InterviewRuben Verwaal
‘Vrij stromend bloed, zweet en ander lichaamssap was vroeger heel gewoon’: een kleine geschiedenis van onze lichaamssappen
Oorsmeer, speeksel, urine, zweet, pus en menstruatiebloed: lichaamssappen roepen vooral schaamte, verlegenheid en walging op. Maar dat is niet altijd zo geweest, vertelt historicus Ruben Verwaal in zijn boek Bloed, zweet en tranen. ‘Urine, pus, zweet waren ooit gegeerd. Ik hoop dat die kennis onze verkrampte houding wat ontspant.’
“Dat krijg je door al dat stigma op zaad. Dan blijft alles verborgen waardoor er om de zoveel tijd een man opduikt die dan 500 kinderen heeft rondlopen, zoals nu opnieuw”, zegt Ruben Verwaal (37). “Ik zie dat heimelijke in verband met zaadbanken en onvruchtbaarheid niet snel verdwijnen. Mannen die slecht zaad hebben, zijn nog altijd doelwit voor flauwe grappen over hoe ze geen echte man zouden zijn. Dat idee dat zaad je mannelijkheid zou bepalen, slepen we al eeuwen mee.”
Zelf had hij als kind een ‘lastige relatie met plassen’ en als onderzoeker is Verwaal gebiologeerd door de paradox van onze lichaamssappen: ze zijn essentieel om in leven te blijven, maar toch hebben we er vaak een problematische relatie mee.
“Als baby boeren we melk op en laten we de plas en poep vrijelijk lopen”, zo schrijft de wetenschapshistoricus (Erasmus MC, Rotterdam) in Bloed, zweet en tranen. “Maar al snel moeten alle vochten vastgehouden worden en pas op gezette momenten worden weggespoeld. Bedrijven creëren speciale kolfruimtes voor lacterende medewerkers op kantoor, want stel je voor dat er moedermelk op de werkvloer gesignaleerd wordt: een verstoring van de goede orde! Enorme zweetvlekken onder de oksels tijdens de nieuwjaarstoespraak? Een afgang. Kinderen die in hun broek plassen, worden uitgelachen. Huilende en zwetende mensen worden snel als onzeker gezien.”
Waarom dook u in de geschiedenis van onze lichaamssappen?
“Ik wilde weten hoe het komt dat mijn oma tijdens een wandeling in het park plots kon verdwijnen om daarna uit de bosjes tevoorschijn te komen met de woorden: ‘Beter in de wijde wereld dan in een nauwe buik’, terwijl mensen nu fikse boetes krijgen voor wildplassen. Vaak wordt onze negatieve band met lichaamssappen psychologisch verklaard. Maar de geschiedenis leert dat het ook heel wat met cultuur, bijgeloof, politiek en religie te maken heeft én dat de houding tegenover onze lichaamssappen niet altijd zo negatief is geweest. In het antieke Griekenland werd het zweet van atleten verkocht aan fans, pus was lang een middel dat erg in trek was om wonden mee te genezen en urine was een gouden product dat fungeerde als meststof, schoonmaakmiddel in de textielindustrie, middel tegen kwaaltjes, schoonheidswater en vocht waarin artsen ziektes aflazen.”
U bespreekt tien vloeistoffen (speeksel, urine, tranen, bloed, menstruatiebloed, oorsmeer, melk, zweet, sperma en pus). Waarom net die?
“Ik selecteerde de vloeistoffen die bij een gezonde mens regelmatig naar buiten komen. En deze tien hebben in de geschiedenis ook heel wat teweeggebracht.”
Hoe onterecht is de afkeer?
“Medisch is die meestal misplaatst. Heel veel lichaamssappen zijn helemaal niet vies. Urine is net nadat je hebt geplast steriel. Oorsmeer werkt antibacterieel en is trouwens ook een goed middel om muggen te weren. Moedermelk wordt geprezen als de beste babyvoeding. Ook zweet, sperma en tranen zijn helemaal niet onhygiënisch.”
Bij tranen denk ik sowieso niet aan walging.
“Nee, maar tranen wekken bij de persoon die ze laat wel vaak schaamte of verlegenheid op. Er is dus ook een negatieve emotie aan gekoppeld, zeker bij mannen. Dat was voorheen niet zo. Tranen werden gezien als teken van zuiverheid, huilende mystici of Madonna’s werden aanbeden. Vooral de achttiende eeuw was de gouden eeuw van de tranen. In romantische theaterstukken werd veelvuldig gehuild, ook door mannen. Bovendien werd het door artsen aangeprezen als essentieel voor de gezondheid. De Leidse professor chemie en geneeskunde Hieronymus Gaubius werd geconfronteerd met een man die zijn broer verloor maar zijn verdriet niet uitte en dood neerstortte. Daaruit maakte hij op dat je tranen van verdriet of pijn maar best laat stromen.”
Hoe is de schaamte over tranen dan ontstaan?
“Charles Darwin en Sigmund Freud hebben daar een groot aandeel in. Darwin stelde in zijn boek De uitdrukking van emoties bij mens en dier dat tranen zinloos zijn en slechts de onwillekeurige overblijfselen van een overgeërfde gewoonte. Ook poneerde hij dat vooral mannen zelden huilen. Freud versterkte het idee nog dat huilen iets was voor hysterische vrouwen.”
Ook moedermelk associëren we toch niet meteen met afkeer?
“Nee, maar de borst geven in de publieke ruimte wekt controverse op, op het werk moeten vrouwen kolven in een apart hok en moedermelk is doordrongen van moraliteit. Er worden allerlei deugden en plichten aan gekoppeld.
“Lange tijd was dat niet zo en werd de melk vooral geprezen. Verhalen uit de middeleeuwen gaan over de bovennatuurlijke krachten ervan en de Grieken, Romeinen en middeleeuwers zagen het als een geneesmiddel tegen een rits ziektes. Maar in de zeventiende en achttiende eeuw flakkerde een hevige moedermelkmoraal op, uitgedragen door paternalistische mannen. Zo was het in rijke families heel lang de gewoonte dat nieuwe moeders een min inschakelden voor de borstvoeding. Eeuwenlang hielpen ook armere vrouwen elkaar uit de nood wanneer de borstvoeding niet goed liep. Maar de nieuwe moraal luidde dat vrouwen hun moederlijke plichten moesten vervullen en zelf de borst moesten geven. Voor de Franse filosoof Jean-Jacques Rousseau begon een betere samenleving zelfs bij borstvoeding. Koningin Marie-Antoinette zette een grote borstvoedingscampagne op en het koninkrijk Pruisen verplichtte het zelfs in 1794.”
Hoe verhoudt zich dat tot moderne moedermelkcampagnes?
“Er zijn gelijkenissen. La Leche League, een globaal netwerk om ouders te helpen bij borstvoeding, benadrukt de voordelen van borstvoeding en de essentiële rol van de moeder in de maatschappij. Dat past in de eeuwenoude traditie om de zogende moeder op een voetstuk te plaatsen als symbool van zorgzaamheid en onbaatzuchtige goedheid. Ook vandaag willen we liefst dat vrouwen de borst geven, maar dan niet te zichtbaar. Dat geeft vrouwen soms stress. Natuurlijk is moedermelk heel gezond voor baby’s, maar het is niet voor iedereen weggelegd. Vrouwen die daarmee zitten wil ik er graag op wijzen dat zelf de borst geven zeker niet altijd de norm is geweest. Midden negentiende eeuw kwamen de vervangproducten voor moedermelk op de markt en vanaf toen is het heel erg in geweest om baby’s vooral met poeders te voeden. Misschien moeten we ook het concept van de min opnieuw invoeren? Die traditie zou ook hedendaagse vrouwen kunnen helpen.”
Niet zelden blijkt wat we als modern beschouwen, zoals tampons en borstkolven, eeuwen oud. De eerste bloedtransfusie dateert uit 1667?
“Ja, maar het was een riskante voorloper. William Harvey had enkele decennia voordien de bloedsomloop ontdekt en in zijn spoor experimenteerden collega’s met injecties om van alles aan bloed toe te voegen. De volgende stap waren bloedtransfusies tussen dieren. Maar in 1667 organiseerden Britse artsen een bloedtransfusie van een lammetje naar Arthur Coga, een student die aan een vorm van krankzinnigheid leed. Als bij wonder overleefde hij. Maar later stierf iemand aan een bloedtransfusie en werd het verboden. Pas begin 20ste eeuw dook de praktijk weer op, in de Eerste Wereldoorlog. Gelukkig was tegen die tijd bekend dat je bloed van dezelfde bloedgroep moest krijgen.
“Dat vroege experiment met het lammetje illustreert hoe nieuwe wetenschap en achterhaalde ideeën vaak in elkaar haken. Want er was geen medische motivatie. Het idee was dat het onschuldige karakter van het lammetje de onstuimigheid van de mentaal getroebleerde student zou onderdrukken, via het bloed. Zeer lang hebben mensen geloofd dat er in bloed karaktereigenschappen zaten. In Japan is het nog altijd gangbaar om mensen in te delen per bloedgroep, wat dan wordt gekoppeld aan karaktertrekken.
“Ook pogingen om op bloed gebaseerde therapieën in te zetten als anti-aging zijn oud. Begin twintigste eeuw gaf de Russische arts Alexander Bogdanov, gespecialiseerd in bloedtransfusies, zichzelf eens hij de vijftig voorbij was transfusies met bloed van een dertig jaar jongere vriend. Hij zag er naar verluidt geweldig uit en had geen last meer van kaalheid en andere ouderdomskwalen.”
Wat vond u zelf de meest opmerkelijke geschiedenis?
“Die van menstruatiebloed, die druipt van de vrouwenhaat. Dat gaat van Plinius de Oudere die in eerste eeuw al schrijft dat er niets onheilspellender is dan menstruatievocht, dat wijn doet verzuren en gewassen onvruchtbaar maakt, tot de Weense kinderarts Bela Schick die begin negentiende eeuw experimenten deed met bloemen in water waar menstruatiebloed aan was toegevoegd om aan te tonen dat dat bloed schadelijk was. Ik was met verstomming geslagen toen ik in de werken van artsen las over het vermeende gif dat in menstruatiebloed zou zitten. En dan vooral omdat wetenschappers daar tot in de jaren zeventig onderzoek naar hebben gedaan. Het is een sterk voorbeeld van hoe folklore en seksisme de wetenschap kunnen beïnvloeden.”
Zijn we vandaag in het reine met menstruatiebloed?
“Het is al stukken beter want er is veel meer bespreekbaar. Er is ook wetgeving, zo biedt Schotland als eerste land aan wie het niet kan betalen gratis maandverband en tampons aan. Steeds meer onderwijsinstellingen doen dat nu ook. Toch is het taboe niet weg. Kijk alleen al naar het feit dat er nog altijd heel weinig onderzoek wordt gedaan naar menstruatie.”
Opvallend is dat Plinius de Oude tegelijkertijd ook poneerde dat menstruatiebloed een geneeskrachtige werking had tegen tumoren, verlamming en epilepsie. Hoe uitzonderlijk is die ambigue houding?
“Wel meer lichaamssappen zijn zowel erg positief als erg negatief bekeken, al was dat meestal in periodes die op elkaar opvolgden. Zo was speeksel lange tijd een gewild goedje. In het antieke Griekenland kon je heilige honden in de tempels van Asklepios, de god van de genezing, aan je wonden laten likken. Tot ver in de achttiende eeuw werd speeksel door medici gezien als helend en het was nog langere tijd een huis-tuin-en-keukenmiddel tegen allerhande kwaaltjes. Spugen was ook niet aanstootgevend. Maar toen de Spaanse griep en tbc vele levens eisten, is daar een enorme ommezwaai in gekomen, met strenge overheidscampagnes om vooral je speeksel binnen te houden.”
Is er een moment waarop onze band met lichaamssappen problematisch werd?
“Globaal genomen zie je dat er vanaf de negentiende eeuw, met de komst van riolering, de ontdekking van bacteriën en ziekteoverdracht, een cordon sanitaire wordt gelegd rond onze sappen. Dat was soms terecht als ziektepreventie. Maar vanaf dan moesten alle vloeistoffen zoveel mogelijk uit het openbare leven verbannen worden.”
U benadrukt ook dat de grens tussen wetenschap en volkse gebruiken vaak minder afgelijnd is dan we aannemen?
“Ja. Neem vaccinatie. In zestiende-eeuws China al werden de uitgedroogde pokkenblaasjes verzameld van mensen die een lichte vorm van de pokken hadden overleefd. Die blaasjes werden gedroogd en fijngemalen tot een poeder dat men in de neusgaten blies, waardoor mensen met een lichte variant van de pokken werden besmet. Zo waren ze beschermd.
“Die methode had zich tegen begin achttiende eeuw al verspreid naar India, het Ottomaanse Rijk, Ethiopië en West-Afrika. En ook naar Turkije. Daar zag Lady Mary, een Britse vrouw van adel, hoe moeders op het platteland kleine hoeveelheden pokkenpus van een zieke kind namen, een sneetje in de huid van gezonde kinderen maakten en daar wat van die pus inwreven. Maar één Britse arts nam de aanpak over en er was ook veel verzet. In 1789 kwam Edward Jenner dan met een veiliger variant op dat principe waarbij hij mensen injecteerde met koepokken, waarna ze beschermd waren tegen de pokken. Dat waren de eerste vaccins.”
Vindt u dat we nu te rigide omgaan met onze lichaamssappen?
“Tot op zeker hoogte is het logisch, want we hebben kennis van bacteriën en besmettingsgevaar. Maar waarom zou je je ongemakkelijk voelen omdat je zweet of menstrueert? Dat is absurd. Die vloeistoffen zijn niet giftig of zo. Ik hoop dat de verhalen uit het verleden het voor mensen makkelijker maken om een en ander te relativeren. Het zou mooi zijn mochten we in gênante situaties kunnen denken: vroeger waren vrij stromende sappen als plas, zweet, bloed en tranen heel gewoon.”