AchtergrondPsychologie
Wat een huis kopen met een mens doet: ‘Een smak geld neerleggen voor een hoop bakstenen heeft mijn horizon verlegd’
Hebt u het gevoeld bij de notaris? Eigenaar worden van een huis verandert je als mens. Plots wil je wél weten wie je buren zijn, plots moet die trieste koer een groene oase worden – want dan is je huis straks meer waard. En het gaat verder dan dat: die eigen stek bepaalt zelfs mee uw keuze in het stemhokje. Kersvers huisbezitter Michiel Martin doet aan zelfonderzoek.
Sinds een paar weken heb ik een vreemde fetisj ontwikkeld: ik kijk er hartstochtelijk naar uit om ’s ochtends de voordeur open te zwaaien. Niet per se omdat de krant die in de postbus prijkt in die tijd grondig hertekend en verbeterd is, wel vanwege het vakje op de stoep, zo’n 30 op 60 centimeter groot. Eigenhandig opengebroken, volgestouwd met potgrond en vier planten – waarvan ik de naam alweer vergeten ben maar die ik ben gaan halen in de coöperatieve buurtwinkel – en netjes begrensd met tegeltjes uit de Gamma. Elke ochtend lijkt het perkje weer wat voller, wat groener, wat fraaier. Ik stel dat graag vast, meer is het niet.
Ik kan die vers ontgonnen dopamineboost maar op één manier verklaren: eigenaarschap. Tot een klein jaar geleden was ik huurder, met een opzegtermijn van drie maanden. Bovenaan op het lijstje van verantwoordelijkheden stond ‘de koelkast gevuld houden’ en ‘de energiefactuur op tijd betalen’. Een smak geld neerleggen voor een hoop bakstenen heeft mijn horizon verlegd. Zo’n vijf tot tien jaar, schat ik, ongeveer de tijd die de klimplant aan de gevel nodig heeft om helemaal volgroeid te zijn.
“Onze beslissingen zijn een pak fundamenteler geworden”, zegt mijn vriendin. Plots spenderen we avonden op Pinterest of premiezoeker.be, staan we in de omliggende straten stil bij elke smalle rijwoning om te spieken, delen we onze buurt mentaal op in ‘houden zo’, ‘kan beter’ en ‘verloren zaak’. Voor het eerst heb ik de QR-code op de aanvraag voor een omgevingsvergunning – zo’n gele affiche aan de gevel – ingescand, om de impact op de buurt te wegen.
Woonbonus
Op de site van het Amerikaanse tijdschrift The Atlantic staat het in grote letters: ‘How homeownership changes you’. Je blik op een woning, je relatie met de buurt, je positionering binnen een gemeenschap. Ergens is dat logisch. Vastgoed is wat men noemt een illiquide investering, het verankert een som geld – en dus ook de mens die daar garant voor staat – op één locatie. Tegenwoordig wordt de aankoop van een woning bovendien voorafgegaan door een helse zoektocht, al lijkt de markt de voorbije maanden wat af te koelen.
Socioloog Pascal De Decker (KU Leuven) is kritisch over onze obsessie met huiseigenaar worden, en over het ongeduld dat veel jonge mensen aan de dag leggen. “Noem het gerust een psychiatrisch probleem op maatschappelijk niveau”, zegt hij smalend. Maar het klopt wel, dat eigenaarschap ons transformeert. “Meer zelfs, ons woonbeleid is ooit ontwikkeld om ‘andere’ mensen van ons te maken.”
Dat zit zo: toen de elite zich in de 19de eeuw bedreigd voelde door de sociale onrust onder arbeiders, bedacht ze een creatieve oplossing. “Door die bevolkingsgroep eigenaar van een huis te maken, probeerde de elite haar in het gareel te houden en te disciplineren. Zo’n lange afbetaling zou er niet alleen voor zorgen dat iemand zich hecht aan een eigendom, maar ook aan het systeem.” Volgens hem is dat beleid twee eeuwen lang doorgetrokken – getuige daarvan de woonbonus enkele jaren geleden. “Ook veel andere landen hebben die evolutie doorgemaakt.”
De baksteen als basis van onze samenleving is een krachtig construct. “Wie eigenaar is van een woning, is een geslaagd medeburger”, schreef filosofe Patricia de Martelaere in haar essay Thuis. Ze verbindt er gevoelens van controle, identiteit of ergens thuishoren aan. Lieselot Van Mol (31), die tijdens de pandemie een appartement in Berchem kocht, voegt daaraan toe: “Zekerheid. Op het moment dat ik de akte tekende, viel er echt een last van mijn schouders. Met die maandelijkse afbetaling bouw ik aan iets.”
Die zekerheid heeft echter een nefast gevolg: het maakt conservatieve dieren van ons. De Decker: “Eigendom is de grondlegger van nimbyisme (naar ‘not in my backyard’, de overtuiging dat alles wat vreemd, ongewoon of lastig is, zo ver mogelijk van de eigen leefomgeving verwijderd moet blijven, red.).” In een eigenaarswijk hoef je nog maar de eerste lettergreep van ‘sociale woningen’ te laten vallen of het spel zit op de wagen. Laat staan een asielcentrum of windmolens.
Onderzoekers van de Boston University gingen dat na in honderd steden: in buurtvergaderingen over bestemmingsplannen doken veel meer eigenaars op. Ze bleken er ook veel vaker geneigd om plannen voor nieuwe huisvesting te ondergraven. Ingrepen die soms broodnodig kunnen zijn voor de samenleving – in dit geval betaalbare woningen creëren – worden zo gefnuikt vanuit “een vrees voor waardevermindering”, zegt De Decker.
American dream
Dat heeft ook een grote politieke impact, zo blijkt uit Nederlands onderzoek. Bestuurssocioloog Stéfanie André (Radboud Universiteit Nijmegen) keek naar de politieke voorkeuren van huiseigenaren aan de hand van data uit 24 Europese landen en concludeerde: huiseigenaren zijn minder vaak voorstander van een herverdeling van de welvaart dan huurders.
Een analyse in opdracht van het Nederlandse journalistiek platform De Correspondent toonde iets gelijkaardigs. Nederlandse huiseigenaars die in 2015 nog huurden, bleken in 2019 of 2020 een stevige ruk naar rechts te hebben gemaakt, een verschuiving die veel sterker was dan bij burgers die tijdens beide stembeurten een huis hadden. De overstap van huurder naar eigenaar brengt dus wel wat teweeg in het politieke spectrum.
Niet dat ik door dat huis plots de neiging voel om een ander bolletje in te kleuren in 2024, maar het valt me wel op: in de korte periode dat ik zelf eigenaar ben – één jaar – heb ik veel vaker woorden zoals ‘vermogen’ of ‘investeren’ in de mond genomen dan in het hele tijdvenster daarvoor – 29 jaar.
Die bril zet je bijna organisch op. Ik wil graag het koertje ontharden uit ecologische overwegingen, een groene oase in plaats van een hitte-eiland, maar tegelijk hinkt er een gedachte achterop: als we hier ooit een bezoekdag moeten organiseren, kan een tuingevoel een flinke meerwaarde creëren.
“Binnenkort zijn er een aantal maanden lang wegenwerken in onze straat”, zegt Lieselot Van Mol. ‘Ugh, overlast’, is dan een mogelijke reflex. “Maar ik dacht vooral: de straat wordt helemaal vernieuwd, dat is goed voor onze opbrengst. Want sowieso is dit niet onze forever home.” Lees: niet de woning waar ze de rest van haar leven blijft wonen.
Maar het gaat mogelijk nog een stuk verder: eigenaarschap heeft het potentieel om ideeën te veranderen. Er is een fascinerend praktijkonderzoek uitgevoerd in de rand van Buenos Aires, Argentinië. Zo’n 1.800 families hadden er in de jaren tachtig een buitengebied ingenomen dat eigenlijk in handen was van dertien private eigenaars. Na vruchteloze pogingen om de families te ontzetten, kregen de dertien eigenaars het aanbod van de staat om hun land te verkopen, waarbij de families het door hen bezette stukje in handen kregen. Vlak voor de eeuwwisseling was ruim een derde van de families nog steeds ‘kraker’, terwijl de rest al eigenaar was geworden.
Vervolgens werd naar hun mening over een aantal stellingen gepeild. Wat bleek? Veel meer nieuwe eigenaars bleken ervan overtuigd dat succes iets is wat je aan jezelf te danken hebt en niet aan de steun van een groep, en dat geld belangrijk is om gelukkig te zijn. De onderzoekers linkten die nieuwe overtuigingen aan wat we kennen als de American dream. Vertaald naar Vlaanderen zou je met een beetje fantasie kunnen stellen dat mensen door eigenaar te worden de Gert Verhulst in zichzelf ontdekken.
Lees ook
‘Bel aan bij de buren, daar kun je veel van leren’: alles wat je moet weten als je vastgoed wil kopen
Wat is nu écht slimmer: vastgoed huren of kopen?
Het juiste brood
Voorlopig lukt het me nog om te weerstaan aan de drang om een ballon te verkopen voor 8 euro. Eerder heb ik de neiging om eigenaarschap als een positieve omwenteling te zien, als een trigger om niet alleen kritischer maar ook zorgzamer naar de buurt te kijken. Om de vierkante meters aarde die even verderop door recente infrastructuurwerken ontstaan zijn aan te grijpen als een kans om als burger een straattuin te beheren, en ze niet te beschouwen als nieuwe sluikstortplek voor bierblikjes. Om de namen van buren te onthouden in plaats van ze collectief weg te zetten als lastpakken.
Een buurtgevoel ervaren kan een eurekamomentje zijn, weet Van Mol. “Toen ik opgroeide in Nieuwpoort, vond ik dat iedereen-kent-iedereengevoel verschrikkelijk. De anonimiteit van een grote stad had een grote aantrekkingskracht. Nu ik eigenaar ben, besef ik plots hoe fijn ik nabijheid vind. De slager die intussen weet dat ik graag een stukje vlees met wat vet lust of de bakker die het juiste brood al vastheeft.”
Maarten Muys (30), die twee jaar geleden een rijhuis in de Gentse deelgemeente Sint-Amandsberg kocht, herkent ook een zeker sociaal engagement. “Toen ik in een groot appartementsblok iets huurde, kende ik weinig buren. Op zoek gaan naar verbinding leek me een beetje verloren energie.”
Vandaag slaat hij praatjes met de buren – voornamelijk andere huiseigenaars – en worden hamertjes, beiteltjes en zaagjes vlotjes aan elkaar uitgeleend in de straat. Toch wringt er onderhuids iets. Muys ziet heel wat bewoners aan de kar trekken om de buurt “leefbaarder” te maken, zegt hij. “Toen er in de wijk een burgerparticipatietraject werd opgestart, dacht ik dan ook dat er een momentum was. Maar er heerste vooral veel negatieve energie. Nu denk ik: het kan vijftien jaar duren voor er iets verandert. Wil ik daar wel op wachten?”
Of hij soms spijt heeft van zijn aankoop? “Spijt zeker niet. Eigenaar worden was nodig om tot een aantal inzichten te komen”, vertelt Muys. Ontgoocheling is misschien een beter woord. Er is de ontgoocheling in de buurt, die meteen de hakken in het zand zet als een parkeerplek dreigt te verdwijnen. De ontgoocheling in het lokale beleid ook, dat er volgens hem niet in slaagt om alle sociale lagen op één lijn te krijgen.
Tussen de lijnen lijkt hij ook een beetje ontgoocheld in zichzelf. Het is een muur waarop jonge stedelingen wel vaker botsen: de droom van een ‘bruisende stadswijk’ valt in de realiteit weleens slecht op de maag. Het is niet dat hij “het geloof in samenleven met een grote groep mensen” kwijt is, benadrukt Muys. “Maar ik merk dat het me op dit moment niet lukt, dat ik als individuele eigenaar weinig vat heb op het gedrag van anderen. Zelf ben ik wellicht ook een stukje van dat probleem.”
Antropologe Ruth Soenen heeft vanuit haar onderzoeksbureau Simply Community talloze buurten onder de loep gelegd en ziet een paradox: “Er is die typisch Vlaamse wooncultuur die inhoudt dat als je geld in die ene locatie steekt, je ook sociaal moet investeren. Zeker gezien onze kijk op wonen: als we een huis kopen, zien we ons daar bij wijze van spreken al doodgaan. En mensen worden vandaag graag gezien als ‘iemand die iets doet voor de buurt’.”
Dat heeft volgens haar “in een tijdperk van antistemmen” tot een opvallende revival van de burengroepen geleid. Alleen: als je naar die groeperingen kijkt – van buurtinformatienetwerken (BIN) die de veiligheid bewaken tot wijkcomités die speelstraten organiseren – zie je vaak een sterke homogeniteit. “Zeker als mensen lang verbonden zijn aan een gemeenschap, sluipt er een uniformiteit in het denken. ‘Hier wordt het gras tot op zoveel millimeter getrimd.’” Dat maakt het niet altijd makkelijk voor nieuwkomers, “en die betrokkenheid bij de buurt doorstaat de tand des tijds vaak niet”.
Op dat vlak is de wetenschappelijke literatuur best treurig. “Er is eigenlijk geen enkel bewijs dat eigenaarschap leidt tot een betere sociale cohesie binnen de buurt”, zegt De Decker, die het een “romantische droom” noemt. “Een kind krijgen heeft op dat vlak een veel grotere impact. De belangstelling voor de buurt groeit dan vaak, maar ebt ook weer weg als de kinderen het nest verlaten.”
Vonk voor zingeving
Zou het kunnen dat ik mezelf blaasjes wijsmaak? Dat het vat vol ideeën – zoals de naïeve gedachte dat een mooi onderhouden straattuin ook andere bewoners kan inspireren om zorgzamer met de buurt om te gaan, en naast vlinders en bijtjes ook dialoog kan aantrekken – straks langzaam leegloopt in de vaart die hier voor de deur passeert?
Voorlopig verkies ik om nog een tijdje in Pete Davis te geloven, die in zijn boek Dedicated: The Case for Commitment in an Age of Infinite Browsing een pleidooi houdt voor verankering. De mentale keuze om je voor langere tijd aan één plek en één gemeenschap te verbinden, kan volgens hem een vonk zijn voor meer zingeving.
Alleen hoeft die keuze niet per se vast te hangen aan eigenaarschap, stellen zowel Davis, De Decker als Soenen. “We gaan er nogal snel van uit dat huurders geen bijdrage kunnen leveren omdat ze niet heel erg lang geëngageerd zullen zijn, terwijl ook korte of vluchtige contacten heel betekenisvol kunnen zijn”, aldus Soenen.
Ze verwijst naar de Begijnhofsite in Hoogstraten. “Nadat de bewoners dat stukje erfgoed in eigen handen namen, kwamen er zowel eigenaars als huurders wonen. De ene werd niet negatiever bekeken dan de andere. Beide groepen bleken even sociaal betrokken.” Voor het sociale weefsel van een buurt hoeft het dus geen issue te zijn dat starters door de hoge vastgoedprijzen vaak wat langer (moeten) huren.
Voor hun stressniveaus evenmin. Bij de sleuteloverhandiging kregen we plots te horen dat ‘de lichtstraat soms een beetje lekt als het hard regent’. Maanden later zijn we er nog steeds niet uit of we simpelweg moeten repareren, grondig isoleren of totaalrenoveren. Toch nog maar eens naar premiezoeker.be kijken.