InterviewJo-Anne McArthur
Fotografe toont wat er schuilgaat achter prosciutto, foie gras en dierentuinbezoekjes: ‘We mogen niet wegkijken’
‘We kappen hun snavels af, verbranden hun staart, castreren ze zonder verdoving, en slachten ze zonder verpinken.’ Het zijn maar enkele martelingen die miljarden dieren dagelijks ondergaan. Fotografe Jo-Anne McArthur maakt de gruwel pijnlijk zichtbaar.
Het begon toen ze 22 was en met haar rugzak en fototoestel door Ecuador trok. Op een dag zag ze een aapje dat met een ketting vastgebonden lag aan de tralies van een raam. Het aapje kon nergens naartoe en was getraind om toeristen die passeerden te bestelen. Net zoals enkele voorbijgangers bleef Jo-Anne McArthur staan om foto’s van het dier te nemen.
Maar in tegenstelling tot de andere toeristen, die het vooral een grappig en leuk schouwspel vonden, zag zij het lijden van de aap. Ze begon na te denken over wat ze met haar foto zou kunnen doen, en zo werd de fotojournalist in haar geboren. “Fotojournalistiek kan dingen doen bewegen. Het kan mensen in het hart raken of hen tot actie aanzetten. Het kan beleid doen kenteren. De foto van dat aapje heeft niet veel veranderd, maar ik wist toen wel: dit is wat ik wil doen. Zo kwam het project We Animals tot stand. Want we vergeten het graag, maar wij zijn allemaal dieren.”
We Animals is ondertussen uitgegroeid tot een fotografieproject waaraan 95 fotografen over heel de wereld bijdragen, allemaal met hetzelfde doel: zichtbaarheid geven aan de miljarden dieren die in gevangenschap leven, hetzij voor entertainment, hetzij als zogenaamd productiedier. Meer dan 20.000 foto’s worden er gratis en rechtenvrij ter beschikking gesteld.
McArthur (46) is zelf in meer dan zestig landen geweest om dieren te fotograferen en wordt internationaal gelauwerd voor haar werk. Deze week was ze in Brussel op uitnodiging van Compassion in World Farming, een internationale dierenbeschermingsorganisatie die opkomt voor het welzijn van dieren in de veehouderij. De dag voor McArthur een speech hield voor enkele Europese commissarissen en parlementsleden, konden wij haar spreken in de lobby van haar hotel.
Haar werk benoemt ze expliciet als conflictfotografie. “De manier waarop we met dieren omgaan, is één groot conflict. Als ik mensen zou meenemen naar de plaatsen die ik bezoek, zouden ze het ook zo aanvoelen. We dwingen miljarden levende wezens tot opsluiting, lijden en dood. Uit het zicht van iedereen. Bijna niemand ziet deze dieren ooit. We zien ook niet wie er op ons bord ligt. Ik wil de individuen tonen. En hoe zij hun leven moeten leiden omdat wij een onstilbare honger hebben naar vlees, dat bovendien zo goedkoop mogelijk moet worden geproduceerd.”
We praten niet over de dieren die we eten, zegt ze, of over hoe miserabel we hun leven hebben gemaakt. “Het is niet dat we een dier uit het wild halen en heel snel zijn leven beëindigen omdat we geen ander voedsel ter beschikking hebben.
“Nee, zodra een landbouwdier geboren wordt, gaan wij ermee aan de haal. We mutileren ze, kappen hun snavel af, branden hun staart af, knippen hun tanden af, perforeren hun oren, castreren ze zonder verdoving, nemen ze weg bij het moederdier en andere familieleden, zetten ze op een vrachtwagen richting slachthuis en doden ze in het bijzijn van soortgenoten.”
De mens is extreem gewelddadig, zegt ze. En nee, ze aarzelt niet om die woorden te gebruiken. “Maar dat betekent niet dat we als individu niet empathisch kunnen zijn. We beschikken namelijk ook over een intellect, waarmee we keuzes kunnen maken.” Het argument dat juist de natuur de gewelddadigste plek is, waar dieren elkaar zonder veel poespas op een gruwelijke manier verslinden, maakt niet veel indruk op haar. “Dieren overeten zich niet. Ze nemen alleen wat ze nodig hebben. En alleen als ze carnivoor zijn.
“Wat wij doen is helemaal anders. Miljarden dieren sluiten we op en mishandelen we, terwijl we het niet eens nodig hebben. Heb je al eens de armen van een gorilla gezien? Zij eten vegetarisch en zijn zo sterk. Er zijn culturen die al eeuwen zonder vlees leven en gezond zijn. Tot voor kort was een stuk vlees nog kostbaar. Onze grootmoeders aten misschien twee keer per week vlees, wij consumeren het drie keer per dag. Met enorme gezondheids- en milieuproblemen als resultaat.”
Meer dan twintig jaar al fotografeert Jo-Anne McArthur op plekken waar bijna niemand komt. Ze heeft miljoenen dieren in gevangenschap gezien, maar ze herinnert zich elke plek waar ze is geweest, vertelt ze. Wat ze zeker nooit uit haar geheugen zal krijgen, en wat ze niet kan overbrengen in haar foto’s, is de geur. “Ik wou dat mensen hem konden ruiken. De geur van een stal waar dieren opeengepropt zitten, kruipt overal in. In mijn rugzak, mijn kleren, mijn camera. Als ik een half uur in een varkensbedrijf ben geweest, ruiken mijn camera’s er een maand later nog altijd naar.”
We denken vaak dat de grootste problemen in de industriële veehouderij zich voordoen in Afrikaanse of Aziatische landen en niet in Europa, maar dat klopt niet, zegt McArthur. “Ik heb heel veel Europese boerderijen bezocht, en sommige van de smerigste bevonden zich in Zweden. Overal in Europa heb ik plaatsen bezocht waar dode dieren liggen, waar dieren kniehoog in hun eigen mest staan, waar je ogen verbrand worden door de geur van ammoniak. Ik hoor ook weleens dat ik alleen maar de lelijke kanten laat zien, maar weet je wat? Er zijn geen mooie kanten aan de industriële veehouderij.”
Mensen zijn vaak defensief wanneer ze haar beelden zien, vertelt ze. “Omdat ze fundamenteel onze goedheid in vraag stellen. We denken allemaal van onszelf dat we goede mensen zijn, en dus is het confronterend om te kijken naar intens lijden waaraan we allemaal elke dag deelnemen. We maken niet graag tijd voor dat soort denkoefeningen.”
En toch blijft McArthur haar werk tonen, overal waar ze kan. “Urgentie, schaamte en empowerment: dat wil ik graag bereiken met mijn beelden. Zodat mensen pijn voelen als ze naar mijn foto’s kijken, maar de pijn hen niet verlamt. Ik breng hen naar een moeilijke, helse plaats, maar ik zeg hun ook: we kunnen dit veranderen. Wat kan ik dan doen, vraagt men me weleens. Laat de dieren van je bord, is mijn antwoord dan.”
Toen ze 22 was, leerde ze de kippen kennen die bij haar moeder op het platteland woonden. “Ik merkte dat die, net zoals de katten en de honden die bij mijn moeder leefden, elk een persoonlijkheid hadden. Dat was vervelend, want kip was toen mijn favoriete eten. Ik was een vleeseter. Ik had mezelf altijd als een empathisch persoon beschouwd, maar blijkbaar had het jaren geduurd voor ik deze zogenaamde productiedieren als individuen ging zien. Ik leef nu twintig jaar veganistisch en ik voel me daar heel goed bij. Geen enkel dier heeft moeten lijden voor mijn eten of mijn kleren.”
Het werk dat ze doet, is niet ongevaarlijk. Weinig boerderijen zetten hun deuren wagenwijd open voor een fotograaf of journalist. Hoe ze er dan binnen raakt? “Je gaat binnen op elke manier die kan. Soms vraag ik het op voorhand, soms niet. Ik hou er absoluut niet van om dingen stiekem te doen. Maar het is de enige manier om een accuraat beeld te krijgen van hoe dieren in de veehouderij moeten leven.”
Collega-fotografen van haar zijn al wel eens in elkaar geslagen, vertelt ze. Onlangs is ze zelf uit een land moeten vluchten. De overheid was haar aan het zoeken. Zelfs het buurland waar ze naartoe was gevlucht, bleek niet veilig te zijn voor haar.
Als een van de weinigen kijkt McArthur de dieren die wij opeten in de ogen. Het is pijnlijk werk, vertelt ze. “Maar dat geldt voor iedereen die met dierenrechten bezig is. Het staat nog maar in zijn kinderschoenen, veranderingen gaan tergend traag, en de meeste mensen begrijpen je niet. En we lijden. Omdat we zien hoeveel de dieren lijden. In de loop van de jaren heb ik wel beter geleerd om mijn vreugde te bewaren. Dat moest. Op een gegeven moment werd ik gediagnosticeerd met posttraumatische stressstoornis, wat wel vaker voorkomt bij conflictfotografen. Mijn filosofie is nu: ik heb één leven. Daarin wil ik hard werken voor anderen, maar zelf ook een vreugdevol leven leiden.”
Ik vraag haar of ze denkt dat de dingen over 25 jaar veranderd zullen zijn. Ze knikt. “De vernedering van dieren in circussen zal voorbij zijn en bear bile farming zal beëindigd zijn (beren die in gevangenschap worden gehouden om hun gal te oogsten, dat door sommige traditionele Aziatische culturen als medicijn wordt gebruikt, red.). Ik denk ook dat dierentuinen in de huidige vorm niet meer zullen bestaan. Er zal meer vegetarisme en veganisme zijn. Maar tegelijk beginnen ze in sommige delen van de wereld nu met vlees te eten zoals wij doen. Ik denk dus niet dat de industriële veehouderij over 25 jaar verdwenen zal zijn. Tenzij dodelijke pandemieën en zoönosen ons nog wat meer met de neus op de feiten hebben gedrukt. Maar laten we hopen dat dit niet de manier zal zijn om er komaf mee te maken.”
Dinsdag liet McArthur aan enkele Europese commissarissen en parlementsleden haar foto’s zien. “Ik word op conferenties zoals deze uitgenodigd omdat ik in de frontlinie sta”, begon ze haar speech. “Ik fotografeer dieren in de entertainmentsector, maar mijn grootste focus ligt op de industriële veehouderij. Ik ben er om de dieren te fotograferen die wij niet zien, maar wel opeten. Zoals koeien, varkens, kippen, konijnen, schapen, vissen. Miljarden dieren die we in kooien en hokken houden. Zij zijn onzichtbaar. Niemand maalt om hen. Ik hoop dat we de moed kunnen opbrengen om elk individu te zien. Dat is onze taak. Naar hen kijken. Hen zien. Niet wegkijken.”
weanimalsmedia.org, joannemcarthur.com