Blik op BelgiëGent
De laatste horlogemaker van Gent: ‘Ik heb geen zin om mijn kennis door te geven. Ik neem het liever mee in het graf’
De laatste horlogemaker van Gent, zo kan Eric Antrop (71) zich tot zijn verbazing noemen. Achter zijn winkelraam aan de Charles Andrieslaan tikt een gigantische klok onvermoeibaar uren en minuten weg.
Het atelier doet denken aan de studeerkamer van professor Perkamentus uit de boeken van Harry Potter. Er tikt, ratelt, slaat, koekoekt en tingeltangelt van alles. Het is altijd later dan je denkt: aan die gedachte valt hier moeilijk te ontsnappen.
Met zijn grijze baard en lange haren lijkt Antrop zelf op het schoolhoofd van Zweinstein. Hij rolde per toeval in het vak, daar in dat verzonken jaar 1967. “Mijn ouders waren aan het scheiden”, zegt hij. “Dat merkte je aan mijn schoolresultaten. Ik geloof dat ik eenentwintig buizen had.”
Hij had toen juist een bootje gerepareerd voor een nichtje. “Dat was fijn werk, met dat elektrische motortje. Mijn tante zei bewonderend: jij zou nog een goede horlogemaker zijn. Dat zag ik wel zitten. Mijn vader was garagist, ik had hem vaak genoeg in een doorweekte overall verkleumd zien vloeken op een auto. Ik dacht: dan liever kleine tandwielen en radertjes, achter mijn werktafel bij de warme chauffage.”
Hij ging in de leer bij een horlogemaker in Merelbeke en werd later halve gast. “Het viel nog niet mee om een patron te vinden. Het heeft mij zes jaar gekost om het vak te leren, bijna even lang als een dokter voor mensen.”
Edel beroep
Horlogemaker was destijds een edel beroep, met fijne heren netjes in het pak. “Ik stak daarbij af, met mijn onwil om een kostuum te dragen en haar dat ik zoals The Beatles liet groeien. (lacht) Het is nog altijd niet geknipt. Ik vrees dat ik in de sixties ben blijven hangen.”
Het poenige van Cartier, het patserige van Rolex: het is ver te zoeken in het sobere atelier waarboven Antrop woont. Vroeger had hij een eigen winkel, maar naar eigen zeggen werd hij door twee opeenvolgende echtgenotes financieel uitgekleed. Gelukkig vindt hij geld niet belangrijk, wel de liefde voor zijn stiel. “Mijn vrienden begrijpen niet als ik een klokje dat ik heb gerepareerd liever voor mijzelf houd dan het te verkopen voor het drievoudige. Maar ik zie dat klokje graag staan. Het is met liefde door een voorganger gemaakt, soms wel twee- of driehonderd jaar geleden. Ik geniet ervan dat dan weer in orde te kunnen zetten. Je wordt telkens weer geconfronteerd met problemen en elk probleem is anders. Je moet je grijze cellen gebruiken en dat houdt je gezond.”
Ik zie een weemoedige westminster, een prijzige Atmos en vier anniversary clocks met gouden balletjes die onder een glazen stolp heen en weer wiegelen. “Vaak zijn het familiestukken of dingen met sentimentele waarde, zoals het zakhorloge van bompa. Een jonge vrouw koopt op een rommelmarkt een schattig vintage klokje voor 10 euro. Begin dan maar eens uit te leggen dat het 270 euro kan kosten om dat weer aan de praat te krijgen.”
Wegwerp en junk
Vroeger had je op elke hoek een café en verderop in de straat een horlogemaker. Eric Antrop heeft ze een voor een zien verdwijnen, toen wegwerp en junk de wereld veroverden. Vorige week nog zei een madammeke: “Jij moet tweehonderd jaar worden, waar moeten wij anders naartoe?”
Wat voelt de laatste der Mohikanen? “Verwondering”, zegt hij na een korte stilte. Ik herinner mij nog levendig dat ik als jonge gast het beroep van mijn baas op zijn pas zag staan: uurwerkmaker. Ik droomde ervan dat zelf te kunnen worden. Later is mijn baas mij komen opzoeken in mijn winkel. Hij zei: ‘De leerling heeft de meester overtroffen’.”
Nu vragen jongelui of ze bij hem de stiel kunnen leren. Hij merkt echter al vlug als ze het niet doen uit liefde voor het vak, maar om er munt uit te slaan. “Ik heb geen zin om mijn kennis door te geven; ik heb zelf te hard moeten knokken. Ik weet wat ik kan en neem het liever mee in het graf. Noem het een wraakgevoel van vroeger. (lacht) Ik ben zoals de Katrienspekken.”
Hij verwijst naar Elsa ‘Katrien’ Guyssens, de Gentse volksfiguur die decennialang het gelijknamige snoepgoed verkocht. Het geheim van haar snoepje nam ze mee in het graf, maar onlangs is er wel een straat naar haar vernoemd.
Misschien herinnert er ooit een Antropdreef aan de laatste horlogemaker van Gent.