Binnenkijker
Binnenkijken in Le Cabanon d’O, een Oostendse ode aan Le Corbusier
Wist u dat Le Corbusier ooit in Oostende geweest is? En dat hij daar een Belgische versie timmerde van zijn beroemde Cabanon-huisje? Misschien is dat een verzinsel. Misschien ook niet. Hoe dan ook: kunstenaar William Phlips en Eva Adriaensen wonen dolgraag in hun Cabanon d’O.
“Welkom in Le Cabanon d’O. Le Cabanon d’Ostende.” Twee minuten geleden stonden we nog aan te bellen bij een doodgewoon appartementsgebouw. Nu zijn we op een plek die het midden houdt tussen een kajuit en een cabine. We worden overspoeld door een instant vakantiegevoel. “Dat hadden wij ook toen we hier voor het eerst kwamen”, zeggen bewoners William en Eva in koor.
Twee jaar geleden kochten ze dit appartement, een zogeheten technisch verdiep bovenop een appartementsblok vlakbij de Oostendse vissershaven. Een mini-penthouse op zevenhoog dat uitkijkt over de zee. Vuurtoren Lange Nelle schijnt er elke avond om de twee minuten haar morsecodes binnen. “Een feeëriek moment, Spilliaert live”, glundert William. Hij wijst uit het raam. “Urenlang kan ik naar de boten kijken die de haven in en uit varen. Die bedrijvigheid geeft me een heerlijk gevoel van dynamiek.”
Architectuurkenners merkten de verwijzing naar Le Corbusier vast al op. De inrichting van dit compacte appartement is volledig geïnspireerd op de beroemde Cabanon, gebouwd door de Zwitserse architect in het Zuid-Franse dorpje Roquebrune-Cap-Martin, niet ver van Monaco. Dat is wat je noemt een modernistische blokhut. Piepklein is het: dertien vierkante meter en twee meter hoog. Daarin propte Le Corbusier een inkomhal, eetplek, bureau, bed (voor zijn vrouw, hij legde voor hemzelf een matras op de grond), wc, lavabo, kasten en kapstok. Een keuken is er niet. Corbu at altijd in het visrestaurant ernaast. In zijn vakantiehut zit zelfs een deurtje rechtstreeks naar het restaurant. Le Corbusier zei ooit dat hij meer dan dit niet nodig had.
Het appartement van William en Eva is iets groter. Zo heeft het wel een keuken én een dubbelbed. Maar verder zijn de gelijkenissen treffend. Kijk maar naar de plafondhoge houten lambrisering, de opklaptafels en zitkrukjes. Maar ook de lampen en de wandschilderingen zijn krek dezelfde als die van Le Corbusier. Eva: “Het is de eerste keer dat William en ik echt samenwonen. Dat was even zoeken, want William is echt een maximalist terwijl ik van minimalistisch houd. In Le Corbusier vonden we elkaar, vooral in zijn Cabanon. Samen zijn we diep in het onderwerp gedoken.”
Een deur van hout en vloeken
Hoewel het appartement instapklaar was, besloten William en Eva het bijna volledig te strippen. “Toen we de valse wanden, plafonds en het behangpapier weghaalden, kwam Le Corbusier tevoorschijn”, lacht William. Hij maakte het interieur grotendeels zelf met hulp van wat vrienden, zoals Paul De Braeckeleer van decorbouwatelier De Muur. Ook was er hulp van 0.666, een atelier slash labo op Oosteroever waar circulaire economie en sociaal en maatschappelijk verantwoord ondernemen centraal staan. William: “Een van de troeven is dat schoolverlaters daar een stiel kunnen leren. Maar er gebeurt zoveel meer. Het is een fantastische plek met fantastische mensen.”
De bolle, vuistdikke bootdeur maakte hij samen met een bevriende schrijnwerker. “Met Ferre maakte ik ook de houten Corbusier-zitkratjes. Maar die deur was echt een technisch huzarenstuk waar we wekenlang op gezwoegd hebben. Laten we zeggen dat de deur bestaat uit hout en vloeken. Maar het was het waard. Doordat je óver de deur moet stappen, beleef je het binnenkomen op een heel andere manier. Je stapt echt binnen in een kunstwerk.”
Naast hout is er in het appartement ook veel kleur. En zelfs die ‘mosterd’ haalden ze bij Le Corbusier. De architect ontwikkelde zijn eigen kleurpalet en die verf kun je nog altijd kopen. William: “Kleur is energie. Het heeft de kracht om een ruimte te veranderen. Daarom werk ik er zo graag mee.”
Naast de kleurrijke fresco’s valt vooral de colour blocking in de keuken op. Het koppel behield de originele keuken, maar schilderde de kastdeurtjes. Intussen wonen ze er een dik jaar. Het interieur is af, alleen buiten is er nog wat werk. Er zijn drie terrassen: een groot palend aan de leefruimte, een klein bij de slaapkamer en bovenop het dak nog eentje. William: “Daar willen we een groendak van maken. Voor Le Cabanon van Le Corbusier staat een grote boom. Als hij aan tafel zat, zag hij onder de boom door de zee. Dat wil ik hier ook. Maar dan met een lokale soort, natuurlijk. Een Oostendse Corbusier-boom.”
Vragen wij ons alleen nog af: hoe belandden twee Gentenaars in Oostende? Eva: “William woonde in een groot huis in Oudburg, een soort Wunderkammer vol reissouvenirs waar ook zijn atelier was. Maar hij moest daar vertrekken. Ik huurde en wilde graag iets kopen. Onze zoektocht in Gent was ronduit deprimerend. Dus verschoven we onze blik naar Oostende. We houden allebei van de zee en de sfeer is kosmopolitisch, verre van dorps. Bovendien heb ik alleen maar positieve herinneringen aan Oostende. Zo vierde ik mijn 21ste verjaardag in het Casino en won toen alles.”
William knikt. “Oostende is de perfecte mix van marginaliteit en grandeur.”