Maandag 27/03/2023

InterviewZomergids

Zanger Gregory Porter: ‘Ik maak mijn albums zoals ik een curry maak’

null Beeld AMI SIOUX via REUTERS
Beeld AMI SIOUX via REUTERS

Jamie Oliver is zijn held en serveer hem niet zomaar een kopje koffie. Maar waar wordt jazzzanger Gregory Porter (48) nog warm van? ‘Zwitserse whisky is echt heel bijzonder.’

Gijsbert Kamer

Hij is bekend geworden als jazzzanger, maar als het aan hemzelf had gelegen was Gregory Porter (48) geen zanger, maar sportman geworden. Hij groeide op in Bakersfield, Californië, waar zijn talenten in het American football eerder werden ontdekt dan die als zanger. “Zingen was bij ons thuis de gewoonste zaak van de wereld, dat deden we iedere zondag in de kerk. Nooit het idee gehad daar een beroep van te maken. Dat kwam pas toen ik geblesseerd raakte”, vertelt Porter.

Op het sterfbed van zijn moeder, nu alweer bijna dertig jaar geleden, heeft hij haar moeten beloven zich in te zetten voor een carrière in de muziek. “Mijn moeder voelde aan dat ik voorbestemd was voor iets groots. Ze leefde met me mee toen ik op mijn 18de een beurs kreeg om me in San Diego als professioneel sporter te bekwamen, maar ze wist dat ik daarmee een ander talent zou vergooien.”

4 november 1971 Geboren in Sacramento, Californië. groeide op in Bakersfield / 1989 Ontvangt sportbeurs van San Diego State University om zich voor de Aztecs in football te bekwamen. Raakt na een jaar geblesseerd aan zijn rug / 2004 Verhuist naar Brooklyn, begint met zingen in de restaurants waar hij werkt / 2010 Eerste album: Water / 2013 Debuteert voor Blue Note met het album Liquid Spirit. Titelsong wordt zijn bekendste liedje tot nu toe / 2017 Album met muziek van zijn idool: Nat King Cole & Me / 2020 Album All Rise. Oorspronkelijke verschijningsdatum (19 april), door het coronavirus­verschoven naar 28 augustus / Woont met vrouw Victoria en zoontje Demyan (7) in Bakersfield, Californië

Ondanks die belofte aan zijn moeder, zou het nog jaren duren voordat de muziekwereld van Gregory Porter zou horen. “Ik was al bijna 40 toen ik mijn eerste album uitbracht, dus je mag me gerust een laatbloeier noemen.”

Maar in de tien jaar tussen het verschijnen van Water (2010) en zijn door het coronavirus tot eind augustus uitgestelde nieuwe plaat All Rise is Porter uitgegroeid tot misschien wel de populairste jazzzanger van dit moment.

Zijn repertoire is naar eigen zeggen veelzijdiger dan ooit. “Voor All Rise heb ik alles nog groter en completer willen aanpakken. Het is een culminatie van alles waar ik als zanger van houd. Orkestrale muziek, maar ook kleine liedjes die je meer soul dan jazz zou kunnen noemen. Ze worden jazz door de manier waarop ik ze breng, vooral live. Ik zing ze altijd een beetje anders dan ze op papier staan. Dat is voor mij de kern van jazz, dat heb ik van de grote jazzmannen – Miles, Monk en Coltrane – meegekregen: sla steeds net een andere weg in dan je misschien zou moeten, dan wordt het spannend.”

Dat besef landde laat bij Porter. “Toen ik dat doorhad, kon ik echt gaan spelen met mijn talenten. Goed zingen kunnen wel meer mensen, zeker als je dat, zoals ik, in de kerk hebt geleerd. De kunst is om persoonlijkheid in je zang te leggen.”

Literatuur: James Baldwin

James Baldwin in 1963. Beeld Getty Images
James Baldwin in 1963.Beeld Getty Images

“Ik hou vooral van geschiedenisboeken. Non-fictie, bij voorkeur over de Tweede Wereldoorlog, maar ook over onze Amerikaanse geschiedenis. Thuis mochten we geen romans lezen, ik weet eigenlijk niet zo goed waarom niet.

“Ik verslond sciencefictionboeken, Star Trek en zo. Maar die las ik stiekem. Lezen deed je om iets te leren: uit de Bijbel of voor de geschiedenis­les op school.

“Ik voelde me lang schuldig als ik op vliegvelden een roman uit de kiosk haalde. Dat is veranderd sinds ik getrouwd ben. Mijn vrouw is dol op literatuur. Ze leest nu veel Russische romans die ze aan mij doorgeeft. Maar ik merk toch dat ik liever dicht bij huis blijf.

“De zwarte geschiedenis heeft de laatste jaren mijn grote interesse en er is niemand die eloquenter over grote issues als rassenongelijkheid schrijft dan James Baldwin heeft gedaan. Een boek als The Fire Next Time (‘Niet door water, maar door vuur’, 1963, red.) kan ik vaak herlezen. Er klinkt keihard maatschappelijk protest in door, maar zijn toon bleef altijd gematigd en zijn stijl elegant.”

Koffie: Cappuccino

“De belangrijkste drank in mijn leven is cappuccino. Ik hou niet van snobisme in gastronomie, maar ik stel wel hoge eisen aan een kopje koffie. De melk moet goed zijn, niet te mager en al helemaal niet van de eeuwig houdbare soort.

“Een beetje vettig geeft de beste microbubbeltjes tijdens het stomen en natuurlijk moet de waterdruk goed zijn.

“Wat ik ook belangrijk vind, zijn de kopjes waarin de koffie wordt geserveerd. Ik ben ze gaan sparen, op rommelmarkten en in kringloopwinkels. Het zoeken naar koffiekopjes begon als een soort tijdverdrijf tijdens tournees.

“De mooiste komen uit de jaren 50, vind ik. Eenvoudig design heeft mijn voorkeur, kopjes die ook lekker voelen aan de mond.”

Koken: Indiase curry

“Toen ik in de jaren 90 naar New York verhuisde om het in de muziek te maken, heb ik veel baantjes als kok gehad. Het bereiden van grote maaltijden voor veel mensen is altijd een hobby van mij geweest. Stoofschotels en curry’s zijn mijn specialiteit.

“De Indiase keuken is daarom mijn favoriet. Vooral curry met garnalen vind ik heerlijk. Die bereid je niet met olie maar met ghee, een soort geklaarde boter, maar dat lijkt bij ons iedereen te zijn vergeten. “Koken is net als muziek maken vooral een kwestie van doseren en zorgvuldig opbouwen. Je begint met een uitje, dan wat zwarte peper, komijn, currybladeren en bouwen maar. Zo maak ik ook mijn platen. Eerst een demo met piano en dan laag na laag iets toevoegen. Soms heb je niet meer nodig dan een bas en drums. Zoals de beste gerechten al heerlijk ruiken als er alleen maar een uitje en wat knoflook in de pan zit.

“Ruim de tijd nemen is het belangrijkste. Een curry moet lang sudderen en je moet lekker alle geuren door het huis laten dampen.”

Sportman: Lawrence Taylor

Lawrence Taylor  in 1981. Beeld Getty Images
Lawrence Taylor in 1981.Beeld Getty Images

“Als je een jaar of 7 bent, wordt je sportkeuze bepaald door je omgeving. Als al je vriendjes honkballen, doe je dat ook. Ik had een oudere zus wier vriendje American football deed. Dat leek me ook wel wat.

“Een muzieksmaak ontwikkel je volgens mij ook bij toeval. Je hoort thuis iets voorbijkomen dat je belevingswereld op z’n kop zet, en waar een ander misschien zijn schouders bij ophaalt.

“Ik ging met mijn zus mee naar een wedstrijd, zag haar vriend als linebacker in het veld en wist: dit wil ik ook. Vanaf dat moment was ik aan het spel verslingerd en vooral gefascineerd door verdedigers. Linebackers zijn grote, snelle kerels. Zo wilde ik ook worden en mijn grote voorbeeld in de jaren 80 was Law­rence Taylor, die zijn hele carrière – ik geloof wel vijftien jaar – voor dezelfde club heeft gespeeld, de New York Giants.

“Zijn voorbeeld was zo groot dat ik zelf ook nooit anders dan als linebacker wilde spelen. En ik was goed, dat moet wel, anders krijg je geen beurs. Maar het feest was snel voorbij, ik raakte na een jaartje al geblesseerd en zag mijn wereld ineenstorten.

“Ik heb mijn interesse in de sport ook een beetje laten varen. Mijn grote voorbeeld hield er zo ongeveer op hetzelfde moment ook mee op en ik kon eigenlijk niet meer van de sport genieten.

“Dat veranderde pas toen ik als zanger mijn plekje vond. Mijn saxofonist heeft zo’n app met al het footballnieuws. Hij wordt op tournee ’s nachts gewekt met uitslagen. Zelf wil ik daar niet aan, want mijn stem heeft een goede nachtrust nodig. Maar ik vraag er bij het ontbijt toch even naar.”

Hoofdbedekking: Kangol-pet

null Beeld RV Kangol
Beeld RV Kangol

“Ik heb iedere dag een andere pet op, soms wissel ik ’s avonds. Maar ze zijn altijd van hetzelfde merk: Kangol. Helaas word ik niet door ze gesponsord, en heb ik mijn collectie bij elkaar gekocht bij Knox Hats in New York.

“Ik heb er niet zoveel hoor, een stuk of dertig in allerlei kleuren. Als ik ze beu ben, geeft ik ze weg. Wat mensen vaak niet weten, is dat mijn hoofdbedekking uit twee delen bestaat. Die pet zit niet vast aan de muts die ik iedere dag schoon over mijn hoofd trek.

“Bivakmuts en Kangol-pet zijn inmiddels mijn handelsmerk. Ze zijn al zo lang aan mijn naam verbonden dat niemand me meer vraagt waarom ik ze draag. Al is dat ook omdat ik daar geen antwoord op geef. Laat het mysterie van Gregory Porter en zijn hoofd­bedekking maar intact blijven.”

Drank: Two Ravens-whisky

“Ik drink op z’n tijd graag al eens een gin-tonic, en dan maakt het merk me niet uit. Maar ik ben een rare als het whisky betreft, want ik vind Zwitserse Two Ravens lekkerder dan welke Ierse whisky of Amerikaanse bourbon dan ook. Een gerookte smaak, ook wat chocolade-achtigs erin. Echt heel bijzonder.

“Dat whisky drinken is iets van de laatste tijd. Ik ben een paar jaar geleden terug verhuisd van New York naar Bakersfield. Daar woont mijn familie, en ik vind het toch belangrijk om hen in de buurt te hebben, merk ik.

“Eens in de zoveel weken spreek ik met mijn broers af en dan hebben we een soort whiskymeetings. Iedereen neemt wat mee dat we dan proeven. Mijn Two Ravens is tot nu toe het grootste succes.”

Kok: Jamie Oliver

null Beeld EPA
Beeld EPA

“Koken is voor mij vooral een sociaal gebeuren. Ik hou ook niet van snobisme in de keuken; ik heb veel meer bewondering voor iemand die iets lekkers voor tweehonderd scholieren kan bereiden dan voor een kok die in een Michelin-restaurant een mooi bordje optuigt.

“Jamie Oliver is een held van me omdat hij nadenkt over hoe het eten op school beter en vooral verser kan. Hij verplaatst zich in gewone mensen als hij een recept bedenkt. Wat is haalbaar en betaalbaar voor gewone liefhebbers? Eten is geen luxehobby, maar noodzakelijk. Koken doe je in de eerste plaats om mensen te voeden. Dat is ook zijn uitgangspunt.”

Muziek: Zondagochtenddienst in de kerk

null Beeld Christopher Polk
Beeld Christopher Polk

“Ik zou veel grote zangers kunnen noemen die een belangrijk voorbeeld voor me zijn geweest. Donny Hathaway, Sam Cooke en natuurlijk Nat King Cole, met wiens liedjes ik mijn vorige album heb gevuld.

“Allemaal namen die ik thuis dankzij mijn moeder heb leren kennen. Wat op mij als kleine jongen het meest indruk maakte, was de muziek die ik bij ons in de Church of God In Christ in Bakersfield hoorde. De voorgangers konden zo geweldig zingen. Maar het gekke is dat ze toch anoniem bleven, ze zijn buiten hun parochie nooit bekend geworden.

“Natuurlijk hebben we het allemaal nog altijd over de gospelmuziek van Sam Cooke met de Soul Stirrers. ‘Touch the Hem of His Garment’ ís ook prachtig. Maar er wordt in veel kerken iedere zondag mooi gezongen. Ik heb mijn vader nooit in de kerk meegemaakt, maar ik hoorde dat hij met zijn zang daar vele vrouwen wist in te palmen.

“Tijd om met me te vissen had hij niet, maar in de kerk was hij echt een baas hoor, zoals we dat nu zouden noemen. Dat was het gekke: zingen in de kerk hoorde er gewoon bij. Iedereen deed het, iedereen kon het en niemand die bedacht dat de buitenwereld dit ook weleens mooi zou kunnen vinden.”

Nu belangrijker dan ooit: steun kwaliteitsjournalistiek.

Neem een abonnement op De Morgen


Op alle artikelen, foto's en video's op demorgen.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar info@demorgen.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234