnen samenwerken. Het verschil tussen ons en Groen is gewoon te groot geworden om samen één programma te kunnen schrijven.
“Ik denk dat we voor een groot stuk dezelfde doelen nastreven, maar dat de manier waarop heel verschillend is. Het extreme tot waarin zij bepaalde redeneringen doortrekken... Voor ons is het sociaal beleid heel belangrijk. Wij wilden bijvoorbeeld met het vervoersarmoedeplan Gentenaars die de financiële middelen niet hebben om hun rijbewijs te halen, ondersteunen om dat toch te doen. Wie bij Volvo in ploegen werkt, raakt daar niet met De Lijn, hè. Maar voor Groen kon dat niet. Enkel fietslessen konden voor hen in dat pakket.
“Hetzelfde met de uitbreiding van de lage-emissiezone: daar zijn we gaan voorliggen zodra studies aantoonden dat meer dan 50 procent van de bewoners van bepaalde wijken hun auto niet meer zouden kunnen gebruiken. Dat zijn de scherpe kanten waarvan ik zeg: die kunnen er toch wel af? Je moet voldoende realiteitszin en empathie hebben. De uitwassen moeten eruit.”
Met andere woorden: Voor Gent wil verder met Groen, maar die partij moet het kleine broertje worden en niet meer zoveel te zeggen hebben?
“Ik hoop dat we na de verkiezingen een sociaal en groen beleid kunnen voeren waarin iedereen meekan, zonder dat de mensen die het minst hebben daar de rekening voor betalen. Voor Gent zal in zee gaan met elke coalitiepartner waarmee we dat kunnen waarmaken.”
U geeft de Gentenaar weinig keuze: door zo’n blok te vormen ligt de uitkomst al vrijwel vast. Zeker met de nieuwe kieswetgeving: de grootste fractie is sowieso aan zet. Heel democratisch is dat toch niet?
“Vreemd. Toen we een kartel sloten met Groen, heb ik niemand horen opperen dat dat niet democratisch was. Zelfs niet toen we een absolute meerderheid haalden. Maar Voor Gent zou niet democratisch zijn?
“Ik vind de uitkomst trouwens, net dankzij de nieuwe kieswetgeving, superonvoorspelbaar. Voor de eerste keer zullen mensen niet meer verplicht worden om op z’n minst naar het kieshokje te gaan. De vraag zal zijn: wie weet zijn kiezers het meest te motiveren om die ochtend op te staan, koffie te drinken en te zeggen: nu ga ik eens stemmen?
“Als je het over een democratisch deficit hebt: daar heb je er voor mij echt één. Socialisten hebben zo lang gevochten voor enkelvoudig stemrecht, voor het stemrecht voor vrouwen. Wie weet zullen er zo minder proteststemmen zijn, maar ook iemand die protesteert heeft het recht gehoord en gezien te worden. Wij vertegenwoordigen al die mensen. Hoe kun je dat doen als maar een deel van de mensen zegt hoe ze vertegenwoordigd willen worden? Je verliest zo je voeling. Als de socialisten een kans krijgen om de opkomstplicht opnieuw in de te voeren, onmiddellijk.”
U hebt zich de voorbije jaren teruggetrokken in het Vlaams Parlement, zetelde zelfs niet meer in de Gentse gemeenteraad. Wat heeft u dan doen beslissen om toch weer een prominente rol op te nemen?
“Heb ik dat dan gedaan? Ik heb gewoon de gesprekken over Voor Gent in goede banen proberen leiden, samen met Astrid De Bruycker en Joris Vandenbroucke. Dat ik Mathias al zo lang ken en met hem een uitstekende band heb, heeft zeker geholpen. Ik heb in de politiek zoveel schaduwgesprekken meegemaakt. Je zegt A maar je bedoelt B en je wilt landen op C. Je raakt erin getraind om B al te voorzien en C vooruit te plannen. Met Mathias heb ik dat gevoel nooit: wij spreken rechtuit tegen elkaar.
“Als je het mij vraagt, is het logisch dat Astrid De Bruycker op nummer twee zal staan en Rudy Coddens de lijst duwt, maar voor de rest? Ik zie wel waar ik beland, maar het spreekt wel voor zich dat ik voluit voor Voor Gent ga.”
U wordt opnieuw schepen?
“Ik vind het essentieel dat we voldoende nieuwe mensen naar voren schuiven. Die moeten steun krijgen van mensen met ervaring, maar daar ben ik zeker niet de enige optie. Ik zeg zeker niet vooraf neen, maar ik wil vooral het grotere geheel in de gaten houden. We zullen zien.”
U bent na uw afscheid als minister in 2014 psychologie gaan studeren en werkt deeltijds als psycholoog. Het hoeft niet meer zo nodig, die grote politieke carrière?
“Ik heb altijd gevonden dat het aan de generatie mensen die op de eerste lijn staat is om ook de mensen die na hen kunnen komen, klaar te stomen. Ik was daar ook klaar voor. Ik had al zoveel kunnen doen. Ik heb in 2019 mijn plaats als lijsttrekker afgestaan aan Conner, toen nog een nobele onbekende, en in de commissie Welzijn is Hannes Anaf op een aantal belangrijke thema’s onze woordvoerder geworden. Een toptalent, maar als ik met mijn bekende kop in de weg blijf staan, kan hij nooit groeien.
“Ik heb heel veel politici gezien die verbitterd waren op het moment dat aan hen werd gevraagd om een nieuwe generatie plaats te geven. En die misschien tot op de dag van vandaag niet begrijpen hoe ze hen hebben kunnen passeren. Ik vind dat veel pijnlijker om te zien.”
Hebt u ooit overwogen helemaal te stoppen met politiek?
“O, ik overweeg dat al sinds ik gestart ben. (lacht luid) Nee nee, dat is natuurlijk niet waar. Maar je hebt wel constant in je achterhoofd dat dit eindig is. Het kan bij de volgende verkiezingen altijd gedaan zijn. En bij iedere verkiezing overweeg ik opnieuw: ga ik nog eens opkomen? Voorlopig is het antwoord altijd ja geweest. Maar het zou me wel ten zeerste verbazen als ik met een carrière à la Herman De Croo zou eindigen en op meer dan pensioengerechtigde leeftijd nog in het parlement zou zitten.”
Het was ook de missie van Rousseau: de kaart van de vernieuwing trekken. Maar ondertussen is Frank Vandenbroucke terug, roept hij uw hulp in, maakte hij Caroline Gennez minister. Het lijkt wel weer 2004.
“Dat hij Frank Vandenbroucke niet aan de kant heeft laten staan, is toch wel een van zijn beste beslissingen ooit, denk ik. En Caroline vind ik ook een heel logische keuze.
“Mocht ik het voor het zeggen hebben, ik zou precies doen wat Conner doet. Jonge mensen veel kansen geven om op het voorplan te komen, zonder ze te snel naar boven te schieten zoals met mij gebeurd is. Melissa Depraetere (fractieleider voor Vooruit in de Kamer, red.) was bijvoorbeeld perfect in staat geweest om Ontwikkelingssamenwerking op te nemen. Maar had Conner haar daar een dienst mee bewezen? Het is veel verstandiger om haar stap voor stap te laten groeien. Dat getuigt van een zorgzaamheid waar ze de voordelen van zullen plukken.”
U werd op heel jonge leeftijd aan heel veel verantwoordelijkheid, druk en aandacht blootgesteld. Wat heeft dat met u gedaan, zo snel naar boven gekatapulteerd worden?
“Met de aandacht heb ik het meest geworsteld, sowieso. Het feit dat alles publiek gebeurt, dat vind ik vandaag nog altijd het minst aantrekkelijke aspect van de job. Al is af en toe met de pers praten natuurlijk een noodzakelijk onderdeel van die job.
“Ik begrijp dat ook, hoor. Mensen zijn nieuwsgierig naar wie je bent. Jij vertegenwoordigt hen als politicus en dan is niet alleen je standpunt belangrijk, ook hoe je in het leven staat. Maar mijn kinderen, mijn partner, mijn moeder, mijn broer: zij hebben niet gekozen voor een leven in de spotlights. Ik kan het zien als de keerzijde van de medaille, iets dat er nu eenmaal soms bij hoort. Maar voor je het weet sleur je een hele hoop mensen mee.”
Is het daarom dat u lang gewacht hebt om met uw nieuwe relatie naar buiten te komen? Tijdens Film Fest Gent in oktober toonde u voor het eerst uw vriendin Eva Vettenburg, terwijl jullie al jaren samen zijn.
“Ik heb gaandeweg geprobeerd om privé en politiek maximaal te scheiden. De laatste tien jaar zul je niet veel grote uitspraken meer terugvinden over mijn privéleven. Maar de enige manier, zeker in het Gentse, om je privéleven helemaal privé te houden, is overal alleen opdagen. En dat heb ik er zeker niet voor over. Ik vind het wel leuk dat mijn partner me kan vergezellen. Maar dan weet je dus ook dat er een foto kan worden genomen, dat er nieuwsgierigheid zal zijn en dat ik vragen zal moeten beantwoorden.”
Tv-maker Tess Uytterhoeven zei onlangs in deze krant dat ze elke kans grijpt om over haar geaardheid te praten. ‘Als ik er daarmee toe kan bijdragen dat lgbtq+-personen aanwezig zijn en blijven in de mainstream, doe ik dat graag’, zei zij. U hebt niet echt de behoefte om een uithangbord te worden, hebben we de indruk.
“Nee, maar de twee overwegingen spelen wel. Enerzijds vind ik dat ik niet verplicht ben om over mijn privé te praten omdát ik een publiek figuur ben. Ik mag kiezen hoeveel ik daarvan wil prijsgeven, de slinger mag niet opnieuw doorslaan. Daarom heb ik ook veel interviews die specifiek over mijn relatie gaan al consequent geweigerd.
“Anderzijds besef ik heel goed dat veel mensen nog steeds worstelen met hoe hun omgeving op hun geaardheid zal reageren. Ik heb massa’s berichten gekregen nadat ik met mijn partner op de rode loper ben verschenen. Dus ik snap ook wel perfect wat Tess bedoelt.
“Heel vaak waren dat mensen − niet uitsluitend jonge mensen trouwens − die zo bang zijn om op afkeuring te stuiten of uitgelachen te worden, soms zelfs verstoten te worden vanwege hun keuze voor een man of een vrouw. Dus ik begrijp dat het relevant kan zijn wanneer ik publiek zeg: jongens, het is echt oké. Dan wil ik dat ook zeker doen. Maar ik zie ook dat het bij de nieuwe generatie een non-issue geworden is. Dat merk ik toch bij mijn eigen kinderen en de jongeren met wie zij omgaan. Zij begrijpen totaal niet waarom mijn relatie nieuwswaardig zou zijn.”
U had geen stress om hen te zeggen: jongens, ik heb een nieuw lief en het is een vrouw?
“Ik was zeker wel bezorgd, omdat je wil dat je kinderen er oké mee zijn. Ik zou een gelijkaardige, maar mogelijk wel iets minder grote, bezorgdheid hebben gehad als ik een andere partner had moeten voorstellen. Je hoopt altijd dat het zal klikken: een nieuwe partner introduceren aan je kinderen is spannend. En hier kwam er een extra factor bij. Maar zij vonden het echt totaal geen punt dat het om een vrouw ging.”
Uw vriendin werkt in de kinderpsychiatrie. Jeugdzorg is een thema dat u de laatste jaren ook opvolgt in het Vlaams Parlement. De noden daar zijn gigantisch, lazen we deze week nog in de krant. Waarom is er dan zo weinig politieke urgentie?
“Jeugdzorg is het ondergeschoven kind binnen Welzijn. En als je dan weet hoe pakweg de kinderopvang en de ouderenzorg eraan toe zijn, dan zegt dat genoeg.
“Ik zocht putje winter een opvangplek voor een dakloos, minderjarig meisje. Ze had geen psychiatrische problematiek, maar ze werd thuis ernstig verwaarloosd en had dringend opvang nodig. En dan bel je en krijg je als antwoord: het spijt me, maar mijn quotum aan priors − de dringende plaatsingen dus − is op voor dit jaar. (boos) Dan wil je de telefoon door de kamer keilen.
“Er zijn kinderen uit verontrustende opvoedingssituaties die in de kinderpsychiatrie terechtkomen en die je na vier maanden weer met de ouders moet meegeven, terwijl ze dan naar een plek in de jeugdhulp zouden moeten doorstromen. En het enige wat jeugdhulp hun dan kan bieden, is een uurtje per week wat begeleiding aan huis, gedurende een paar weken. Het spijt mij, maar dat kind is daar veel te weinig mee. Het is daar niet veilig.
“Razend word ik daarvan. Ik niet alleen, ook de mensen die in de jeugdhulp werken valt dit zwaar. Ze zijn op. Er zijn leefgroepen die sluiten omdat ze geen personeel meer hebben. Die kinderen worden allemaal terug naar huis gestuurd, vaak in onveilige omstandigheden. Dat is toch waanzin?”
Heeft minister van Welzijn Hilde Crevits (cd&v) daar geen oren naar?
“Ik verwijt Crevits niets, voor alle duidelijkheid. Zij zit nog maar pas op Welzijn en ik zie voor het eerst enige luisterbereidheid bij een cd&v-minister. Ze heeft beloofd werk te maken van een plan dat eindelijk perspectief biedt.
“Als ik vertel dat sommige dingen misschien goedbedoeld zijn, maar op het terrein juist tot meer onveiligheid bij kinderen leiden, dan is zij de eerste om het te willen uitzoeken. Maar dit is wél een erfenis van twintig jaar cd&v op Welzijn. En die erfenis is dramatisch.
“Die kinderen willen heel graag iets maken van hun leven, net als elk ander kind. Ook al zijn de omstandigheden er niet naar. Het is aan ons om hun die veilige en juiste omstandigheden te bieden. Ervoor te zorgen dat ze naar school kunnen gaan en dat ze niet bang moeten zijn wanneer ze thuiskomen. Maar wij laten hen los. Alsof we hen opgeven. Die kinderen hebben het gevoel dat de samenleving hen in de steek laat. Ze hebben gelijk.”
Kijken de patiënten in uw eigen praktijk niet vreemd op wanneer ze u zien?
“De eerste vijf minuten misschien een beetje. Nu zit ik bij een huisartsenpraktijk en bij een armoedevereniging in Gent. Maar toen ik nog in een psychiatrisch ziekenhuis werkte, kwam dat vaker voor. Het is gebeurd dat een patiënt opgenomen werd op de crisisafdeling, naar huis belde en zei: moet je nu wat weten, Freya Van den Bossche is mijn psycholoog! En dat die mensen thuis dachten: o nee, het gaat er echt niet goed mee. (lacht)
“Dat ene been in de politiek en het andere in de praktijk, het bevalt me heel erg. Op de voorgrond staan, ik mis het niet, hoor.”
U doet alsof u half weg bent uit de politiek, maar het is toch algemeen geweten dat u achter de schermen mee aan de touwtjes trekt?
“Helemaal niet. Je hebt negen à tien mensen die in de cockpit van de partij zitten en ik ben er geen van. Conner belt me wel regelmatig en als hij me iets vraagt, zal ik er ook altijd staan. Ik heb een immense loyauteit aan mijn partij toe. Ik zal altijd doen wat ze van mij vraagt. Is dat een stap achteruit, dan doe ik dat. Is dat een stap vooruit: uitstekend. Ik ervaar het vandaag alsof ik op de tweede lijn sta, en dat is ook prima zo.”
Rousseau startte zijn carrière op uw kabinet. Maar het zou ons verbazen mocht u altijd op zijn lijn zitten. Zijn socialisme verschilt soms nogal van dat wat u altijd hebt uitgedragen, toch?
“In de manier waarop hij het brengt, misschien. Maar naar inhoud?”
U zou ook boetes geven aan ouders die geen Nederlands willen leren?
“Ik zou andere woorden gebruiken, zeker. Maar als een op de vier kinderen onvoldoende voorbereid is om mee te kunnen op school vanwege een taalachterstand, en dat die achterstand bij een op de zeven zelfs problematisch is, dan vind ik net zoals hij dat we op vroege leeftijd op die taalkennis moeten inzetten.
“Mij maak je niet wijs dat er zoveel meer kinderen van allochtone origine in het beroepsonderwijs zitten omdat zoveel minder kinderen van allochtone origine de capaciteiten hebben om hoger onderwijs te volgen. Dat is niet zo. Het is wel zo dat ze vaker met een taalachterstand vertrekken, waardoor ze vaak onderschat worden in hun mogelijkheden. Conner brengt een emancipatorisch verhaal waar ik helemaal achter sta. Inhoudelijk zul je daar geen breuklijnen vinden. Maar Conner is Conner en ik ben ik, we drukken ons anders uit en dat is oké.”
Rousseau is in geen tijd uitgegroeid tot een van de populairste politici van het land. Maar hebben jullie een verweer tegen het oprukkende populisme?
“Dat baart me heel veel zorgen. Het is een oneerlijke strijd, want populisten komen met valse oplossingen waardoor een eerlijk debat onmogelijk wordt. Even oneerlijk zijn en ook de populistische toer op gaan, zoals PVDA doet, is geen optie.”
Uw voorzitter wordt nochtans ook weleens populisme aangewreven.
“Ik lees dat af en toe ook. Ik vind dat Conner zeer helder taalgebruik heeft en ik denk dat hij dankzij zijn manier van spreken een groep mensen bereikt die misschien geneigd zouden zijn snel te geloven in de extreme alternatieven. Ik vind dat fantastisch. Want zodra hij hun aandacht heeft, brengt hij keihard en ongenuanceerd de socialistische boodschap.
“Het enige wat wij kunnen doen om de opkomst van de extremen te counteren, is laten zien dat we het werkelijk goed voor hebben met de mensen, door concrete dingen in hun leven te verbeteren. Frank (Vandenbroucke, red.) heeft ervoor gezorgd dat iedereen voor 4 euro naar de huisarts kan en voor 11 euro naar steeds meer psychologen; hij werkt ook aan de beperking van ereloonsupplementen in ziekenhuizen.
“We hebben gestreden voor de 6 procent btw op energie, wat veel geld scheelt op je eindfactuur. Medicijnen, brillen, beugels worden beter terugbetaald. We kunnen alleen onze daden laten spreken en dan hoop ik dat mensen erkennen dat dat echte, concrete oplossingen zijn voor problemen waar zij mee kampen.”
Nu gaat u ervan uit dat de kiezer zijn keuze maakt op basis van rationele argumenten, terwijl populisten juist inspelen op het buikgevoel.
“En toch hoop ik dat mensen ons zullen beoordelen op wat we hebben gedaan en dat ze daarmee rekening houden. Anders vermag de politiek niets meer.”