ReportageParijse mannenmodeweek
Bomberjacks en afzaklaarzen, K-popsterren en ruwe buitenwippers: dit was de mannenmodeweek in Parijs
Wat zeggen de dwangbuisjassen en de hoge broeken, de decors en de randverschijnselen van de Parijse mannenmodeweek voor winter 23/24 over de tijd waarin we leven? Is het gewoon kleding of toch iets meer dan dat?
Noem het kitsch. Noem het marketing. Noem het emotionele incontinentie. Maar voor wie hem hoorde spreken kwamen de woorden van de Frans-Marokkaanse Charaf Tajer, ontwerper van modemerk Casablanca, wel degelijk oprecht over. Voorafgaand aan de show, tegen een achtergrond van een met bloemenslingers versierd Syrisch gevechtsvliegtuig, sprak hij achter een katheder over zijn bezoek aan vrienden in Damascus, waar hij getroffen werd door de veerkracht van de bewoners. Syriërs die zich niet laten kisten door de angst voor bombardementen, maar feesten en dansen als daad van moed en verzet, en het leven onder alle omstandigheden vieren.
“Laten we vluchtelingen niet zien als nummers”, zei hij, “maar als mensen, als gelijken, zonder enige discriminatie. (...) We hebben vandaag een eenvoudige keuze: de tragedie accepteren of ons platform gebruiken om deze belangrijke boodschap te verspreiden. Ik zeg niet dat mode de oplossing is, en sommige mensen zullen misschien zeggen dat het gewoon kleding is. Maar het idee is om onze stemmen te gebruiken om te schreeuwen en alles te doen wat we kunnen om een betere wereld te creëren. Deze collectie is een stuk theater, geïnspireerd door moed, dat de pijn en de schoonheid weerspiegelt waarvan ik getuige was in het oorlogsgebied.”
En daarmee werd, voor wie er ontvankelijk voor is, de show veel meer dan een vrolijke mix van jarenzeventigsilhouetten, hartjesprints en regenboogkleuren. Tajers toespraak was een zoveelste bewijs dat modeontwerpers wel degelijk oog kunnen hebben voor de toestand in de wereld en er – luid of juist subtiel – op reageren. Mode is niet de oplossing, nee, nóóit, maar het is de taal waarin ontwerpers reflecteren op wat er gebeurt, emoties uiten en goede verstaanders aan het denken zetten. Of simpelweg, zoals Tajer: bloemen proppen in de loop van een geweer.
Bomberjacks in oorlogstijd
Bij de show van de Amerikaanse cultdesigner Rick Owens werd de toestand in de wereld een stuk minder zoet vertaald. “Er kleeft iets bitters aan het creëren van een collectie in tijden van oorlog”, schreef hij in de brief bij de collectie, “we willen ons sombere best doen voor een industrie die standvastig moet blijven, maar hebben het gefrustreerde gevoel dat niets genoeg is.”
Owens’ looks waren gitzwart en gothic als altijd, geïnspireerd op Victoriaanse silhouetten, uit de periode waarin seksualiteit zó hardnekkig werd onderdrukt dat je nergens anders meer aan denken kon. Owens’ enige andere kleuren waren grijsgroen, in de vorm van gerafelde jassen en rokken, en flets aubergine, in de vorm van lange bomberjacks van visleer. Opvallend waren de simpele maar knap gedrapeerde zwarte ‘donsdonuts’ die zo strak om het lichaam zaten dat het bijna dwangbuizen werden.
Dat idee – geen kant op kunnen en je los willen maken uit die beknelling – kwam op meer plekken voorbij. Heel letterlijk in de eerste modeshow van kunstenaar Daniel Arsham, die in een piepklein atelier in de Marais vier ingegipste kledingstukken toonde die, eenmaal stukgeslagen en verbrokkeld, werden aangetrokken door modellen die ermee paradeerden en een spoor van gipsklontjes achterlieten.
Ongemakkelijk in design
Bij de show van het Spaanse huis Loewe lag er al decoratief gruis en gips op de vloer voordat de show startte. Het beklemmende zat daar in absurdistisch gevormde, stokstijve minimalistische jassen en overhemden die van koper, tin en perkament waren gemaakt. De combinatie met zachte afzaklaarzen onder blote, behaarde benen, ouderwetse onderbroeken en open ruggen met engelenvleugels gaf de collectie een droeve, maar poëtische ondertoon mee. “Ik hoop dat we een periode ingaan waarin we ons zo ongemakkelijk voelen in design dat we iets nieuws proberen te vinden”, zei ontwerper Jonathan Anderson na afloop tegen Women’s Wear Daily. “Ik heb het gevoel dat minder méér is – maar op een nieuwe manier.”
Ook bij het Nederlandse modemerk Botter, van het ontwerpduo Rushemy Botter en Lisi Herrebrugh, werden enkele modellen gekneveld door truien en jassen strak om de armen en het bovenlijf te knopen. Net als bij Loewe was klassieke kleermakerskunst in de vorm van pakken, mantels en overhemden hier de rode draad, maar dan wel met een diepere laag. Letterlijk, omdat in een aantal looks een soort ezelsoren zaten. Hoekjes die teruggevouwen waren, alsof er een begin was gemaakt om een laagje los te peuteren.
In de woorden van Herrebrugh, na de show: “Je identiteit tevoorschijn pellen en laten zien wie je bent.” Een andere laag was de Caribische achtergrond van de ontwerpers, die terugkwam in de felle kleuren, bikiniprints en verwijzingen naar zee, koraal en vissen. Botter maakt zich sterk voor schone oceanen en experimenteert met textiel op basis van algen. En met nieuwe technieken: hun op de venuskam (een zeeslak) geïnspireerde sneakers, ontworpen in samenwerking met Reebok, komen uit de 3D-printer.
Maar hoeveel lagen er ook onder een collectie liggen, erop geschilderd of eraf gepeld worden: de mannenmodecollecties blijven in het overgrote deel gebaseerd op het aap-noot-mies van de klassieke herengarderobe. Het pak, het overhemd en de mantel dus – hier en daar aangevuld met de cardigan en de parka. Er zijn ontwerpers die er hun hele oeuvre rond gebouwd hebben.
Broeken met drie riemen
Zo presenteert de immer olijke Brit Paul Smith keer op keer perfect zittende pakken met een Britse tailoring waar je u tegen zegt, gecombineerd met zijn kenmerkende kleurrijk gestreepte breisels. Bij zijn show in de Amerikaanse kathedraal aan Avenue George V lag de nadruk op ruiten. Smith toonde een lomere snit dan we van hem gewend zijn, met uitstapjes naar doordeweekse pakken en jakken geïnspireerd op werkmanskleding.
Hermès, sinds jaar en dag aan de mannenzijde gedirigeerd door ontwerper Véronique Nichanian, toonde in het Unesco-gebouw aan de Avenue de Suffren opnieuw hoe oneindig chic en sensueel zijn minimalistische jacks, trenchcoats, sweaters en broeken zijn, veelal uitgevoerd in het voor het huis zo kenmerkende boterzachte leer. Aan de hand van de modellen prijkten extra grote versies van het icoon van het huis: de Birkin-bag.
Ook onze landgenoot Dries Van Noten liet zien hoe goed hij zijn klassiekers kent, en hoe knap hij de basics telkens weer kan heruitvinden. Van Noten showde, op de dag dat de metro’s staakten, in een parkeergarage aan de Avenue de la République. Begeleid door een soundscape van twee livemuzikanten kwamen er double-breasted pakken, doorschijnende tops, parka’s met plantenprint, hoodies en hoge broeken met drie riemen voorbij. Het pronkstuk: een enkellange, straf getailleerde wollen mantel, een monument van verfijning en vakmanschap.
Ongeneeslijke romanticus
Backstage, ergens halverwege de garage op weg naar buiten, verklaarde Van Noten dat hij zich had laten inspireren door wespentailles en brede schouders, maar ook door raves uit de jaren negentig en de planten uit zijn eigen tuin. Want behalve een baken van vlijmscherpe kleermakerskunst is Van Noten eerst en vooral een natuurliefhebber en een ongeneeslijk romanticus.
Nog zo’n romanticus: Kim Jones, de ontwerper achter de mannenlijn van Dior. In een kolossale rechthoekige tent op Place Vendôme toonde hij een collectie die letterlijk gelaagd en bijna vloeibaar was qua silhouet, en ongekend rijk qua materialen en bewerkingen. Op huizenhoge ledschermen werden die tot in detail vergroot: geborduurde lelietjes-van-dalen, letterapplicaties, mesh met koperdraad, kasjmier – alles in duifgrijs, zachtblauw, mokkabruin, maisgeel en roomwit.
Op diezelfde schermen werden de metershoge hoofden van acteurs Gwendoline Christie en Robert Pattinson geprojecteerd, die ‘The Waste Land’ van T.S. Eliot uit 1922 voordroegen. Een gedicht over de teloorgang van de beschaving, waarmee Jones een statement wilde maken over vernieuwing en verandering. Dat gedicht paste wonderwel bij de onderliggende onheilspellende onrust die, naast de verfijning en zachtheid, ook in de show zat: in de parka’s, zuidwesters en bodywarmers met vele bolle zakken die wel reddingsvesten leken.
Eenmaal buiten, na de show, was het alsof de apocalyps inderdaad aangebroken was. Op Place Vendôme, achter meterslange dranghekken, stond een piepjonge, gillende meute te wachten tot de sterren die bij de show waren geweest naar buiten kwamen. Acteur Robert Pattinson, bijvoorbeeld, maar meer nog de K-popsterren du jour, die met name dankzij TikTok over de hele wereld fans hebben. Half januari, tijdens de Milanese mannenmodeweek, traden leden van EXO en Enhypen al aan bij Gucci en Prada, met soortgelijke massahysterie als gevolg. Bij Dior was het onder meer Jimin van supergroep BTS die zijn opwachting maakte.
Krijsende horde
Dat modehuizen Zuid-Koreaanse sterren aan zich binden zegt overigens óók alles over deze tijd. Op de website The Business of Fashion legde Alison Bringé, marketingvrouw bij modeadviesbureau Launchmetrics uit: “We zitten op een omslagpunt, nu Koreaanse invloed het centrum is geworden van de tijdgeest. Merken zoeken naar manieren om wereldwijd invloed te genereren, en Koreaanse talenten zorgen daarvoor.”
K-popsterren blijken ideale merkambassadeurs, omdat ze wat gezeglijker en minder afbreukrisicogevoelig zijn dan westerse rocksterren, zich graag flamboyant-modieus uitdossen en vooral in groeimarkten Zuid-Korea, China en Zuidoost-Azië volgers hebben. En dus ook doorgaans zo coole Parisiens en Parisiennes kunnen doen ontvlammen in extase. Ook voor de deur van Louis Vuitton, dat zijn mannenmodeshow presenteerde in een vierkante megatent op de binnenplaats van het Louvre, stond een krijsende horde.
Onder streng toezicht van potige buitenwippers arriveerden daar Lucien Laviscount (Alfie uit Emily in Paris, in een Vuitton-plooirok), Tyga, Usher, TikTokkers Nic Kaufmann en de Hadban-tweeling, K Trap, Mia Khalifa, Squeezie, Jackson Wang, Jasper Liu, Takanori Iwata en de absolute favoriet: J-Hope van de Koreaanse groep BTS. (Ter geruststelling: op de eerste drie namen na kende ik ze ook niet.) Voor stervelingen van de modepers was het daardoor een hele toestand om de entree te bereiken om aldaar, met uitnodiging en al, ruw door de buitenwippers te worden weggeduwd. Want de hoofdingang was alleen voor vips.
Jas van 250.000 euro
Het gaf een vieze smaak én een kraakhelder inzicht. De Europese schrijvende pers is voor LVMH overduidelijk minder belangrijk dan online-influencers, met name die uit Azië. Bij de huizen Dior en Vuitton van ’s werelds rijkste man Bernard Arnault draait het om groter, sneller, nieuwer, méér. Getagd worden op TikTok. Gedragen worden door nieuwe goden met miljoenen volgers. Azië veroveren om daar nóg meer Vuitton-tassen, riemen en brillen te verkopen. Of de poepsjieke roomwitte mannenjas van Dior, met handgeborduurde lelietjes-van-dalen, die voor de consument een lieve duit van dik 250.000 euro gaat kosten. Ja, dat leest u goed.
Omdat Vuitton na het plotseling overlijden van hoofdontwerper Virgil Abloh eind 2021 nog geen nieuwe mannenmode-ontwerper heeft aangesteld werd er voor deze collectie een beroep gedaan op Colm Dillane van het jonge label KidSuper. In een volvet decor dat de verschillende levensfasen van de mens moest representeren, maar vooral leek op een Ikea-showroom, toonden modellen een goedgemutste, onsamenhangende potpourri van streetwear en klassieke stukken met een hippig sausje. Wie het wilde zien zag de saluutjes aan Abloh, het vakwerk van het atelier en de vele statige lange jassen die dit seizoen domineren. De rest zag vooral de lawaaiige prints, de coryfeeën op de voorste rij en de Spaanse megaster Rosalía die op een auto met supersonische speakers de longen uit haar lijf stond te zingen.
Noem het overdaad. Noem het marketing. Noem het ideeënarmoede. Mode is niet de oplossing, maar het is wél altijd een verhaal.