ReizenTroödosgebergte
Het Cyprus dat je niet in de reisbrochures ziet: wandelen in de woeste bergen
Ver weg van toeristische stranden en Engelse pubs ligt het Troödosgebergte. Wilde bergpassen, spookdorpen en geen meter asfalt: dit is beslist niet het Cyprus uit de geairbrushte reisbrochures.
Het is acht uur ’s ochtends wanneer Tasos een zivania voor onze neus schuift, een lokale brandewijn. Hij kijkt ongerust naar buiten, voorbij de zes katten die knus bijeengekropen zijn op de vensterbank, en pookt het vuur in de stoof nog eens aan. Bliksem flitst over het dorp, hagelbollen zo groot als knikkers knetteren op het dak. “Zeker dat jullie vandaag gaan wandelen?” vraagt hij. We knikken. Tasos zucht, zet zich neer en richt zijn aandacht weer op de tv, waar een jonge Pamela Anderson in een rood badpakje over het strand paradeert. Je ziet hem het zo denken: die zotten kunnen wel een lik zivania bij het ontbijt gebruiken. Als brandstof.
Tasos is een van de zes inwoners van Mylikouri, een dorpje in het Troödosgebergte. Gelukkig voor ons baat hij er een kafeneio uit. In eender welk dorp in Cyprus, hoe klein ook, vormt zo’n koffiehuis het middelpunt van de gemeenschap, waar (vooral) oudere mannen de krantenkoppen bespreken rond een prutje Turkse koffie. Al noemen ze dat hier Cypriotische koffie. In het café van Mylikouri, waar naast de familiefoto’s kiekjes van de lokale clerus hangen, zijn wij evenwel de enige klanten. Het dorp is jaren geleden leeggelopen.
Het tekent de contreien die we drie dagen lang te voet doorkruisen. Ver weg van het massatoerisme aan de kusten liggen ingeslapen gehuchten, vergeten door God en klein pierke. Het Troödosgebergte toont een Cyprus van een andere tijd, van senioren met platte petten die hun huis enkel verlaten in hun zondagse pantalon. Een Cyprus waar geen local een kerk passeert zonder binnenin alle religieuze iconen een kus te geven. En vooral: een regio waarin je een hele dag kan wandelen zonder een mens te kruisen.
Koper of cipressen
Een dag eerder vertrekken we onder een staalblauwe hemel. We volgen een oude pelgrimsroute die Pafos, aan de kust, verbindt met het klooster van Kykkos in de bergen. De paden, onlangs gereconstrueerd op basis van een kaart uit 1882, leiden dwars door het bos van Pafos, een woud van 600 vierkante kilometer. Ter referentie: het Zoniënwoud palmt 45 vierkante kilometer in. “De natuur mag sinds de jaren dertig haar gang gaan”, zegt Savvas Iezekiel van het departement voor bosbouw, die ons een dag vergezelt. “Toen hebben we alle herders met hun schapen verhuisd naar de randen van het gebied en konden de bomen vrijuit groeien.”
De bomen gaven gewillig gehoor aan die oproep. Het groen strekt uit zo ver onze ogen reiken. Wat een contrast met de dorre laaglanden. We wandelen over slingerende paden door schijnbaar eindeloze bossen – diep uitgesleten valleien vol Turkse en zwarte dennen, libanonceders en gouden eiken, naar de onderkant van hun bladeren die glanzen als een juwelenkistje. Op een bergwand flitst een Cypriotische moeflon weg, een wild schaap dat ooit bijna uitgestorven was. Slechts vijftien dieren bleven over. Dankzij hun beschermde status en een succesvol kweekprogramma grazen er opnieuw drieduizend moeflons in het wild. De Cyprioten zijn er zo trots op dat ze het dier op hun euromunten zetten.
De enige tekenen van beschaving zijn de oude kopermijnen die Savvas af en toe aanwijst. De Romeinen mijnden hier al. Mogelijk dankt Cyprus zijn naam zelfs aan de Latijnse benaming van koper, cuprum, al kan die ook stammen van de cipressen die hier talrijk aanwezig zijn. Het gebrek aan mensen betekent trouwens niet dat deze paden nooit druk bewandeld zijn. Ze behoren tot de oudste van het eiland. Niet alleen de pelgrims frequenteerden de routes, dat deden de ezeldrijvers evenzeer – sommige blote boomwortels vertonen nog slijt van de hoefijzers van de dieren – net als schapenherders en handelaars. En in de jaren vijftig verschuilden Grieks-Cypriotische guerilla’s, kampend met de Britse koloniale macht, zich diep in het woud. Sommigen verkleedden zich als monnik om ongemerkt hun hinderlagen op te zetten. Savvas wijst naar de doorgezakte takken van een groepje dennenbomen. “Vroeger telde Cyprus minstens zeventigduizend ezels. Onder deze bomen lieten de dorpelingen dode dieren achter. Hier verzamelden zich zoveel vale gieren dat de bomen ervan kromden.”
De heuvel zag zwart van de gieren, herinnert Savvas zich. Verbeterde hygiëne en veterinaire wetten maakten komaf met de praktijken, waardoor de gieren het moeilijk kregen. Nu voedert zijn departement de volhouders bij.
Bejaarde bomen
Aan een kabbelend riviertje, waar herders ooit verzamelden, doet een hut dienst als picknickplaats voor hikers. Wat verderop staan twee stokoude olijfbomen. “Minstens vijfhonderd jaar oud, mogelijk zelfs achthonderd”, duidt Savvas. De bomen zien eruit als kranige bejaarden – ietwat ineengedoken, gebukt onder de zwaarte van hun eigen lange leven en met diepe groeven als rimpels in hun bast, maar ook halsstarrig dat finale enkeltje richting woon-zorgcentrum weigerend. “Er groeien nog altijd olijven aan. Vroeger, voordat het bos van Pafos beschermd werd, behoorden de bomen de dorpelingen toe. Al staan we nog altijd oogluikend toe dat ze komen plukken.”
Minder tolerant is hij voor de hoteluitbaters – “zotten”, dixit Savvas – die hier af en toe zo’n kanjer omhakken om de lounge van hun logement mee op te leuken. Daar kunnen we inkomen. Als je als boom de kruistochten, de Ottomaanse en de Britse koloniale tijd, de onafhankelijkheidsstrijd en de Turkse invasie overleeft, is het inderdaad erg lullig om finaal te eindigen als decoratie.
In de hut opent Savvas plastic zakken met huisgemaakte rozijnen en gedroogde vijgen. Ideaal krachtvoer voor een onderneming van lange adem. “Vroeger produceerde iedere familie fruit, kaas, eieren en vlees voor eigen gebruik. Die kennis ging helaas verloren toen mensen naar de stad verhuisden”, sakkert hij. Nochtans is Cyprus een ware tuin van Eden voor mensen met groene vingers. “Van de zee tot de hoogste toppen van Troödos groeit werkelijk alles: van citrusvruchten over bananen, mango’s en ananassen tot appels en kersen. Op tien kilometer afstand vind je hier een hele resem aan microklimaten en habitats. Vandaar dat de biodiversiteit zo rijk is.” Waarop hij een reeks inheemse planten en dieren opsomt, soorten die enkel op dit eiland voorkomen. Die rijkdom dankt Cyprus aan zijn ligging, als scharnier tussen drie continenten, Europa, Afrika en Azië.
Een eeuwigheid geleden ontstond het eiland door een botsing van aardplaten, waarbij – en dat is zeldzaam – zware oceanische korst over lichtere continentale korst schoof. Dit is een van de weinige plekken op aarde waar wetenschappers die oceaankorst kunnen bestuderen zonder in zee af te dalen. Het is bijzonder om op de bodem van de oceaan te stappen, 1.000 meter boven de zeespiegel.
In het Troödosgebergte wandel je geen meter vlak. Na een lange, gestage beklimming bereiken we een bergtop. Op 1.150 meter hoogte staat daar op een bordje: “Doxa si o Theos. Bedankt, God, vanaf hier gaat het enkel bergaf.” Linksaf leidt het pad naar het klooster van Kykkos, maar wij draaien rechtsaf. Helemaal tot in de Mylikouri, waar Tasos wacht met een frisse pint, “een traktatie van de voorzitter van het dorp”, een bord dampende halloumisoep, knoflookfrieten en een karaf zelfgemaakte wijn. Op basis van zijn postuur gokken we dat Tasos al geen bergwandeling meer maakte sinds Mylikouri nog een bloeiende gemeenschap was, maar de man weet verdomd goed wat hikers nodig hebben na een afmattende dag onderweg.
In een weide vol wildbloemen wenkt een imker ons. Hij heeft onze wandelschoenen gezien. Zelf stapt hij elk jaar de route die apostelen Paulus, Marcus en Barnabas door de bergen aflegden om Herakleitos te dopen, de man die later het christendom verspreidde in Cyprus. “Dan trekken we met het hele dorp op pad”, zegt de imker. Dit eiland is diepgelovig, dat zeiden we al. Vooral in het Troödosgebergte uit zich dat in kerken die er langs buiten niet bijster bijzonder uitzien, maar binnenin schatten herbergen. In het klooster van Sint-Johannes Lampadistis in Kalopanagiotis vallen onze monden open van verbazing, zo indrukwekkend zijn de fresco’s. Geen wonder dat Unesco hierin werelderfgoed zag.
In een dal dat wat op de Ardennen lijkt, doorwaden we een keer of tien dezelfde rivier. Zo groen en vochtig hadden we Cyprus nooit verwacht. We wandelen door een kerkhof van wijnranken en langs bloesemende amandelbomen. De vruchten gebruiken de locals onder meer in hun snoepgoed, soutzoukos – aan een touwtje geregen amandelen die een keer of zeventien in een dik kooksel van druivensap worden gedipt. Gedroogd zien soutzoukos eruit als bruine worsten, al smaken ze lekkerder dan die beschrijving klinkt.
Bovenop een bergkam breekt de hel weer los. Akkoord, met dit artikel willen we aantonen dat Cyprus meer is dan zon en zee, maar zo letterlijk hoeft niet. “Het regent verdorie tien dagen per jaar”, vloekt fotograaf Pantelis. Maar pas na de regen appreciëren we de zonneschijn. De hemel klaart op en de omgeving trakteert ons voor zo veel doorzettingsvermogen. 360 graden rondom ons strekken bergen zich uit. Achter ons zien we sneeuw op de hoogste toppen van Troödos, kleine toefjes die de bergen bijna transparant doen lijken, alsof iemand er een doekje kant over heeft gedrapeerd. Aan de horizon: de Baai van Morfou, in het door de Turken bezette gebied van Cyprus. Op een heldere dag reikt het oog tot aan de besneeuwde pieken van het vasteland van Turkije. Om het plaatje compleet te maken, verschijnt er onder ons een regenboog. Wauw! De volgende ochtend ontwaken we in Kalopanagiotis met een tapijtje sneeuw. Cyprus meer dan zon en zee? Quod erat demonstrandum.
Ook hiken door het Troödosgebergte?
Erheen Ryanair vliegt tweemaal per week vanuit Charleroi naar Pafos.
Inspiratie voor korte en langere wandelingen vind je op:
visitcyprus.com, mytroodos.com, marathasatrails.com
De toeristische dienst van Cyprus werkt momenteel aan een langeafstandsroute doorheen de bergen. Een app met alle trails verschijnt later dit jaar.
Slapen
Op het platteland van Cyprus is vooral agrotoerisme populair: slapen in historische of traditionele huizen die omgebouwd zijn tot kleinschalige hotels of appartementen. Wij sliepen onder meer in het charmante Maison Elena in Kalopanagiotis. Zie agrotourism.com.cy voor meer adressen.
Proeven
Het milde klimaat van de lager gelegen delen van Troödosgebergte leent zich prima tot wijnbouw. De traditie heeft diepe wortels – zo pronkt de regio met de oudste geëtiketteerde wijn ter wereld, Commandaria, waarvan koning Richard Leeuwenhart op zijn huwelijk in de twaalfde eeuw al zei dat het “de wijn der koningen en de koning der wijnen” was. Ook nu vind je overal lekkere wijn voor een prikje. Zet je in Kalopanagiotis eens naast het haardvuur in KafeOinos. Als Amélie Poulain van Guns N’ Roses hield en een wijnbar begon in Cyprus, dan zou die er zo uitzien.